Het einde van Bernardus B... 4 r a VOORAL VOOR VROUW Brief aan buurvrouw Kopperse, die weer in het water zit Er was iets gebeurd en de hond had niet geblaft; toen wist ik, dat het water was gekomen v._ „Weet je nog?", vragen wij weer Oud-burgemeester Hoogland protesteert tegen ontslag wij dug 6 Februari 1953 7. HET evacuatiecentrum in de Ahoy-hai te Rotterdam is een op zichzelf staande samenleving Men kan er opstaan, slapen gaan. en zich aan het werk begeven Men leeft er even' onopgemerkt als in de grote-stadswereld buiten de muren. Bernardus B. kwam uit een an dere wereld, waar iedereen bekend was met de namen op de graven van het dorpskerkhof, die de zelfde waren als de namen op de deuren van de huizén. Zün wereld was het afgelegen huis in de polder achter de dijk vsn het eiland. Het huis met de geit. het hondenhok, en de twee bomen. Gisteravond, toen de laatste boot in de schemer langs het dak voer. was het achterhuis ingestort, een boom was verdwenen en de andere stond scheef. Hij zit tussen de duizenden vluch telingen met de boerenpet nog op de oude oren in het grauwe licht van de plafondlampen onder de strakke stalen bogen van de hal. Zijn stoppelig gezicht heeft de grij ze kleur van een tol op het merg verkilde. Schuin voor hem staat een zwangere vrouw tegen de muur ge leund. met zwarte moddervegen koekend aan haar mantel, geluid loos te huilen. Een welpje loopt toegewijd de vloer te vegen. Als hu bij de huilende vrouw komt, kijkt hij haar aarzelend aan. Ze stapt even opzij voor zijn bezempje met een geroutineerd huisvrouwen- gebaar. 1 K merk dat de oude Bernardus B mij aankijkt en begint te praten, op een onwezenlijke hoor- nu-toch-eens-wnt-merkwaardig- toon „Ik werd wakker door een geluid van brekende ruiten," zegt hij. „Het was stikdonker, en dood stil, op een zuigend geluid na, dat ik niet thuis kon brengen. Ik miste iets. Ik wist eerst niet wat. maar ineens wist ik het: er was iets ge beurd en de hond. had niet geblaft; dat was het. En toen wist ik dat het water was gekomen." Hij lachte even verontschuldi gend. en keek onderzoekend of hij mij misschien verveelde met zijn praten. „Op het zelfde ogenblik be gon ons bed te bewegen," ging hij verder. „En ik greep zonder er bij na te denken naar het nachtkastje, waar nog een stompje kaars in moest liggen van de tijd, dat we nog geen electriciteit hadden, maar het lag er niet. Ik vond wel een lucifer. Toen ik die aanstak zag ik dat het kinderbedje van ons klein kind Sttontje ook dreef. Verder wa- ren er geen mensen in huis. dat j was dus een hele geruststelling Moeder, die naast mij lag werd wakker en draaide zich om. waar door het bed begon te schommelen. Ik zei dat ze stil moest blijven liggen, anders sloegen we om, en dat Stientje ook dreef. Ik duwde het bed af van de muur, zodat het in de richting van de kleerkast dreef, want ik moest de kleren zien te redden, anders zaten we zonder, en ik kon niet zwemmen, en moe der ook ïiiet. De Jtleerkast kon van boven open met een half deurtje en misschien had de onderdeur het water nog even tegengehouden. „Je moet Stientje pakken." zei moeder. ..Anders gaat die direct om'" Ik zei rtiaar riikfc.' wanf ik kon niets zien. en ik dacht mjsschien is öa[ al gebeurd. Maar ik was nu toch al bij de kleerkast, dus zei ik tegen moeder, dat ze zich aan de muur vast moest houden, zodat het bed niet om kon slaan, terwijl ik alle kleren uit de kast haalde die ik kon vinden. Schoenen of klom pen waren er niet. maar gelukkig wel veel sokken en een pakje luci fers. Toen ik allee bij mekaar had zonk ons bed. Het water was ijs koud. Stientje dreef nog. en vlak bij ons. zodat moeder haar kon pak ken. Ze werd niet eens wakker. En midden in de kamer dreef het vaasje van mijn dochter Christien. dat kon ik nog net zien bij de luci fer. We hadden haar juist eergiste ren naar het graf gedragen, terwijl ze nog geen achtendertig was. In dat vaasje hadden we altijd bloe men by haar bed gezet toen ze ziek was, en nu hadden we het vaasje in onze eigen slaapkamer gezet, maar zonder bloemen, omdat ze er niet meer was. Ik dacht nog hoe eigenaardig het was, want als Christien had geleefd, was ze ze ker vannacht gestorven van de kou die ook haar ziekte had gebracht, en dan had ik misschien wel tegen de Heer gevloekt, terwijl ik Hem nu prees, omdat hij haar dit niet had laten beleven." T~)e stem van de oude man stokt. ±-' Om ons heen is de Ahoy-hal. Achter ons staat een dominee in een grijs pak gepreoccupeerd te praten met een collega in een don kerblauw pak met' een streepje. ja een woord, een bemoedi gend woord, zodat ze een beetje tot rust komen. Ik heb het er ook al over gehad met de oollega's. Ze zouden de topleiding er over aan spreken." Over de hoofden galmt een me talen luidsprekerstem. „Er is een boodschappentas' gevonden met een paar schoenen. De eigenaar moet zich melden bij de microfoon!" Een jongen van een jaar of veer tien roept tegen een kameraadje: ,,Ik kreeg daarnet een appel joh' Zó'n grote'" En HU wijst met twee vuile handen. Achter me zegt een bitse stem: „Ik zie het al! Die rij ke kapsonesgasten willen natuur lijk geen kamers afstaan!" Door een deur strompelen steeds nieuwe burgers voor dit niemands land binnen. Een oude man met 'n schoorsteenklok in 'n kussensloop over de schouder sloft ondersteund door twee andere grijsaards voetje voor voetje de zaal in. Een jongen van een jaar of twintig staat in de deur stil. en wrikt aan zijn arm. Hij draagt een hondje onder dje arm. De hemel telt de cfagen en nachten dat hij heel zijn kracht concen treerde op het gebogen houden van zijn arm om het dier niet te ver liezen. En nu kan hij hem niet meer strekken Hij wordt vooruit geduwd door de groep die achter hem komt. Hij sjokt de zaal in om opgeslokt te worden door de massa die hem vijandig aanstaart, omdat hij niet het familielid is waar zo smartelijk op wordt gewacht. P zolder lag nog een oude v-/ matras waar we Stientje op konden leggen." zei de oude man naast mij. „Gelukki,i had ik de kleren droog kunnen houden. En toen ik d'e aan had dacht ik pas aan de geit en aan mijn konyn van I ti«n pond We hadden niets ge- hoorö. Ik ben gaan liggen en ik darht nog: misschien is het goed dat ik nog wat slaap, want daar zal voorlopig wel niet veel van I komen. ik zal als enige man in hu-s wol al mün krach*, nodig heb ben Tk had het nog niet gedacht. I of ik sliep. Ik heb lang geslapen, want toen moeder me wakker maakte zei ze dat. het water weer steeg en dat de zolder ook nat werd. "en dat we het dak op moesten. Stientje liep al aangekleed rond en het was vol op dag Ik schaamde me erg, want ik had met gedacht dat ik zo lang zou slapen, en hetwas al dag. dus zouden ze wel gauw komen, zodat ik als man niet eens meer nodig was En ik was niet eens uitgerust, maar stijf en rillerig. We zijn op het dak gaan zitten op de matras, want die werd bin nen toch nat, dus konden we hem ook wel in de regen leggen. Het water klotste over de dakgoot Ik kon verderop nog het huis van Ba rend zien, maar er zat niemand op het dak. Ik wilde ec.r paoiertje in het water gooien om te kijken of het stroomde, want dan zouden de muren het wel niet houden. En toen zei Stientje, dat zü het wel wou doen. en moeder zei: „Laat het kind maar. dan heeft het wat te doen." Maar Stientje gooide een omge vouwen papiertje, zodat het een scheepje werd dat wind had .in de zeilen, en je niet kon zien of het de wind was of de stroom, die het mee nam dus gooide ik nog een olat papiertje, en het stroomde erg. Dat kon je gewoon ook wel zien. maar je blijft toch hopen. Beneden in het huis hoorden we toen ge stommel en gerinkel en ik zei dat we de bomen in moesten, maar moeder zei dat het de kasten wa ren die tegen mekaar op dreven. En toen begon ook de boom te kraken." Hij zwijgt. Twee dagen hebben ze zo gezeten In de storm, de regen, en de sneeuw. met een huilend kind. Aarzelend tussen de boom en het dak Ergens onder het water zaten hun levenskansen verankerd in losgewoelde boomwortels en on dermijnde muren. Maar dat is een groot gat in zijn verhaal. Hij weet er niets meer van. Ru de achteringang van de Ahoy- LJ hal staat gen dokter in een witte jas. en wenkt de mensen, die het er ellendigst uitzien. Hij moet de kracht waarover hij beschikt zuinig beheren, en hy onderzoekt hen met een narde kop en zakelijke bewegingen. Naast hem op een stoel zit een arbeider van een jaar of dertig met een dromerig ge zicht en héldere, groene ogen. Hij was niet op het eiland toer de ramp plaats vond. muar toen hij het hoorde is hij in die verschrik kelijke nacht gaan roeien, drie uur lang, tot hij het huls vond waar zijn vrouw en twee kinderen dood in de kamer dreven. Sindsdien heeft hij geen woord meer gezegd. Zesendertig uur aan een stuk heeft hij door geroeid Vierenzeventig mensen heeft hü gered. Roerloos zit hy op die stoel De duw- en stootbewegingen willen hem niet meer uit de armen. HU zit kaars recht met alle spieren gesoannen. Drie meter van hem af sloft een dichte drom mensen langs een af zetting van touw naar de registra tie-afdeling. By het touw staat een pafierige man met een versleten hoed en zenuwachtig knipperende ogen. Hij geeft uitleg over de man op de stoel, met een zachte toon-' loze stem, als was hij een toeris tenleider met een groen buitenlan ders. „Zesendertig uur heeft hij ge roeid," zegt hij „Hij was setroöwd met miin nichtje, en die is dood. maar hij is een held." De drom schuift verder en de man met de groene hoed beaint weer tegen een nieuwe in haar eigen leed verzonken groep, als kon hy nooit meer iets anders zeggen dan die twee zinnen. „Zesendertig uur heeft hy geroeid" „Wil de vrouw van Jacob van Houten uit Oosterland direct bij de microfoon komen? Er wordt op haar gewacht!" galmt de luidspre ker „En hier is een dringende op roep voor meneer Versluis: de ba by is gewassen en kan worden ge haald!" OEN kwam er een man in 1 een rubberboot," zei de oude man. „Maar ik had het er niet op begrepen, want die rubberboten zinken als ze in prikkeldraad te recht komen, omdat ze dan leeg lopen, en moeder en ik kunnen niet zwemmen. Ik zei legen moe der: „Straks komen er vast houten boten nu ze eenmaal de weg ge vonden hebben". En toen heb ik tegen de man gezegd dat wij al besproken waren door een man in een andere boot. die nog even verderop wat moest gaan doen. en I dat bij by Barend hulp moest gaan I brengen. Wy zagen hem nog wel een uur. 1 want hy moest tegen de stroom op roeien, en toen verdween hij ach ter het huis van Barend, en hy kwam niet terug. En er kwam ook geen andere boot. en in het huls hoorden we ploffen die niet van de kasten kwamen. Moeder zei niets. En toen kwamen ze toch nog. i Twee mannen met een roeiboot zonder spanen tven blonde en een zwarte kerel. Die leek wel een Italiaan, zo zwart was hij. Ze zwommen en liepen achter de boot om haan te duwen. Het heeft een hele tiid geduurd, want het werd weer eb. en ze moesten tegen de stroom on duwen, en ze waren heel moe. En toen kwamen we by een huis waar het water tot even onder de rand van de heg was gezakt, en uit het huis waren vier lijken tot voor de heg gedreven. En die zwarte man zei: „Het is jouw beurt weer". Maar I die blonde zei: „Nee. want die in die boom telt niet". En toen zei "de zwarte: „Die kon ik er niet uit krijgen." Maar toen zei die blonde: „Zo is het net, dus telt die niet mee." Toen is die zwarte naar het huls gegaan om de lijken weer naar: binnen te slepen, terwy] de blonde de boot op haar plaats hield Toen hij klaar was deed hi; op de deur een stuk papier met het ciifer vier en een kruis, en ik dacht: dat h»eft die manmet die rubberboot 1 bij Barend ook gedaan. PUSSEN de groepen bijeen hok- 1 kende vluchtelingen door schuift een pezige kerel op ons af met zwar te ogen en een enorme haardos on der zyn pet. Hij heeft de losse gang van iemand, die zijn kracht bewezen •Heeft, en daar trots on is, H'i komt voor de oude man naast mij staan en kiikt op hem neer met de genegen heid van een sterke vent voor een hoopje mens. dBt slechts bestaat door toedoen van zijn bemo«Ungen Hii I komt alleen maar even kijken, dat is hom voldoende. Als de stilte lang duurt, zegt hij; ..Nou opa. drink jij I maar lekker je koffie hoor, dat zal je 1 goed doen, hahaha!" De oude man kijkt vol ontzag op tegen het werktuig Gods, dat hem van zijn dak is komen halen, ,,'t Is slecht voor mijn hart hoor meneer!", zegt hij dan beverig. De reus heeft het niet verstaan. Hu buigt zich goedmoedig voorover. „Slecht!", herhaalt het mannetje. De lange redder begrijpt met wat hii bedoelt. „Kom nou!", wuift hij weg „Drink jij maar braaf je bakkie koffie leeg! Dat zal je goed doen!" Meteen wipt hy behendig van het blad, dat een langs dravende vrywil- ligster meedraagt, een beker koffie en zet die voor de oude neer. Dan beent hij weg in de richting van de deur. De oude man kijkt aarzelend in de richting van de beker. Hij neemt hem op met een gehoorzaam gebaar, en begint gelaten te slurpen. „Het hoeft niet hoor opa", zeg ik nog, want ik heb wel verstaan wat hij zei over zijn hart, Maar ik heb geen gezag bij hem. Hii drinkt de beker leeg met een hartbrekende toewyding. D\N gaat hy in de ry staan om zich te laten registreren .Hy mag zijn klamme kleren verwisselen voor droge van de inzameling. En in dat kale kleedhok moet het gebeurd zyn. Misschien was het de weeë lucht van desinfectie aan de vreemde kleren, die hem voor het eerst deed besef fen wat er gebeurd was met zijn le ven, dat vierenzestig jaar was voort gerold in het huis met de geit, het hondenhok en de bomen. Toen hij de kleedkamer uitkwam was de spanning die hem tot hier had gebracht, uit hem weggevloeid als de zee uit de geulen en kreken bij eb. Hij slofte door de hal met ein deloos trage bewegingen, als van een stopgezette machine waarvan c" vliegwielen nog even doordraaien. Hij legde zich neer op een van d honderden brancards die daar i riien stonden opgesteld als bedden. Heel rustig, met in zichzelf gekeerde gebaren temidden van het gegons, alsof hij nooit meer op wou staan. Een knekelig mannetje met een pet op. Heel klein, heel grauw, heel ver schrompeld. Een verpleegster die juist fris de dienst begon, kwam langs. Ze boog zich over hem heen. en zei iets, maar hij bewoog zich niet meer..Toen liep ze met lange.lenige passen naar het eind van de zaal om een dokter te halen en dragers. Lieve buurvrouw Kopperse. Een echte brief kan ik jullie niet sturen en ook deze krant krijg je niet. of misschien veel latei;, maar ik moét toch even schrijven, omdat ik steeds aan jullie denk. Vooral zo even, toen ik mijn jongetje een warm pyamaatje aandeed en hem in een droog bedje legde in een droog huis, hier. waar niets aan de hand is. waar we gewóón thee drinken en gewoon tafeldekken met de gestamp- lé 'muïsje's haast de" jam Negen jaar geléden, in de winter '44-r'45, woonden we op Walcheren tegenover elkaar. We zaten toen zo gezegd in hetzelfde schuitje, bijna letterlijk, want we woonden allemaal in het water, daar in jullie straat. By. hoog ty kwam het tot de zeven de tree van de trap. Tussen ons in kabbelde de zee door de straat, een vieze zee met drijfhout en stro. Het rook er ati.id naar wier. naar zilt en. vermengd met die geur kwam voortdurend een lucht mee van be derf en verrotting. Die kwam uit de beneden-étages, waar de pluche meubelen, de bankstellen, de dres soirs in het water stonden, waar onze goeie matrassen en vloerkleden la gen te vergaan tussen modder en slib. Maandenlang leefdèn we in die' zilte verrottingsgeur, waar wp nooit aan gewend raakten. De ruiten wa ren stuk cn de ramen dichtgespij kerd met hout. A'leen een klein schildery-ruitje hadden we allebei, zodat we nog wel eens naar elkaar konden wuiven. Als het eb werd, moesten we de straat op om melk en aardappelen te veroveren, dan lie pen we toch nog tot over de knieën in het water, met gewone schoenen aan en de rokken hoog opgetrokken. Het wa§ 'jzig koud in December en Januari niaar om de een of andere reden kregen we geen rheumatiek en we werden niet eens verkouden. Met je kinderen zat je daar op die zolder tussen het vieze beddegoed dat nooit droog werd. Weet je nog? ..Weet je nog." wil ik aldoor zeggen, maar dat is onzinnig: jullie zitten er nu weer! Jullie zyn wéér met alles naar boven gevlucht. Met de aller- nodigste kleren, met de box en de kinderstoel, en je zit daar zonder licht, zonder vuur, zonder gas. Er is natuurlijk .een groot versqhil. De dijken waren toen gebombar deerd door de geallieerden. En we waren bevrijd. Ik weet wel. water is water en modder is modder, en of je door de oorlog of door de natuur je boeltje zit vernielen en met jé kleine kinderen zit te verkleumen in het nat, ik weet wel, je voelt het even erg. Maar als we elkaar tegen kwamen. toen in het water, zeiden we: ..Wij zijn bevrijd en dat is het belangrijkste." En even later zeiden we: ?Denk toch. 's aan die arme mensen in. Noord-Nederland die ver hongeren." En nog_ even later zagen we me neer Kruys doorde'straat waden met een bolhoed.op.en. een colbert aan, maar van onderen in zwem broek en dan kregen we de slappe lach. We vertelden elkaar verhalen over de andere buren: de meneer naast mij had een schelvis gevangen zomaar vanuit zijn raam in een broodmandje, een schelvis, die toe vallig voorbij zwom. Zo was het toen. De zee had veel weggesnoeid maar niet ons gevoel voor gekke situaties en we konden nog lachen om onze eigen misère- Alleen als het donker werd en de wind opstak in de avond en de har de golven tegen de muren klotsten, tegen onze voordeur en binnen tegen de trap, en de meeuwen krysten bo ven de golven dan werden we bang. Dan lagen we angstig in de armoei ige bedden, die zo kil waren en nooit helemaal droog werden. Wanneer de nacht bezit neemt van een straat-onder-water dan worden de mensen heel klein en zwak. niets zyn ze dan. niets dan stukjes drijf hout De geur van zilt en verrotting wordt erger, het water knaagt ge stadig aan de huizen, je voelt dat het water je huis ondermynt. je bent bang dat ineens dat huis zal instorten tot eon hodp nat hout en modderige stenen, zoals er zoveel huizen zijn ingestort als ze lang in het water stonden. Dan werden we bang, in de nacht.. weel je nog? Daar zeg ik alweer „Weet je nog" en dat. terwijl jullie op 't ogenblik opnieuw dat zelfde doormaken. Dit moet een mens niet tweemaal doormaken in z'n leven. Jullie hebt nu een jongetje erby van twee jaar. Voor hem is- 't in elk geval de eerste keer Je zit te popelen tot het laag water wordt om ergens melk te kunnen halen, je sjouwt door 't water heen. maar je komt thuis, doornat en ijzig koud en zonder melk. Dat was tóén zo. Nu zal het wel weer zo zijn. On 't ogenblik hebben we hier al lemaal het trieste gevoel: We kunnen niets doen. We zitten hier maar en drinken thee en leggen onze kinde ren in droge bedjes en we kunnen niets doen voor alle kinderen zon der bedjes. Op dit ogenblik zou ik haast wensen dat ik maar weer by jullie in 't water zat en niet tot die bevoorrechten behoorde. Maar dat gaat wel over Nu geven we alle maal aan de collectes, maar over een poosje zeggen we: „Alweer een col lecte?" En ondertussen zitten jullie toch nog altijd met dat gat in die dijk. Od de zolder. En beneden je die stinkende, halfverrotte canapee in het water. Maar nog even over toen.Toen kwam er een dag, dat het gat was gedicht en de straat werd weer droog. Het water trok langzaam weg, op een dag in 't voorjaar was er geen zee meer, de zon scheen over een gekke straat. Een straat die strand was geworden, droog strand vol wier en takken en schelpen. We En ineens was er in die straat een mannetje met een piano op een kar. Hij reed door de straten, zette hier en daar die kar neer en ging zitten pianospelen. Gewoon, om geld op te halen in zyn pet. Het was een vreemd gezicht, die man in die slib- bige straat met zijn muziekinstru ment. Ik weet nog. buurvrouw Kop perse, dat we allebei huilden toen we de muziek hoorden. Het water was weg. de dijk was dicht, er was zon en muziek in de straat, de kin deren konden weer buiten spelen. Wat kon ons toen die verrotte ca napee schelen en het bankstel. We leefdèn en we waren geen zeedieren meer. maar droge mensen in een droge straat. Weet je 't nog? Eindelijk mag ik zeggen met een gerust hart: „Weet je nog". Want die droge straat en de zon en de muziek en het voorjaar, het komt allemaal ook voor jullie weer. HOOGLAND „Terecht ontslagen zegt commissie uit Kamer 's-GRAVENHAGE De heer L. O U I. S. Grippeling te Laren iN.H.j. gewezen burgemeester van Hoogland, heeft indertyd in een adres aan de Eerste Kamer ver zocht. aandacht te schenken aan het hem z.i. aangedaan onrecht In haar verslag omtrent de inlichtingen, van de minister van binnenlandse zaken verkregen op dit adres deelt de commissie voor de verzoekschriften uit de Kamer o.m. het volgende mee: In zijn adres beklaagt adressant, die op 7 Augustus 1930 was be noemd' tot burgemeester van Hoog land zich er over. dat hij met in gang van 1 September 1940 door de toenmalige secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken in naam van de waarnemen de rijkscommissaris als burgemees ter eervol is ontslagen, zonder dat hij ter zake was gehoord. Het door hem tegen dit ontslag ingestelde beroep leidde niet tot het door adressant gewenste' resultaat, omdat de termijn, voor het instellen van dat beroep gesteld, zou zyn over schreden. Ook na de bevryding bleef het aan adressant in de bezettingstijd verleende ontslag van kracht, waar in dg behandeling tot in hoogste ressort van zijn opnieuw ingesteld beroep tenslotte geen verandering bracht. Voorts beweert adressant, dat hy in 1939 „aangezocht werd te willen solliciteren naar een grotere ge meente. Hontenisse fZ'.j". Hij acht het hem verleende ontslag onrecht matig. wijl z.i. een benoeming bij Koninklyk Besluit slechts door een ontslag bij gelyk besluit ongedaan kan worden gemaakt. Uit de door de minister van Bin nenlandse Zaken verstrekte inlich- tineen blijkt, dat adressants voor-, stelling van zaken niet in overeen stemming is met de feiten. Wat adressants optreden als bur gemeester betreft, zegt de bewinds- I man. dat zich gedurende de eerste I ambtsperiode reeds zodanige moei lijkheden voordeden met politie- en militaire autoriteiten en met de be- volking. dat de toenmalige conunis- saris der Koningin in de provincie 1 Utrecht in 1936 niet tot adressants f herbenoeming als burgemeester kon j adviseren. Mede gelet od adressants financiële omstandigheden is ten I slotte zyn herbenoeming bevor derd. ten einde hem nog een kans te geven, zijn houding te herzien. Spoedig bleek echter opnieuw, dat .de heer Grippeling de voor het ver vullen van het ambt van burge meester in de gemeente Hoogland podiee kwaliteiten mistè. Nadat zich in 1938 wederom moeilijkheden had den voorgedaan, verzocht dé com missaris der Koningin de toenmali ge minister van Binnenlandse Za ken de mogelijkheid onder ocen te zien. de heer G. naar een andere gemeente over te plaatsen. D" be windsman merkt voorts op. dat de commissaris iri de provincie- Zee land adressants sollicitatie naar de vacanteburgemeestersplaats te Hontenisse ter zijde heeft gelegd nadat hij over adressant nadere inlichtingen had ingewonnen. Ook in de Meidagen van 1P40 heeft adressant blijk gegeven zün taak als burgemeester niet te be grijpen. Op grond van diens vele tekortkomingen heeft de toehmalige secretaris-generaal van binnenland se zaken aan adressant eervol ont slag verleend. Krachtens art. 2 van het besluit tijdelijke voorziening bestuur pro vinciën en geryeenten zou adres sant na de bevryding in zyn func tie van burgemeester moeten zijn hersteld. Daar de toenmalige mi nister van binnenlandse zaken zulks niet verantwoord achtte, heeft hij bepaald, dat adressant voorshands niet als burgemeester van Hoog land zou terugkeren. By een na dere beschikking van 13 Maart 1946 is deze voorlopige herziening ver vangen door een definitieve. Adressant is tenslotte tegen deze laatste beschikking in beroep ge gaan by de centrale raad van be roep te Utrecht. Voormelde raad heeft bedoelde beschikking nietig verklaard, doch achtte een nadere voorziening ten aanzien van adres sant overbodig, daar inmiddels met toepassing van het zuiveringsbesluit 194) aan adressant ontslag als bur gemeester van Hoogland was ver leend. Ten aanzien van de zuivering van adressant wordt aangetekend, dat by het onderzoek naar zyn houding tijdens de bezetting bleek, dat hij als lid tot de N.S.B. was toegetre den. Adressants beroep bij H. M. de Koningin tegen het ontslag krach tens het Zuiveringsbesluit 1945 werd afgewezen. Een verzoek van adressant om een herstel in pensioenrechten zou geen effect sorteren, daar adres sant nog geen vyftien voor pen sioen geldige dienstjaren heelt. De conclusie van de commissie is. dat. het ontslag aan adressant te recht is geschied. 1 LEUSDEN Leusden offert goed De opbrengst van een huis-aan- huis-collecte te Leusden voor het Nationale Rampenfonds is gestegen tot 19251.71, ongeacht de op brengst van een dag loon. afgestaan door het voltallige personeel der gemeente-secretarie en gemeente werken. Eventuele inwoners van Leusden die alsnog een gift voor dit doel willen doen. kunnen hiervoor te recht bij de kassier van de Boe renleenbank te Hamersveld. Het eerder genoemde bedrag komt neer op 5.30 per Inwoner of ruim 30 per gezin. Oproep voor hooi, stro en voederbieten De burgemeester van Leusden en Stoutenburg verzoekt 'de inwoners van deze gemeenten die hooi. stro, voederbieten of ander veevoeder ten behoeve van de rampgebieden ter beschikking kunnen stellen, hiervan ten spoedigste onder op gave van hoeveelheid en soort, mededeling te doen aan de Plaatse lijke Bureauhouder te Woudenberg. Burgerlijke Stand Geboren: Evert, z van W. Blotenburg en ,T. L Barten. Getrouwd- E Schut en A. Laeemaat Overleden: J. A. M! Tolboom. 2 ,ir„ d. van J. A, Tolboom en A. C. Verhoef stoutenburg burgerlijke stand Geboren Geertruida d. van W van Sist en A v. d Geest: Wilhelmna Gor- branda. d van H van Middelaar cn R H. van Burgsteden Overleden: A van Buijtene. 40 jr echtgenoot van G w Oonk. WOUDENBERG W oudenberg en Renswou- de zijn zeer actief In een gesprek met burgemees ter Hosang was deze vol. lof over de spontane medewerking van alle Woudenbergers. Voor de huis aan huis collecte waren meer collectri- ces en collectanten opgekomen dan nodig was. Tot heden heeft die collecte 10.936,26 opgebracht en daar komt zeker nog een aardig be drag bij. Tal van personen stelden zich beschikbaar om de buitenge woon grote hoeveelheden kleding en schoeisel, die werden aangebo den. met hun auto's naar het cen trale punt. '-de landbouwhuishoud- school. te vervoeren. Daar wordt alles gesorteerd, geregistreerd, op houtjes gehangen of op tafels ge legd. Een damescomité met mevr. Hosang als oresidente heeft daar de leiding. Van de vroege morgen tot de late avond is men daar ijve rig bozig. Velen hebben zich on derscheiden bii de voorbereidende werkzaamheden, die nodig waren, om de evacué's waardig te ontvan gen en een goed tehuis te kunnen aanbieden. De bereidheid om deze evacué's te ontvangen was alge meen. De burgemeester vroeg ons, zijn dank aan de Woudenbergse in gezetenen over te brengen. De heer Hosang, die ook burge meester is van Renswoude, roemde ook de grote activiteit van de in woners van die plaats Daar lever de de collecte 4800 52 op. terwijl ook de inzameling van kledingstuk ken alle verwachtingen overtreft. Toekomst-leden luisteren naar lezing over Denen De waarnemend voorzitter van de afd. Woudenberg van de PJGU .De Toekomst", de heer W. van Dijk, opende dezer dagen een drukbezoch te vergadering. Hü herdacht de slachtoffers van de grote ramp, die ons land trof. Hy wekte voorts de leden op tot bijwoning van de melk machinedag op 5 Februari te Utrecht en tot het bezoeken van de jaarver gadering van de PJGU te Zeist. By de bestuursverkiezing werden de he ren C. Blankestiin en G. Moesbergen herkozen, terwijl in de vacature B. Hofland, de heer D Hofland werd gekozen. De heer D. v. Ommering hield een lezing over zijn reiserva ringen in Denemarken. Hij gaf enige vergelijkende cijfers tussen Dene marken en Nederland, betreffende de exoort. de veestapel, de kostprijs, gebruik van de grond, opbrengst, enz. In Denemarken bedraagt de totale export 2,5 milliard, waarvan 1,5 mil liard voor rekening van de land bouw. In Nederland zijn deze cijfers 7.4 milliard en 2,4 milliard. In Dene marken zyn 3.175.000 h a grónd ver deeld over 200.000 landbouwbedrij ven. Gemiddeld dus per bedriif 15 b a. In Nederland is voor 200.000 be drijven 2 300.000 h a. beschikbaar, dat is gemiddeld per bedrijf 11 h a. Er ziin in Denemarken meer koeien en varkens, maar minder kippen en schanen By de Jcoeien wordt minder gelet op exterieur, dan op productie. Vooral wordt gefokt op hoog vetge halte. Spreker bezocht in'Denemar ken verschillende bedrijven en ge bouwen o.a. een staatsproefbedryf van 550 h a., een tuinbouwbedrijf, een exportbedrijf en veilingen De lonen zijn in Denemarken ho ger dan hier. waaruit volgt, dat de Deense boer wat royaler leeft dan 2yn Nederlandse collega Spreker was vol lof over de gastvrijheid van het Deense volk.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4