LP mmim era mmmm WAT IS HUMANISME? LI CTOR ET EMERGO Pin r MENSEN IN NOOD EINDELIJK heb ik de tijd gevonden om 'n episteltje te schrijven. rogramma Blauwe Saffier Vrijdag 6 Februari 1953 2?0!\DAG moest onze redacteur in militaire dienst plotseling de redactievergadering verlaten om zich te melden hij zijn onder deel. Sindsdien heeft Nederland een zware strijd gevoerd tegen de oude erfvijand: het water. Wij zullen nverwinnenHet water zal ons het land weer moeten teruggeven. Het vee zal terugkomen, huizen zullen weer worden opgebouwd, maar de honderden die de dood vonden kan de zee ons niet teruggeven. Wij zitten rustig achter onze tafel; uiterlijk rustig. We zouden daadwerkelijk willen helpen. We kunnen niets anders doen dan kleren opzoeken en een girobiljet invullen. Wij roepen alle lezers (essen) op insgelijks te doen. Wanneer dit gedrukt wordt zal men misschien een klein beetje een overzicht hebben over de chaos. Er is al veel geld geschonkenmaar het is onze dure plicht ook ónze bijdrage te leveren, hoe klein die ook moge zijn. Het gironummer is alombekend, het is het gironummer van ons blad: 438100; de gelden zullen worden overgedragen aan het Nederlands R. K. Huisvestingcomité te 's-Hertogenbosch, dat deel uitmaakt van het Nationaal Rampenfonds. Een ramp heeft ons land en ons volk getroffen, zó groot dat men hem in zijn geheel nog niet kan overzien en de cijfers de werkelijk heid slechts kunnen benaderen. Wij moeten helpen. Niet alleen de grote instanties, de zaken mensen, de goed-gesitueerden. Iedere Nederlander is verplicht te helpen. Er zijn mensen in nood. Vergeet hen niet. REDACTIE. Ergens in Nederland 5-2-53. Beste Kees, Met plezier heb ik je „galspuiïng" gelezen over het humanistisch geharre war van de laatste tijd, Je zult trou wens wel gemerkt hebben, dat de be slissing van de minister en 't optreden van het Humanistisch Verbond veel stof hebben doen opwaaien. Sporadisch te vinden zijn de kranten, die er niet één of meer kolommetjes aan gewijd heb ben. Maar 't zal wei gaan als bij vele andere dingen: dat opgewaaide stof zakt ook wel weer en dan wordt alles weer netjes aanvaardt en 't Humanis tisch Verbond zal z'n plaats wel ver overen, die 't graag hebben wil!!! We zullen maar lijdelijk afwachten! Hoe is 't anders met jouw dienst? Van je broer zul je wel gehoord heb ben, dat ik hem vorige week Zaterdag Heer red ons, ivij vergaan F\E oude vijand heeft de strijd weer eens gewonnen! Hij kwam zo plotseling en zo verbeten fel, dat wij één ogenblik als lamgeslagen bukten onder zijn razend, donderend geweld. Toen rechtten zich de ruggen en de handen grepen naar schoppen, zakken zand; het save our souls" vond weerklank in het hart van iedere Nederlander, „Despereert niet", klonk weer her' eeuwenoud parool. Gij Vader, Die dit toeliet heb erbarmen Heer, red ons wij vergaan, wij zijn in nood. Trek terug de zee, bedaar de wind, stuur redding, Wij zoeken naar het teken van beloft'; Uw regenboog. Gij schiep het water, opdat wij 't zouden verwinnen Het werd ons nu de baas, maar wij versagen niet. Wij zullen aan 't water 't land opnieuw onttrekken En het gemaal zingt straks een overwinningslied, St. op 't Utrechts station toevallig tegen 't lijf liep. Van hem hoorde ik dat je die afgelopen week examen moest doen voor de gouden streep, de eindspurt! Hoe is 't afgelopen? Ik ben benieuwd! Volgende week word ik overgeplaatst. Ik ben namelijk, met nog 'n stelletje knapen uit onze troep „uitverkoren" om 'n opleiding tot reserve-officier te volgen. Hoe ze het in d'r lui hoofd ha len om mij daar ook voor te pikken zal me eeuwig 'n raadsel blijven. Of ik de opleiding met goed resultaat zal volgen is het tweede vers, maar ik zal trach ten de kentekenen van mijn uitver- koring: de bruine baret en 't oranje (of gele?!) driehoekje op de kraag, met ere te dragen! Is dat geen reuze goed voornemen? Vorige week heeft onze „Pastoor" in de kazerne onder de militairen een enquête gehouden, „de militaire dienst betreffende", 'n Hele stoot vragen en bij de afdeling „wensen en verlangens" heb ik buiten enkele ernstige, ge meende wensjes ook neergezet: meer verlof, meer geld, vrij van wacht en minder poetsen. Misschien wel geen goede wensen van 'n toekomstig Re serve-officier! Ook was er de vraag of we nut zagen in de militaire dienst wat de persoon betreft. Nou, wat dat be treft is mijn mening vergeleken met enige maanden terug wel veranderd. De diensttijd is m.i. absoluut geen ver loren tijd. ik geloof dat jij 't daar ook mee eens bent. Ik heb tot nu toe al veel geleerd. Zat je vroeger altijd te mod deren in hetzelfde kringetje var. thuis, bureau, kennissen en werkkring, met de steeds helpende en corrigerende moe der- en/of vaderhand, nu zit je in de vergaarbak van de Nederlandse jeugd, alleen, zelfstandig je boontjes doppend tussen leuke, gemene, vlotte, gelovige, ongelovige, netie, vieze, stijve, linke, domme, geleerde en ongeletterde jon gens van dezelfde leeftijd, maar met allerhande (of zonder) godsdiensten, uit krotten en villa's, van kantoor en (Advertentie) Hebt Gij ook al rheumatiek Wie de kwellingen van rheumatiek ot van rheuma- tische aandoeningen kent.weethoeeen grootdeel van zijn leven vergald wordt door de vaak zware pijnen. Zodra gij Uw kwaal bestrijdt met Akkers Kloosterbalsem, waarvan de geneeskrachtige bestanddelen diep in de weefsels doordringen, voelt U. hoe een heerlijk verwarmende balsem Uw pijnen lenigt en zult U bemerken welk een weldadige werking dit Ideale wrijfmiddcl bezit. Niet voor niets zegt men al 3 geslachten lang: AkkeEs Kloosterbalsera: „Geen goud zogoed". Redactie: Corrie Clerkx. Wil van Gemert en Jan Toebes Het kannetje TK had het ontdekt op een avond toen -*• ik op een late trein stond te wachten. De trein bleef lang weg, of nee. zo was het niet precies; ik was veel te vroeg en drentelde wat nerveus heen en weer, toen mijn oog getrokken werd door een brede plek licht een eindje de straat in. Ik herinnerde me opeens, dat daar een winkel was en louter om mijn gedachten op iets anders te zetten slenterde ik er heen. Er lagen zeer veel aardige en enkele werkelijk goede din gen achter de ruiten. Ongedurig wilde ik al weer teruglopen naar het station toen ik opeens achter de kleine ruit het kannetje zag. Het licht toverde glansplekjes op he donkere tin en het tuitje, aan: de buitenkant fijn bewerkt, was mooi gelijnd. Het was een en al rustige sierlijkheid en gracieuse rust. Toen ik keek naar het bescheiden prijs kaartje stond ik weer met mijn beide voeten stevig op het grind. Het was niet teveel voor dit juweeltje, maur het lag op dat ogenblik evenmin binnen mijn bereik als het bontjasje dat ik enkele weken tevoren gepast had. Ik ging aan het rekenen. Als dit niet ge beurd was en dat niet stond te gebeu ren, ja danEn tóch zal ik het heb ben. Op dat ogenblik hoorde ik de trein aankomen. Daarna had ik even geen tijd om nog aan het kannetje te denken, maar 's nadhts droomde ik ervan. Twee dagen later krijgt de angst me te pakken. Stel je voor, dat het ver kocht is. Ik schiet mijn jas aan en ga de mistige straten door. Goddank, het fabriek, uit allerhande milieu's met ver schillende ambities, karakters en lief hebberijen, uit vele windstreken, Alle maal mogelijkheden om te leren. Je praat met elkaar over duizend-en-een onderwerpen. Natuurlijk krijg je wel eens botsingen, maar je erop toeleggen om deze te voorkomen is mooi werken, want in zo'n mengelmoes van jongeren zijn botsingen eigenlijk niet te voor komen. Jij, Karei, zult toch ook wel 'ns met je kamergenoten 'n heftige boom opzetten over geloofszaken, over 't voor en tegen van allerhande (jongeren) - problemen, over een bepaalde film, over toneel of muziek, over liefhebberijen en verenigingen. Daar kun je zo ontzag gelijk veel mee leren. Buiten dit om word je, graag of niet, de nodige dis cipline en tucht bijgebracht, die je je hele leven wel kunt gebruiken. En, met 'n beetje pijn soms wel, word je 'n lichamelijke conditie gegeven, waar je later op je kantoorkruk je mét. weemoed aan terug zult denken. Afs je dan ook nog 't geluk hebt om bij 'n „Technisch" onderdeel te zijn. dan kun je daar nog dingen leren waar je in je later leven nog veel plezier van kunt beleven. In die geest heb ik mijn ant woord gegeven. Jij weef net zo gced als ik en iedereen, dat er in de dienst ook minder prettige er, onaangename dingen bestaan, maar och, laat ons eer lijk zijn, ons burgerbaantje gaf ons ook niet altijd 100 pCt. 'vreugde en alle burgerbazen zijn ook geen lieve jon gens! Toegegeven, je diensttijd is voor je burgerbestaan 'n „dure" onderbre king, maar voor je geestelijke vorming kan ze, als je 't er natuurlijk zelf naar maakt, 'n kostbaar iets zijn. Dus je ziet, Karei, hoe ik erover denk en ik meen dat dit ook ongeveer met jouw mening strookt. Verder heb ik niet veel nieuws; schrijf je gauw hoe je examen afgelopen is? Groetjes ook aan je familie thuis van Je vriend KEES. Noot van de Redactie: Het is ons natuurlijk onmogelijk onze militaire vrienden Kees en Karei te be reiken. Zij zijn Zondagochtend hals overkop vertrokken om hulp te gaan verlenen. We zullen later hun erva ringen wel vernemen. Vanaf deze plaats hulde aan de Nederlandse soldaat, die zich zo manmoedig geweerd heeft. staat er nog. Weer blijf ik er stil naar kijken. Ik weet precies waar ik het zetten zal. Links op het dressoir. Het zal prachtig uitkomen tegen het mid- dellichte hout en het bijna witte be hang. Overdag zal de zon het in gloed zetten; 's avonds zal het licht van de schemerlamp er een wijsje in tintelen. Dan zal er een tijd komen dat kleine handjes er naar zullen reiken, verlan gend om het mooie te pakken. Mis schien zullen de peuterige vingertjes het niet kunnen houden en zal ik het gebutst weer van de grond moeten op rapen, maar het zal hierdoor slechts aan waarde winnen. En later, als ik weer alleen zal zijn, zal ik het altijd dicht in mijn nabijheid willen hebben, als liefste herinnering aan mooie, rijke dagen. Ik kom weer terug in de werkelijk heid door een stem die zegt: „O Wim, kijk eens wat een schattig kannetje." Nee, denk ik, nee, het is van mij en haast vijandig kijk ik het stel na. Ik zal het hebben. Als ik het gekocht heb zal mijn moeder zeggen, dat het veel te veel geld is voor iets dat je eigen lijk niet nodig hebt. Maar dat is het hem juist: ik heb het wél nodig en het zal het mijne worden, als de mensen het nog maar even laten staan. Gister-avond ben ik er weer langs gelopen. Het staat er nog! Het staat er nog; och ja, maar wat betekent een tinnen kannetje bij het verlies van mensenlevens, have en goed, en duizenden hectaren grond. Het moet er maar 'blijven staan. FRANCESCA. In antwoord op uw schrijven Jos: Dank voor je brief. Je „sterk verhaal-', moet nog even wachten. Hans: Misschien heb je wel gedacht dat je bijdrage :n de prullenmand of in WAT is eigenlijk humanisme? Meer - dan ooit is in deze dagen die vraag actueel. Gaan wij te rade bij 'n encyclo pedie, dan vinden we achter „humanis me" de volgende formulering: „de stro ming, die uit de eenzijdigheid en be perktheid van het Middeleeuwse den ken tot een algemeen menselijke be schaving en waardering van de persoon lijkheid trachtte te komen". Het ontstond i in de late Middeleeuwen 1300) en was dus 'n reactie op die „barbaarse" en „donkere" tijd. Het was 'n teruggrijpen naar het vormingsideaal van de oude Grieken en Romeinen: de aesthetische, harmor sch gevormde mens. Men tracht te dit te bereiken door het bestuderen van de antieken. Cicero o.a. gebruikt i"n dit verband het woord „humanitas" om „de hoogst gevormde menselijkheid" aan te duiden. Daarom noemden in de 15e eeuw de voorstanders van deze richting zich humanisten en kreeg de stroming zelf de naam van humanisme. Dit humanisme was in wezen Theocen- trisch, d.w.z. erkende God als Opper heer en beschouwde de natuurlijke op voeding als eerste en enige basis voor de bovennatuurlijke. Zo kon Prof. Gunning schrijven: ..Het humanisme was niet onchristelijk of anti-christelijk, al zijn er veel onchris telijke humanisten geweest. En elders: „Het humanisme mist zijn eigen doel, wanneer het zich niet in dienst stelt van het christendom". Dit is te begrijpen, want de humanisten beoogden immers de harmonische vorming van de hele mens, die 'n lichaam heeft, maar ook en vooral 'n ziel. Het oorspronkelijk humanisme ver onderstelde noodzakelijk het geloof in 'n God en het erkennen van de boven natuur. Maar onder invloed van de geschrif ten der heidenen, die 'n geest ademden van ongeloof en zedeloosheid, maakten de humanisten zich los van God, misken den bovennatuur en daardoor het eind doel van de mens en omaardden in 'n het vergeetboek was geraakt. Gebeurtheidens humanisme, dat homocentrisch niet gauw hoor, maar soms zijn er ur- en naturalistisch was. gente dingen die met wachten kunnen, Het verloor geleidelijk de „ik - Gij" - dies1 relatie, d.w.z. de varhouding van de DE laatste weken zijn in dag- en weekbladen verschillende artikelen ge schreven over humanisme, humanistisch denken en humanistische acti viteiten, naar aanleiding van een actie gevoerd door „Humanistisch Thuis front". Wij menen, dat ook in onze rubriek een beschouwing hierover niet achterwege kan blijven. Immers, als jongeren moeten wij actief zijn op alle gebied, vooral in deze tijd, nu steeds meer aanvallen, openlijk of verdoken worden gericht op de Kerk en op waarden en opinies, die ons dierbaar zijn. Wij willen dan in enkele artikelen, ontstaan, wezen en ontwikkelingsgang van het humanisme uiteenzetten. Het gevaar, dat wij té wetenschappelijk en daardoor onverteerbaar worden, is al heel erg klein! Het feit. dat deze artikelen verschijnen in onze eigen rubriek, moge aansporing genoeg zijn om je er in te verdiepen. mens tot Gocl uit het oog. Als gevolg daarvan kwam de mens dus op het eerste plan terecht. Alles draaide voor taan om de mens, die uit zich zelf ge noeg kracht heette te hebben om „menselijk'' te zijn. Deze houding nu en deze mentaliteit heeft zich nog verdiept en verscherpt in het modern humanisme. Het overigens nog niet zo lang bestaande Humanis tisch Verbond zelf omschreef dit aldus: „Het Humanisme is de levens- en wereld beschouwing, die zich zonder uit te gaan van het bestaan van 'n persoonlijke Godheid baseert op de eerbied voor de mens als bijzonder deel van het kosmisch geheel" enz. De mens, die niet van God is uitge gaan, noch naar Hem zal terugkeren, is dus niet anders dan 'n toevallig product uit het universum verdwaald op de aarde, zonder enig doel. humanisten willen de mens ge lukkig zien, en dat op zich is 'n lofwaar dig streven. Maar zij trachten dit te bereiken louter en alleen door „humaan", mense lijk te zijn. Zij vergeten dat alle geluk komt van Gor". het eeuwige en enige geluk, en op 'n louter menselijk plan niet bereikt kan worden. Het zal duidelijk zijn, dat het huma nisme, dat immers Gods bestaan loochent, veroordeeld moet worden. In ons volgend n.mmer zullen wij de laatste activiteiten van het Humanistisch Verbond bezien in het licht van onze katholieke levensbeschouwing. W. TOEN wij in de nacht van Zaterdag op siondag wakker werden en de wind A hoorden gieren rond het huis de ramen klapperden en met veel geraas pleiste de regen neer schoten ons de bekende regels van de Genestet binnen: „O land van mest' en mist, van vuile koude regen doorsijperd stukske grond vol kille dauw en damp", en wij bedachten hoe typerend deze regels waren voor ons land en ons klimaat. En daarna draaiden wij ons opnieuw behaaglijk in de dekens en sliepen verder Want wij wisten nog niets van de strijd, die toen al in alle hevigheid gevoerd werd tegen het water, een strijd, waarin Nederland het moest afleggen tegen de woeste, brute, allesvemielende kracht van de zee, die in brullende vlagen opeiste, wat in een lange reeks van jaren en ten koste van vaak onmenselijke inspanning veroverd werd. Nederland leefde zo gerust achter z"n duinen en dijken. Buitenlanders vroegen zich wel in stomme verbazing af, hoe hel mogelijk was, dar mensen leefden en werkten, en dat deden in alle gemoedsrust, drie tot vijf meter onder de zee spiegel. Onze dijken, de trots van onze waterstaatkundige ingenieurseens te meer is gebleken, hoe pover de verdediging van de mens is, wanneer de natuurelementen samenspannen. Dag na dag heefi de radio zijn onheilsberichten de aether ingestuurd en in de harten van duizenden luisteraars is de aanvankelijke schrik uitgegroeid tot stille ontzetting, het medelijden tot diepe deernis. "pN Nederland werd opnieuw z'n saamhorigheid bewust, het begreep snel en -v-' goed re moeten helpen. En het hééft geholpen en helpt nog en zal blijven helpen. Maar de materiële schade, hoe groot ook, is niet het ergste. Schade kan hersteld worden, dijken zullen opnieuw gaan glooien, de grond zal ontzilt en en de bomen verplant worden. Nee. dat alles is het ergste nietMaar de slachtoffers, de honderden slachtoffers, die de tol aaan het water betaalden met hun leven, en hun nabestaanden vooral, in wier hart en leven een wond geslagen is, die misschien zal 'helen, maar waarvan de herinnering zal blijven schrijnen. Ons hart krimpt ineen, wanneer wij denken aan het vele en onzegbaar zware leed, dat van deze natuurramp gevolg en uitvloeisel is. Wij zitten in onze huiskamer, warm en veilig en voelen ons beschaamd. Wij weten ons onmachtig en dar doet pijn. Nederland zal ook deze slag te boven komen. Lamgeslagen misschien het eerste ogenblik, zal het zich fier oprichten, gedachtig het stoere devies van de Zeeuwen: Luctor et emergo. Ik worstel en kom boven, dat in deze dagen het devies zal zijn van het hele Nederlandse volk. \7S7U hebben boven dit siukje geen „Vluchtige Impressies" willen zetten. Want deze impressie is geen vluchtige, maar een die in ons hart cn onze herinnering zal blijven geëtst voor altijd. BRANKO. Kinderen en een ramp T5JÏTJN gezicht staat blijkbaar ernstig lVi, genoeg om indruk te maken, want als ik de met slingers versierde klas bin nenkom, valt de herrie stil. Met de deur knop in mijn hand heb ik staan aarzelen: wèl zeggen, niét zeggen. Maar nog dreunt de stem van de radio-reporter in m'n oren, nóg zie ik in de krant de on heilspellende koppen en de trieste stil- makende foto's. Dit zijn slechts foto's, de werkelijkheid is duizendmaal desolater. Het is geen dag voor uitbundigheid van daag, ook al zullen de kinderen zich de ellende en narigheid niet kunnen voor stellen. Ik zeg niet veel; ze schijnen te begrijpen. Ik ga terug naar mijn kleintjes en geef het teken voor het gebed. Ik laat hen bidden voor de mensen in nood, voor hen die de dood niet zullen kunnen ont lopen. Wat zeg je tegen kleine mensjes van acht, negen jaar over een ramp als deze. Heel weinig. En het kleine beetje be grip dat ik verwacht, blijken ze nog niet to kunnen opbrengen. „Tot aan het dale, juffrouw, maar dat kan toch niet; hoe moet je dan naar school?" „Niét naar school? O fijn!" „Boven op zolder, op het dak? Ik mag niet op het dak klimmen van mijn vader". „En de kippen dan en de var kens. Wat zal dat gek zijn een varken op het dak". Ik geef ze hun werk. Twee maal twee blijft vier, ook als Nederland half opge vreten wordt door het water. Ze zijn rumoerig, rumoeriger dan nodig en nut tig is. 's Middags wringt een kleverig knuist je zich in mijn hand „Voor de kindjes, die geen huis meer hebben en geen kleertjes cn geen pop. Uit mijn eigen spaarpot. Mocht van mama". Ze is de enige! Ik zal dit dubbeltje overmaken. God heeft de milde gever lief! C. C. Wij laten de publicatie van het radio programma achterwege tot dat dit weer normaal zal worden afgewerkt. -vrt |"-'Ons~ feuille)on.-"| door P. C. WREN "Éen verhaal' uit -helVrecmdelïngeolegioen'. - i V 3) Ook dat r.og. Een Engels geschrift in de hand van een dode Franse offi cier in het hart van de Sahara! Want dat dit geen Engelsman was, was zeker, evenmin als de staande kerel, die meer op een Italiaan leek". „En de liggende dode? Ik heb gehoord dat er wel een paar Engelsen in het legioen zijn", vroeg Lawrence. „Inderdaad, dat kon heel goed een Engelsman zijn. Iemand die je je zou voorstellen in de officiers-mess van een van jullie regimenten. De Engelse kostscholen en universiteiten leveren ze bij honderden zo af. Ja, ik weet wat je denkt: een Engels geschrift; een legionnair die er Engels uitziet; zijn kepi naast de man die het papier vasthoudt; en de voering uit de kepi getrokken. Ha.misschien was hier iets dat tot een verklaring kon leiden. H-^d de En gelsman misschien de sous-officier doodgestoken toen die het papier uit zijn kepi stal? Neen. De bajonet van de arme kerel zat in zijn schede en bovendien: wie had hem neergelegd? Want hij was zo neergelegd. Trouwens, wie loopt er blootshoofds in de Sahara rond? En dan: wiens bajonet was het? De sergeant-majoor kwam naar boven en meldde dat mijn orders uitgevoerd werden, en staarde toen naar de doden. „Zelfs met peukjes tussen de lippen", zei hij zacht. „Ze mochten niet vallen, ze mochten niet sterven. Maarwaar in 's hemelsnaam is Jean, de hoornblazer?" „Als je me dat vertelt krijg je een pet vol goud en het grootkruis van het legioen van eer", zei ik. De sergeant-majoor vloekte verschrikkelijk, sloeg een kruis en stootte uit: „Laten we hier zo gauw mogelijk vandaan gaan!" „Ben jij nou een sergeant-majoor of een ouwe theetante?" vroeg ik geprikkeld. Ik voel de me beroerd na de hele nacht gereden te hebben en de ellende hier in 't fort bezorgde me bijna cafard. „Hebt U goed gezocht?" vroeg de goeie kerel, die veel hebben kan. „Beste chef, moet men overal zoeken naar een gezonde, sterke soldaat, met benen, een tong en een goed verstand? Mon Dieu, hij kan toch lopen". „Misschien is hij vermoord", was het ant woord. „Door de hagedissen!" snauwde ik Hij wees op de onderofficier. Die was toch niet door de hagedissen vermoord? „Laten we eens zien wat er op dit papier staat", zei ik, en ik nam het stuk uit de ver stijfde vingers. Het was een verkreukelde en velop en een vel papier. „George, kerel, bereid je op een schok voor. Je zult je Engelse onbewogenheid een ogenblik laten varen!" Lawrence glimlachte flauwtjes. „Het was een heel merkwaardig document", ging de Beaujolais verder, „Ik zal het je laten zien wanneer we aan boord zijn. Er stond on geveer het volgende op. Op de enveloppe „Aan de Heer Hoofdcommissaris van Scotlar Yard en voorts iedereen wie het aangaat". E op het papier zelf: „Bekentenis. Belangri. Dringend. Bekend maken s.v.p. Vrezend t een onschuldige verdacht zou kunnen wore'c beken ik hierbij ten volle en geheel uit vr wil, dat ik, en ik alleen, de dief ben van grote saffier, genaamd „Blue Water...." „Wat zeg je daar? Grote hemel' Wat zeg de Beaujolais?" schreeuwde Lawrence opspri gend. „George, jongen, waar is je Engelse flegn nu, hè? Daar ga je van overeind zitten, hè? N lig je niet te gapen, wel?" Ongelovig, en met open mond staarde Law rence zijn vriend aan. „Maar dat is de edelsteen van Lady Bran don! Allemachtig....", stamelde hij, en liet zich neervallen. „Hou je me voor de gek, Beaujolais, probeer je leuk te zijn?" „Ik vertel je slechts wat er op het papier stond, dat ik zal laten zien zodra ik bij mijn koffers kan", was het antwoord. „Maar manlady Brandon.... Bedoel je, dat de Blue Water gegapt is en dat de dief f Brigadier en de wonder- voetballer V. de vlucht nam naar het vreemdelingenlegioen?" vroeg Lawrence. „Ik bedoel niets, alleen vertel ik mijn ver haaltje. het verhaaltje dat jou zo verveeld heeft, George", antwoordde de Beaujolais met een grijns. Lawrence sprong weer op. Nog nooit had zijn vriend deze teruggetrokken, zwijgzame en rustige man zo opgewonden gezien. „Ik kan het nietHet isLady Bran don's steen! Onze Lady Brandon! De B'iue Wa ter, waar we af en toe naar mochten kijken, ge stolen? En heb je hem gevonden?" „Ik heb alleen een verkreukeld stuk papier gevonden, George, in de hand van een dode", was het antwoord. (Wordt vervolgd). '44.„Wat kan mij dat luikie scheel'n", gromde Wubbo Hengstra, die verkelijk genoeg van de zaak begon te krijgen. „Het kan mij een eleboel schelen," zei brigadier Piet. „Waar een luik zit. is een uit- ang en waar een uitgang zit, kunnen wij ontsnappen, al zullen we dat lik moeten forceren met een brok steenkool. Het luik is in ieder ge- al groot genoeg om er doorheen te kunnen kruipen. En als we een- -.aal in een ander ruim zitten, dan komen we ook wel aan dek. Dan ijn wc er. Eenmaal aan dek staat de weg naar de vrijheid voor ons pen. We springen over boord en zwemmen naar de wal." „As we ïidd'n op zee zitt'n, zeker', zei Wubbo cynisch. „Ik mag dan al een ;oeie voetballer weez'n, maar naar dek te gaan en ons te meld'n bij de .capitetin, lijkt me beter." „Zo je wilt", antwoordde Piet. „Maar als lie kapitein 'n voetballiefhebber is en dat zijn ze hier in Italië allemaal, Jan begint 't geharrewar weer van voren af aan. Enfijnlaten wij eerst maar eens proberen of we dit luikje kunnen openkrijgen." Nu, dat viel werkelijk byzonder mee, want 't luik zat helemaal niet dicht. Het deurtje kon gewoon worden opengemaakt en het was dus helemaal niet moeilijk er doorheen te kruipen. Bovendien vonden ze nog oen seheepslamp in de ruimte achter dat luikje staan en die staken ze aan. Nu konden ze tenminste zien wat ze deden. Piet nam de lamp van Wubbo over en kroop het eerst door het gat. Achter het gat bevond zich een nauwe, doch gelukkig maar korte koker en toen ze daar doorheen waren gekropen kwamen ze terecht in een ander ruim van het schip. Dat was een soort kajuit, waar het er niet al te netjes meer uitzag. Een klein patrijspoortje verschafte toegang aan wat schemerig licht en ze konden goed zien, dat deze kajuit bewoond werd door een of andere matroos. Die had er tenminste zijn pasgewassen kloffie te drogen gehangen. „We boffen alweer, Wubbo", zei Piet. „Daar is een trapje naar boven. We blijven hier eerst een uurtje zitten en dan gaan we voorzichtig kijken wat er aan dek aan de hand is. Misschien kunnen we ook beter wachten tot het donker is.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3