Nog honderden doden denkt men te moeten hergen VOL IIYSTERIE Meeste slachtoffers in midden van Schouwen-Duiveland Evacuatie is in vergevorderd stadium PANDA en de geheime documenten Toch is het zo! DERDE BLAD HET GOOI EN OMMELAND VAN DONDERDAG 5 FEBRUARI 1953 3 12 „O, het was helemaal niet erg," zei Neill en met iets van verwondering in zijn stem voegde hij eraan toe: „Ze stribbelde helemaal niet tegen om het voor u te doen." De deur van mevrouw Finchams zitkamer ging open en de oude vrouw kwam te voorschijn. Ze zag er zó verkreukeld uit, dat het verhaal, als zou ze in haar kleren slapen, best waar zou kunnen zijn, dacht Con stance. En dat rare witte haar, was dat soms een pruik? Het zag eruit alsof er in geen weken een borstel of kam aan te pas gekomen was. „Goedenmorgen Philip," zei ze met een lachje. ,,'n Mooie morgen, ja, ja. Blijf je bij ons ontbijten, Philip?" Ze scheen Neill en Constance niet op te merken. Al haar aandacht was gericht op Bagnet en de manier, waarop ze zich op hem concentreerde, deed vreemd aan. Er was zelfs iets van een meisjesachtige coquetterie in haar houding, die Constance even deed rillen. „Ik heb zoals gebruikelijk de post gebracht." ant woordde Bagnel. „Wat het: ontbijt betreft, nee dank U. Ik heb al een uur geleden ontbeten." Zijn houding tegen over haar was onpersoonlijk en vriendelijk, maar toch had Constance de indruk dat er ook in hem iets van af schuw was voor haar misplaatste coquetterie. „Een uur geleden al!" herhaalde mevrouw Fnicham. „Wat een energieke man, wat een energieke man! Om een voorbeeld aan te nemen!" Opeens scheen ze Neill en Constance gewaar te worden en het aanstellerige ver dween uit haar houding om plaats te maken voor de schijnheilige vriendelijkheid, welke Constance nu al van haar kende. „Goedenmorgen juffrouw Fairlie, goeden morgen," zei ze. „Al op en klaar om aan 't werk te gaan? Goedzo, goedzo. Neill, lieve jongen, omhels je oude tante. Neill vertrok geen spier van zjjn gezicht, toen hjj zich vooroverboog en een kus op de verwelkte wang van me vrouw Fincham drukte. „Goedenmorgen tante Chloë", zei hjj opgewekt. Met moeite hief ze een slappe dikke arm omhoog en klopte hem even op z'n wang. Mary verscheen op dat moment met een zwaar beladen blad. Ze zag er grauw en dodeljjk vermoeid uit. Er kwam een vaag glimlachje op haar gezicht. „Goedenmorgen, mevrouw", zei ze on derdanig, „het ontbijt is klaar". „De hoogste tijd, de hoogste tijd", zei mevrouw Fin- cham. „Wat krijgen we voor ons ontbijt? Laat me eens kjjken." „Mevrouw Fincham, dat blad is werkelijk tè zwaar voor Mary om lang te torsen", zei Bagnet vriendelijk, doch met grote nadruk. „U ziet straks aan tafel wel, wat u te eten krijgt. Dan is het een prettige verrassing", „Ja", antwoordde mevrouw Fincham met een wreed heid die abnormaal aandeed", ze wordt echt te oud voor haar werk, hè? We zullen haar moeten ontslaan. Juf frouw Fairlie zal daar wel voor zorgen." Mary zuchtte even en wandelde dan moeizaam met het blad naar de eetkamer. Ze leek werkelijk een heel zielig en nietig mensje. „U kunt haar niet ontslaan", zei Bagnet ernstig, tenzij u haar een behoorlijk pensioen geeft. Als juffrouw Fairlie haar ontslaat, dan ga ik er ook vandoor". Er kwam een diepe blos op Constance's wangen. Hoe kwam hjj erbij, dat zjj bereid zou zijn die oude gedien stige te ontslaan? Ze kon hem op dit ogenblik helaas niet duidelijk maken, dat zjj gisteren mevrouw Fincham hetzelfde gezegd had, n-1- dat de twee oude gedienstigen niet aan kant gedaan konden worden, zonder een be hoorlijke verzorging voor hun oude dag. Maar Philip en Neill zouden haar natuurlijk niet geloven, als ze hun dit nu vertelde. „Je hebt een goed hart, Philip, een tè goed hart", merkte mevrouw Fincham op, „maar ik kan zo iets nu eenmaal niet betalen. Nee, nee, werkelijk niet". „Nonsens", zei Neill scherp. „Nee. nee, nee..." zei mevrouw Fincham weer en ze -egon op onrustbarende manier te hijgen en zich op te winden. Constance deed onwillekeurig een stap terug. Ze vond de oude oude vrouw afstotelijker dan ooit en angstaan jagend. Bagnet legde een hand op haar arm en fluisterde geruststellend in haar oor: „Trekt u zich er niets van aan. Het betekent allemaal niets. Ze heeft geld genoeg". Op dat moment kwam Fiona de trap afrennen. Haar HUIS Door Jane England Uit het Engels vertaald smal gezichtje zag er ontsteld uit. Haar haar hing slor dig om haar hoofd. „O, Neill", riep ze uit, „Neill, m'n ring. Mijn geluks- ring... Hjj is weg... gestolen... O, Neill!" Mevrouw Fincham hield op met hijgen en haar ge zicht, dat rood had gezien, werd weer vaalbleek. „Aha", zei ze met iets van triomf in haar stem, „dus dit keer is de dief naar boven gegaan! Misschien heeft hij dan geen interesse meer in mijn kostbaarheden! Prachtig, prachtig!" Ze draaide zich om en begon moeizaam in de richting van de eetkamer te lopen. Er sprongen tranen in Fiona's ogen. „Mijn mooie ring", snikte ze ongelukkig, „de ring van mijn moeder!" Bagnet legde zijn handen op haar schouders en zei zacht: „Tracht kalm te zijn, Fi, Ben je er werkelijk helemaal zeker van?" „O ja", antwoordde Fiona, „helemaal zeker. Ik bewaar die ring altijd in mijn fluwelen bijouteriedoosje in de bovenste la van mijn kast. En nu is hij weg. Weg...! O Neill. het is vreselijk! Die dief begint nu boven, pre cies zoals ze zegt". Neill keck even naar Bagnet. „De oude vrouw kan 't zelf niet. zijn, ze kan onmogelijk de ti'ap op", merkte hij aarzelend op. „Onzin", antwoordde Bagnet. Ze kan heel goed lopeiff ze doet maar alsof ze zo invalide is. Het is alleen maar die abnormale dikte en daarbij is ze ontstellend lui. Maar ze zou 't heel goed gedaan kunnen hebhen." „Toch geloof ik niet, dat zjj 't deed," zei Fiona en er klonk iets van angst in haar stem. „Ik weet, dat we 't vaak gedacht hebben, maar ik geloof niet, dat ze met dit geval iets te maken heeft". „Ik geloof het ook niet," viel Neill haar bij. „Ze is in geen vijf jaren boven geweest. Dat weet jij ook, Philip. Ze beweegt zich alleen van haar zitkamer naar haar slaapkamer en verder naar de eetkamer, dat is zo'n soort gewoonte geworden, haar ledematen doen dat automatisch. Maar ik geloof werkelijk niet, dat ze de trap op zou kunnen komen". Bagnet fronste. „Wees niet zo dwaas," zei hij kortaf. „Wie zou 't anders kunnen zijn? Wie? We zijn 't er altijd over eens geweest, dat zij 't zelf moest zijn. Altijd! Is ait een demonstratie ten behoeve van juffrouw Fairlie?" „Niet in het minst", zei Neill koel. Constance maakte op dat moment een wonderlijk ge luid. Neill keek haar aan en zag, dat ze doodsbleek was geworden en dat er geen kleur meer op haar lippen was. Tot haar grote schande moest Constance Fairlie, de wereldse, moderne onafhankelijke jonge vrouw, be kennen, dat ze zich doodmisselijk voelde. ,,'t Is al dat gepraat bovenop een lege maag", zei Neill troostend. „Ga maar mee naar de garderobe". Hij sloeg een sterke arm om haar schouders en ging met haar een deur aan de linkerkant van de hal binnen. Even later kwam hij weer te voorschijn. Bagnet merkte met een spotteqd lachje op: „Ze schijnt dus niet zo taai te zijrr. als ze 't wil laten voorkomen. Kom Pi, kop op. Iémand heeft die ring van je gestolen. Wel, dit is een nieuwe fase en ik kies u nu juffrouw Fairlie's kant. Ik ga zelf ook alles op alles zetten om er achter te komen, wie de dader is". Mary kwam uit de eetkamer. „Mevrouw Fincham vraagt, waar U blijft" zei ze zacht. „We komen", zei Neill, „in orde Mary. Krijgen we wat lekkers voor 't ontbijt?" „O, meneer Neill", antwoordde de oude gedienstige, ,.U weet wel, dat er nooit veel bijzonders is. Er zijn alleen die visjes op toast. Het was m'n laatste blik. We hebben verder niets meer". Bagnet keek haar aan en merkte op enigszins sma lende toon op. „Je behoeft je geen zorgen meer te maken, Mary. Mevrouw Fincham heeft gezegd, dat, nu juffrouw Fairlie hier is, alles op rolletjes zal gaan lopen". Fiona scheen zich over haar verdriet heengezet te hebben. Ze liep op Mary toe en vroeg met grote nadruk: „Mary, wat hebben Anna en jü voor jullie ontbijt?" „O, dat is niet belangrijk, juffrouw Fiona", antwoord de Mary verlegen, „maakt U zich daarover maar niet bezorgd." „Wat hébben jullie", drong Fiona aan, en terwijl ze haar armen om de oude vrouw heen sloeg, zei ze zacht: „Lieve Mary, werkelijk, je moét 't me vertellen. Wat krijgen Anna en jü te eten?" „O, juffrouw Fiona", zei Mary. van haar stuk ge bracht, „we hebben... 't best. Maakt U zich echt niet bezorgd. We hebben brood en jam. Heus, juffrouw Fiona". „Ze lijden eenvoudig honger", zei Fiona heftig. „Ben jij daarvan op de hoogte. Philip? En jü. Neill? Wéten jullie dat? Het is de waarheid! „Ik weet, dat 't de waar heid is. Ik ben wel eens beneden wezen küken en ik weet 't. En daartegenover kan ze dat nieuwe mens zo'n fantastisch salaris betalen! Weten jullie hoeveel ze haar betaalt? Aan Constance Fairlie, de particuliere detec tive? Weten jullie dat? En ze betaalt dat mens om Anr.a en Mary te ontslaan, om die oude mensen de deur uit te gooien..." „Schei uit, Fi." onderbrak Neill haar, „je weet niet meer. wat je zegt..." Hij keek achterom naar Con stance, die hjj uit de garderobe zag komen. „Ik heb gehoord, wat je allemaal gezeerd hebt," zei Constance hees. „en je behoeft je werkelqk over mijn aanwezigheid hier niet op te winden, want ik blijf hier niet. Ik ga m'n koffers pakken. Ik zal Parkinson op bellen en mevrouw Fincham inlichten." Ze hield even op en zag, hoe allen haar verwonderd aanstaarden. Mary maakte van de gelegenheid gebruik om op haar tenen naar de keuken weg te sluipen. „Ik ben er van overtuigd," zei ze met een stem, die ondanks haar nog wat wankele toestand, overtuigend trachtte te laten klinken, „dat David Parkinson er geen idee van heeft, hoè de toestand hier eigenlijk is." Algemeen beeld van de situatie WEER is het ochtend geworden boven het geteisterde land, de reddingsploegen zetten in hun boten koers naar de eenzame, desolate boerderijen, tot aan het dak verzonken in het water. Men speurt ook nu nog naar slachtoffers, naar mensen, die dagen lang in een bittere koude op de daken zijn blijven zitten en nu. de totale uitputting nabij, nog moeten worden gered. Wie vermag hun leed te beschrijven en wie van hen kan onder woorden brengen wat zij hebben meegemaakt? De treurige stroom van berichten blijft voort duren, de dodenlijst groeit. Nederland is in een trieste rouw gedompeld, rouw om de honderden, die door de watermuur werden overmeesterd, om de kinderen, die tevergeefs naar hun ouders hebben gezocht, om de militairen, die bij het vervullen van hun hoogste plicht hun jonge leven hebben verloren, om de ouders die het onherstelbaar verlies van hun kinderen hebben geleden, om al de dieren, de rampzalige koeien, die in de onder water staande stallen angstaanjagend loeien maar niet gered kunnen worden, om het rijke land, dat nu verzilt. Het water heeft gegeven, het water heeft genomen. De Zeeuwse boeren zullen terugkeren naar hun landerijen, zij zullen onverzettelijk ras van Nederlands bodem de hand weer aan de ploeg slaan, maar generaties lang zal het diepe leed blijven schrijnen. Het land ligt nu, waterover- spoeld, eenzaam en verlaten. De boerderijen steken spookachtig boven de grauwe, nog steeds door de wind voortgejaagde watermassa uit, tegen de dijken drijven de goederen, het van het land gerukte gewas en de lijken. Een stille stroom van evacué's trekt weg van de geboorte grond. alles achterlatend wat dierbaar was. Sommigen zien in hun redders hun vijanden, zij hebben dagenlang in het water gestaan, zij willen blijven. Waarom? Vraag het deze mensen niet, zij zijn het levens besef verloren, het noodlot heeft hen overmeesterd en zij verkeren in een apathische toestand. Het rijke leven van de boer, die iedere dag, iedere door God gegeven nieuwe dageraad, zijn blik liet gaan over de groene landerijen, is veranderd in het bestaan van een vluchteling, de vredige dag van de ouden van dagen, die aan dit land vergroeid en verknocht zijn, is weggevaagd door het water, de boerenknechten, die het land kennen als geen ander, ook zij zijn weggetrokken, weg van de boomgaarden, van de kleine huizen, van de dieren en weg van het water, dat dit alles heeft overmeesterd. Het water, dat zij liefhadden omdat het bij hun land hoorde, maar dat zij ook vreesden, omdat oude verhalen vertelden van rampspoeden, door ditzelfde water teweegge bracht. Nu behoeven zijn hun ervaringen niet meer uit verhalen te putten, zij weten nu hoe meedogenloos wreed het water kan zijn. In de afgelopen nacht heerste er in de getroffen gebieden weer grote angst: de wind was stormachtig: zouden de dijken het houden of zou de zee nieuw leed. nieuwe verwoesting brengen? De dijken hebben het ge houden, maar men kan hierover nauwelijks spreken als over een ver lossing. De nieuwe dageraad is. langzaam oplichtend boven de ver woeste wereld, gekomen, zonder nieuwe rampspoeden, maar over de dijken trekt de schimmige rij van evacué's. begeleid door het hart brekend geloei van de beesten, ouden van dagen, ondersteund door an deren. kinderen, gestut door de armen van vreemden, gebogen vaders: een droeve stoet van mensen, voor wie het leven naamloos wreed is geweest. Ontstellende cijferreeksen komen op de redactietafels. Men kan zeggen, zo melden zij, dat 300.000 mensen alles hebben verloren. Een millioen mensen zijn in nood. En cijferreeksen van de ge troffen plaatsen, waarvan het aantal doden wordt opgegeven. Oude Tonge, tot voor de ramp een vredig dorp op Goe- ree Overklakkee met 3102 inwoners, heeft 300 doden, een tiende deel van de bevolking. De taferelen, die zich in dit dorp hebben afgespeeld tarten iedere beschrijving; een onzer verslaggevers interviewde een van de leiders der red dingsploegen; zijn verhaal geeft een beeld van de ramp. die dit kleine dorp heeft getroffen. Stavenisse op Tholen telt 200 doden. Deze gemeenten zqn het zwaarst getroffen. Men heeft op Oude Tonge pas twaalf doden kunnen bergen, bjina driehonderd personen, die waar- schijnlijk allen verdronken zyn. worden vermist. De burgemeester van het dorp telefoneerde gegevens over de toestand. „Een groot aantal lijken, zo vertelde hij, drijft in het water langs de dijken: de mensen uit het dorp kunnen de lqken niet bergen, zij zqn daartoe moreel niet meer in staat". Hq vraagt om toezen ding van 200 lijkkisten. Ook moeten de cadavers van het vee geborgen worden het zijn er ongeveer 600. Oude Tonge is alleen bij hoog water te bereiken, de vaargeul naar de haven valt bij laag water geheel droog. Van de situatie in geheel Zeeland werd ons in de afgelopen nacht de volgende ruwe schets gegeven: Evacuatie Schpuwen bijna voltooid Schouwen Duiveland staat voor vier vijfde deel onder water. Noord-Beve land voor de helft. St. Philipsland ge heel, Tholen voor een derde deel en Zuid-Beveland ongeveer voor een achtste deel. In Zeeuws-Vlaanderen staat wei nig water meer, bijna alle gaten in de dijk zijn gedicht en de Kruispolder is reeds drooggemalen. Alleen bij Temeu- zen, Bresktens, Ossenisse, Krjiiningen en enkele andere plaatsen staan nog ge bieden onder water. Het ernstigst is de situatie op Schouwen. De evacuatie van dit eiland is gisteren bijna voltooid. Men schat dan ongeveer 15.000 van de onge veer 20.000 bewoners van Schouwen Dui veland zijn geëvacueerd naar veiliger oorden. Op Duiveland heeft men giste ren alle boerderijen en huizen systema tisch afgezocht naar achtergebleven personen. Hetzelfde gaat men vandaag doen op Schouwen. Een deel van de be volking is achter gebleven om behulp zaam te zijn by de herstelwerkzaamhe den die allerwege reeds zijn aangevan gen. In Zierikzee, Renesse, Bruinisse en Stavenisse op Tholen is een van de zwaarst geteisterde dorpen. In de omgevmg van het kerkje zijn de huizen door een enorme vioeagoij weggevaaga. 21. De „Hobbelöam" stond op het punt te vertrekken, toen Panda en Pat O'Nozel van hun aut,o sprongen en naar het schip snelden. Nog juist bütqds konden zij zich op de loopplank werken, die reeds werd ingehaald en hijgend klommen zy aan boord. „Wat moet dat?" vroeg een matroos. „Wü zün passagiers," legde Panda uit, „wjj hebben ons wat verlaat!" „Zo hum," zei de matroos, „kom dan eerst even mee naar de purser. Die moet jullie passagebiljett,en zien." De purser was wat uit zijn humeur, dat hij nu nog werd lastig gevallen. „Waarom zqn jullie zo laat?" snauw de hq. „Geen vragens! Stel geen vragens!" riep Pat driftig uit. „Ik heb een geheime staatsopdracht, waar niemand iets van mag weten! Niemand mag vermoeden, dat ik een geheime agent ben; ook jy niet.; dus steek je neus niet in mqn zakenslEn van neuzen gesproken," vervolgde Pat, zich over het bureau buigend, „ik wed, dat de jouwe vals is!" Tegelijker tqd greep Pat de neus van de verbijs terde purser en draaide er krachtig aan. „Maar Pat!" riep Panda, „je denkt toch niet, dat hü een spion is?!" Het gekerm van de purser bewees overigens, dat diens neus echt en niet afschroefbaar was Haamstede is het grootste deel van de bevolking nog aanwezig. De evacuatie is geschied vanuit Bruinisse, Zierikzee en Brugsluis. De geëvacueerden zijn ge transporteerd naar Rotterdam, vanwaar zij via Gorinchem en Utrecht verder zullen worden vervoerd. De evacuatie van Schouwen was het sluitstuk van de overbrenging van een groot deel van de bewoners van de Zeeuwse eilanden naar Holland. Ook enkele plaatsen in Zeeuwsch Vlaanderen zqn gedeeltelijk geëvacueerd. Grote verslagenheid De meeste slachtoffers in Zee land zijn vermoedelijk te betreuren in het middendeel van het eiland Schouwen Duiveland. Het gebied achter de Westelijke duinonreeks tot Zonnemaire staat geheel blank. Op sommige plaatsen staat het water twee tot twee en een halve meter hoog. Hoewel hieromtrent nog geen zekerheid bestaat, acht men het waarschijnlijk, dat zich in en om de in dit gebied bevindende boerderijen en huizen honderden doden moeten worden geborgen. Men heeft op Schouwen en Duiveland nog geen dijken kunnen dichten. Door de sterke stromingen wordt het werk, dat duizenden eilandbewoners en hulpkrachten aan de open geslagen dijken verrichten, zeer bemoeilijkt. Alom heerst grote verslagenheid, vele boeren zijn practisch de gehele veestapel kwijt geraakt en men treurt over het verlies van familie leden, buren en vrienden. Deson danks is men overal aan de slag ge gaan om de zwaar gehavende gebie den te herstellen. In de omgeving- van Zierikzee wordt op zeven plaatsen gewerkt aan het dichtmaken van de dijken. De verwoes ting in Zierikzee is verschrikkelijk. Ge hele huizenblokken zijn door de zware golfslag totaal weggevaagd. De bevol king van Zierikzee is verzameld in de kom van de gemeente, die practisch ge heel is droog gevallen. Daarbuiten staat nog ruim anderhalve meter water. De gas en watervoorziening zijn uitgevallen en een gedeelte van Zierikzee moet het ook zonder electriciteit stellen. Drink water woi'dt aangevoerd. Voedsel is uit eigen voorraden voldoende aanwezig. Men is bqzonder enthousiast en dank baar voor de droppings, die zijn geschied. Van de ongeveer 300 polders in Zeeland staan er 40 blank. De conclusie die men hieruit op het eerste gezicht zou kun nen trekken, dat het grootste deel van Zeeland niet door de watersnood is ge troffen, is bepaald onjuist wanneer men bedenkt, dat de grootte van de polders varieert van 20.000 ha tot 100 en min der hectaren. Zo staat de 16.000 ha grote polder- Schouwen geheel blank, maar ook de Kattepolder, die een opper vlakte heeft van 100 hectaren. In Zierikzee is dezer dagen een man gered, die zeventien uur lang aan een staaldraad had gehangen om zich van de verdrinkingsdood te redden. 150 slachtoffers in Hoeksclie Waard De Hoeksche Waard met haar 23.000 ha cultuurgrond, circa 40 grote en klei nere polders, veertien gemeenten en ver scheidene buurtschappen met gezamen lijk 40.000 inwoners, is zeer ernstig ge troffen door de watersnood. 25 grote en kleinere polders zijn geheel over stroomd, 8 polders staan dras en slechts vijf geheel droog. Vier van de 14 ge meenten hebben geen last van het wa ter. In de tien andere zijn vele woningen overstroomd. Het ergste zijn Numans- dorp, Strijen. 's-Gravendeel en Gouds waard getroffen. In de drie eerstge noemde gemeenten zijn vele slachtof fers te betreuren. In Numansdorp telt men thans 67 overledenen, allen be woners van de polder het Hogezand, waar de hoofdwaterkering over een lengte van twee kilometer is doorge broken en de bewoners door een grote vloedgolf moeten zijn verrast. In 's-Gra vendeel zijn 57 slachtoffers en in Strijen is het aantal reeds bovéh de 20 geste- Wh91 ANNEER twee punten ten op zichte van elkaar in beweging zijn en een derde (vast) punt ontbreekt is het niet- mogelijk uit te maken welke van beide punten een bewe ging vertoont. Dit zelfde doet zich voor met de zeespiegl, die voort durend in beweging is, doch waar voor met de zeespiegel, die voort- anderingen te wijten zijn aan de beweging van de zeebodem, dan wel aan veranderingen van het vasteland. Zeker, er bestaan duidelijke be- wijzen dat in somige gevallen het vasteland aanzienlijk is omhoog ge heven. Wanneer op het eiland Timor op een hoogte van ruim 1200 meter koraalriffen worden aangetroffen, is het duidelijk dat deze riffen ongeveer evenveel me ters zijn opgeheven, want koralen kunnen slechts in ondiep water ge dijen. Evenzo wordt het bewijs ge leverd dat in Zwitserland een bo demverheffing van verscheidene duizenden meters heeft plaats ge vonden, omdat aldaar op hoogten van meer dan 3000 m versteende schelpen zijn aangetroffen. Het staat vast dat niet alleen het land in de loop der tijden aan zienlijke veranderingen heeft on dergaan. De hoeveelheid water op aarde, hetzij dit in vloeibare, gas vormige of vaste toestand voor komt, is immers constant. En wan neer geweldige hoeveelheden daar- van in ijs worden vastgelegd, is het duidelijk dat die hoeveelheden ergens anders van onttrokken zijn. Dit deed zich bijv. voor in de ver schillende ijstijden, toen zich op N. Europa geweldige ijskappen ge vormd hadden en dientengevolge de zeeën een lagere stand hadden dan normaal. Maar ook zonder d.eze ijstijden in aanmerking te nemen, moet worden vastgesteld dat de zeespie gel aan voortdurende wisseling onderhevig is. Uit opgeheven strandlijnen aan tal van kusten, is afgeleid dat na geweldige stijging van het zeeniveau na de ijstijden, het algemene niveau sedert de laat ste 3 a IfOOO jaar gedaald is met een bedrag van lf tot 6 meter. De bedragen, die door verschillende onderzoekers gevonden zijn, vari eren wel enigzins, doch zijn toch alle van dezelfde orde en bevestigen de opvatting dat ook in historische tijden de oceaanspiegel schomme lingen vertoont. Deze schommelin gen schijnen overigens niet gelei delijk, maar met onderbrekingen plaats te vinden en worden toe geschreven aan klimaatsverande ringen. Is deze daling van de algemene strandlijn in de wereld een ver heugend. teken voor de lager ge legen landen, wat Nederland be treft moet als schrille tegenstel ling een aanzienlijke stijging van de strandlijn in de laatste duizen den jaren worden vastgesteld. Dit is dus de schijnbare stijging van de zeespiegel, die naar alle waar schijnlijkheid aan de daling van de Nederlandse bodem moet worden toegeschreven en waarover bijzon der belangwekkende cijfers zijn ge publiceerd. Morgen zal het u duidelijk zijn. H. Pétillon. (Nadruk verboden gen. In totaal zijn in Hoekschewaai'd, voor zover thans bekend is, ongeveei? 150 personen verdronken. Men vreest, dat dit aantal nog zal stijgen als overal naspeuringen zijn verricht. Het eiland Tiengemeten is geheel overstroomd. Op het Oostelijk gedeelte heeft een aantal bewoners zich nog kunnen handhaven, anderen zijn geëva cueerd. Ook uit 's-Gravendeel, Strijen, Numansdorp en Heinenoord is de be volking voor een deel geëvacueerd. Hon derden stuks vee zijn verloren gegaan, terwijl de materiële schade zeer aan zienlijk is. Boerderqen en huizen zijn in gestort. De bevolking heeft bijzonder hard gevochten om te behouden wat be houden kon worden. Dank zij een prach tige samenwerking kon Oud Beyerland droog gehouden worden, welke ge meente thans het voorzieningscentrum van het eiland is, waar levensmiddelen, brandstof en materiaal worden aange voerd. Hevig gevecht tegen liet water Over West-Brabant werden ons de volgende gegevens verstrekt: het he vigst woedt het gevecht met het water op Tholen en in het land van Heusden en Altena. De Zeedijk langs de Zuid en Zuidwestzijde van het eiland Tholen is weggeslagen. Op de Noordpunt van het eiland bij het Mastgat is een gat geslagen. Voor het merendeel komt de bescherming van het eiland neer op de binnendijken. Er is een nijpend gebrek aan materiaal ter versteviging en in standhouding van deze dijken. Enkele polders op Tholen zijn nog droog ge bleven. In het land van Heusden en Altena is de dijk, waarover de verkeers weg loopt van Keizersveer naar Slee wijk, uiterst zwak. Ook hier wordt een zware strijd tegen het koppige water gestreden. Zuidelijk van de Maas bij Sprang in de omgeving van Waalwijk, is eveneens nog een kritiek punt. Uit vliegtuigen werden zandzakken gewor pen op verscheidene plaatsen in de noodgebieden. De hulpverlening aan de slachtoffers wordt met een maximum aan inspanning voortgezet. Over de Zuid-Hollandse eilanden meldde men: Met uitzondering van een aantal personen wier aanwezigheid ter plaatse gewenst en noodzakelijk is. is thans practisch geheel Goeree-Over- flakkee-geevacueerd. Alleen de bevol kingen van Dirksland en Melissant is achtergebleven. Evacuatie van deze gemeenten is minder noodzakelijk. In dien de omstandigheden zulks noodza kelijk maken, zal ook in Dirksland en Melissant tot evacuatie van de burger bevolking worden overgegaan. Op de dijk tussen Oude Tonge en Galathese- sluis zou zich nog een aantal mensen bevinden. Men zal trachten deze groep vanmorgen te redden vanuit Dordrecht en Winteroord. Tot slot kwamen de volgende gege vens over Texel binnen: Het dodencij fer op Texel bedraagt thans vijf. Er wordt nog steeds één persoon op het eiland vermist. Advertentie De nieuwe Amerikaanse sigaret I

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2