Terheijden s bedaard verdronken
Uitzicht op
winkeldeur
Rustig inpakken
VmuwVan Meel zoekt
haar weckflessen met
de ingemaakte peertjes
De nuttigste zeiken boven l
Woensdag 4 Februari 1953
FRIESE KOERIER
3
T\AN bedenkt ze, dat ze het precies verkeerd om doet. Eerst de
minder dringende zaken inpakken, zodat die onder in het kus
sensloop komen en daar bovenop de noodzakelijkste spullen. Ze wei
felt weer even: ze heeft hier weliswaar de hele winkel vol met kruide
nierswaren en met alles, wat een kleine, dorpse kruidenierswinkel
verder nog te koop heeft. Maar ze zou toch ook wel wat van die
kleine dingetjes willen meenemen, die ze in haar kamertje heeft
staan. Achter de winkel is haar woonkamer. Dat is ook haar slaap
kamer, eetkamer, werkkamer, noem maar op. Als de weduwe Van
denborg niet in haar winkeltje aan de slag is, dan is ze achter haar
winkeltje aan het werk.
die rondtrok om aan de kost te komen.
En verder potjes en pulletjes, kleedjes
en kleinigheden, allemaal van die
snuisterijen, waar een oud mens aan
gehecht raakt. Er blijft zo weinig an
ders over om van te houden.
Wat zal ze daarvan meenemen? Een
van de portretten? Een van de pul
letjes? Of die brieven van vroeger, die
misschien nog de minste ruimte inne-
Ze heeft een grote leunstoel
voor het raam gezet, waardoor ze
uitzicht heeft op de winkeldeur.
Als het belletje klinkt (een ijl ge
luid: tinkelend metaal van drie
reepjes koper die tegen een holle
staaf rinkelen) dan kijkt ze even
op en weet direct als ze haar
klant herkent, wat hij wel zal wil
len kopen. En of hij meteen zal
willen betalen
TV AAST haar stoel staat het dressoir.
1 Het is belachelijk groot voor dat
kleine opkamertje. Maar dat moet wel,
want alles wat de weduwe Vandenborg
uit een lang leven van kruidenieren in
Terheijden aan herinneringen heeft
vergaard, staat op het dressoir.
Een aantal foto's van haar kinderen
en kleinkinderen. Een groot portret
van haar man-zaliger in een geweldige
ebbenhouten lijst, dat vroeger eens ge
tekend is door zo'n Belgische tekenaar,
Ze weet het nog niet precies en
ze heeft eigenlijk nog alle tijd om
rustig na te denken. Want ze zijn
pas een uur geleden komen ver
tellen, dat ze waarschijnlijk van
nacht of anders morgen vroeg
klaar moet zijn om te évacueren.
Het was een agent van politie, die
haar de boodschap bracht. „U bent
straks ook aan de beurt, juffrouw
Vandenborg. Het water stijgt nog
steeds. Het staat hu al aan de voet
van de molen".
De agent woonde zelf bij de molen.
Hij is Maandagmorgen al uit zijn huis
gegaan. Alles ging rustig en kalm en
weloverwogen. Er was geen sprake van
paniek of opwinding. Er was tijd ge
noeg.
De weduwe Vandenborg begon daar
om dan toch maar met de suiker. Ze
had wel begrepen, dat er overal gebrek
is aan levensmiddelen. Suiker zou ze
meenemen en zout en meel en wat van
die dure blikjes gecondenseerde melk,
die ze in een onbewaakt ogenblik had
ingekocht van een radde prater uit de
stad en die ze aan niemand in Ter
heijden slijten kon. Nu waren ze dan
toch nuttig.
Met een zucht nam ze haar besluit.
Dan maar geen dingetjes uit de achter
kamer. Dan maar alleen die levens
middelen en wat chocola en dropjes
voor de kinderen, die overal rondzwier
ven langs de wegen. Dat had ze over
de radio gehoord. Ze pakte haar sloop,
stopte het vol en zette het tegen de
achterwand van het winkeltje. Toen
rinkelden de metalen plaatjes bij de
winkeldeur. Er kwam een klant, een
vreemdeling, die om pleisters vroeg.
Hij betaalde vlot. De zaken gingen ge
woon door, de kruidenierswinkel kon
gewoon verkopen. Er was, zo op het
oog, niets aan de hand.
Werk
aan nuis
X^ERDEROP, vlak bij de molen, ston-
den mannen van de rijkspolitie het
verkeer te regelen. De weg naar het
Zevenbergscheveer was afgezet. Daar
stond het water op het asfaltdek. Er
liggen aan die weg wat boerderijen en
verspreide landarbeiderswoningen, ty
pische voorbeelden van plattelands-
woningwetbouw. In nummer A 410
woont Jan van Meel.
Ook hij werd Maandagmorgen vroeg
gewaarschuwd. Het kwam hem bijster
slecht uit. Hij was in December begon
nen zijn oude huis wat op te knappen.
Dat kan tegenwoordig ook al met steun
van het rijk, omdat het werkloze man
nen aan arbeid helpt.
Ze hadden een steiger langs de voor
gevel opgetrokken en het metselwerk
was al bijna tot de dakgoot gevorderd
Nu zou dat allemaal een paar dagen
vertraging krijgen, hadden, ze Jan van
Meel verteld, want verderop in de pol
der begon het water te stijgen. Hij zou
verstandig doen, als hij de belangrijk
ste spullen inpakte en vast klaar zette.
Men kon tenslotte niet weten wat er
zou gebeuren.
Bij Lage Zwaluwe was een dijk door
gebroken en daar waren de 'polders
binnen twee uren volgestroomd. Zo
hard zou het hier in Terheijden wel
niet gaan, maar het was toch veiliger
om rekening te houden met de moge
lijkheid, dat het wel hard zou gaan.
Enfin, Jan van Meel pakte in. Met
de dood in zijn schoenen. Hij had er
deze week nog hard aan willen wer
ken om zijn huis voor begin 'Maart
helemaal klaar te krijgen. Dat zou ook
het prettigste zijn voor zijn vrouw. Zij
kon in een schoon en nieuw huis met
een maar met de jaarlijkse schoonmaak
beginnen en dat'is altijd prettiger dan
schoonmaken in een huis, dat oud is en
smerig. En even nuttig vond de vrouw
van Jan van Meel, die voor geen geld
ter wereld een schoonmaak zou over
slaan.
Berenburgjes
OP de hoek van de Zevenbergsche
veerweg, in café De Vriendschap
maakten ze zo'n haast niet. Het water
was er niet, het zou wel kunnen komen,
maar dan konden ze altijd nog zien en
de caféhouder. ..dikke"' De Vries, wilde
alle mogelijkheden, die het lot hem
plotseling schonk, tot de laatste druppel
Berenburger uitbuiten. Hij trok aan de
la in zijn toonbank. Die rinkelde van
het zilver. Nee, de zaken gingen goed,
vandaag. Het water schiep kansen voor
de drank.
Zo was de toestand die Maan
dagmorgen in Terheijden: verder
op, voorbij de molen stond de pol
der in het Oosten blank. In het
Westen was er water tot de Ze-
venbergsehedyk. En verder ging
het wel en was er niets.
Niets? Ja toch, er was wel iets. Er
was een wonderlijke, stille dreiging
Nationale Nood
Gironummer 9575
Nat. Rampenfonds
in de polders tussen Terheijden en
Prinsenbeek, maar daarvan wisten de
weduwe Vandenborg en Jan van Meel
nog niet.
Heel langzaam sijpelde het water uit
het Westen naar de Oostelijke polders.
Kwelwater onder de dijken door.
Spoelwater door gaatjes in de bochten
van de waterkeringen.
Het was bijna niet te zien. Als het
een hele tijd liep, tien uren of langer,
kon men in de buurt van de kwel hét
gras zien zakken. De sprieten legden
zich neer. Nog weer later ontstond er-
een kleine plas, alsof het een nacht
lang geregend had over de weiden.
En vier uur daarna werd het grasland
drassig. Dan was er wel iets te zien,
maar het was niet spectaculair.
Het viel niet bijzonder op. Het
viel zelfs helemaal weg tegen de
alarmerende berichten, die het
A.N.P. nu alle uren omriep. Dit
leek niet op Lage Zwaluwe,
Ouderkerk, Nieuw Vossemeer of
Tholen.
Hier waren geen rampen te duch
ten zoals op Schouwen-Duiveland, in
Halsteren of in 's Gravendeel. Hier
zou het allemaal zo'n vaart niet lopen,
dachten de mensen en ze bleven rus
tig en bedaard en gingen verder met
pakken voor het geval, dat het onver
hoopt toch wel zo'n vaart zou lopen.
I7i Terheijden hebben ze meer tijd om alle bezit te redden dan in de
ernstigst getroffen gebieden, die Westelijker in Noord-Brabant lig
gen. Mannen sjouwen met huisraad op de weg naar het Zevenberg
scheveer. De huizen zijn verlaten, voor alle veiligheid.
weer. Het was misschien niet zo erg
fijngevoeld, dat gebaar. Het was zo
erg duidelijk een gebaar van geld en
drank en tap en toonbank, maar het
gaf in ieder geval lawaai en de men
sen in het café durfden weer iets te
zeggen.
De dronken man leunde achterover
tegen de muur in De Vriendschap. Hij
keek de gelagkamer eens rond, zette
zijn pet weer op en waggelde naar
buiten. Zonder verder een woord te
zeggen. Van der Belt ging zitten en
dronk zijn-Coca-Cola verder uit.
De baas is al lang weg. De hond
is achtergebleven. Eet raam staat
open. Eenzaamheid heerst op de
weg van Terheijden naar Zeven
bergsche Hoek. (Eigen foio)
rplen, twintig dorpen of misschien nog wel meer zijn door
de stormvloed wegespoeld. Eilanden zijn geteisterd.
Rijen duinen zijn weggeslagen. Mensen zijn verdronken, ver
pletterd onder vallend puin of zomaar doodgewoon gestorven.
Want dat gelmurl. daar namelijk ook. Het leven gaat er
door: er worden kinderen geboren. De dood gaat er door:
er sterven oude en jonge mensen.
Niet al die plaatsen zijn even ernstig getroffen. Er zijn er
bij, die nu niet meer beslaan. In de Friese Koerier van Dins
dag hebben wij over zo'n dorp verteld.
Er zijn er ook bijwaar het helemaal anders is gegaan:
waar alle mensen rustig de tijd hadden om maatregelen te
nemen, omdat zij het gevaar al vroeg en van ver onderkenden.
Over zo'n plaatsje willen wij U vandaag vertellen. Misschien
dal dal verhaal een bijdrage kan zijn tot het, wekken van be
grip voor de nooddie in het Zuiden heerst.
ren de mensen nu. Dat was tenminste
nog een goed ding van dat water. Je
kon nu zien wat voor een rotzooi dat
was onder de mensen. Rovers waren
het. Dieven, moordenaars.
Harde klap
|~)E man ging een tijd zo door. Het
was doodstil in het café. Toen
kwam een van de andere mannen
naar hem toe: Cornelis Willem van
'dér Belt uit Molenaarsgraaf, 'n plaats
je onder Alblas in de Alblasserwaard,
die al Zondag hier in Terheijden min
of meer was aangespoeld met een con-
vooi evacué's, die naar het Zuiden
waren gegaan.
Man hou op, zei hij. Je moet
niet denken, dat jij de enige bent,
die wat te klagen heeft. Mijn
vrouw is dood. En mijn vader en
mijn moeder en mijn twee broers.
Ze zijn in de nacht van Zaterdag
op Zondag verdronken. Toen
kwam het water over de waarden.
Ze waren ineens bedolven onder de
muren van hun boerderij. In hét Ze-
ven-molensland, waar zoveel vreem-
.delingen komen. Daar zijn in de voor
gevels van de boerderijen gedenkste
nen gemetseld voor de Elisabeths-
vloed. Het water staat er boven die
stenen.
Jij bent de enige niet en je moet
ophouden te drinken. En .verder moet
je je mond houden, of anders opdon
deren. Wij hebben hier zorgen ge
noeg. Ieder moet zijn éigen portie
dragen. Jij. En ik ook. En hou je nu
stil.
Het wérd stil. Doodstil. Iedereen
wachtte af, wat er gebeuren zou.
Die twee mannen, die beiden verlo
ren hadden wat ze moesten houden
om er verder voor te leven, stonden
tegenover elkaar. De dronken kerel
kwaad en dreigend. De ander bleek
en kalm.
Er gebeurde niets. Dat duurde zo
een tijdje, misschien maar een mi
nuut, maar de seconden van die mi
nuut duurden langer dan men op een
horloge kan zien. Lang genoeg om de
hele ramp in de Alblasserwaard en
de hele ramp op de Zwaluwe nog eens
te laten gebeuren.
Het bleef stil en dreigend. Er moest
iets gedaan worden, waardoor de
spanning gebroken werd. Want anders
zou er misschien iets van glas gebro
ken worden.
De dikke De Vries achter de toon
bank vond de oplossing. Hij schoof
met een harde klap de toonbankla
dicht. Het geld rinkelde. De glazen,
die op de tap stonden, gingen heen en
Wanhopig karwei
ZqlKE dingen gebeurden er Maan
dagmorgen in Terheijden. Gewone
dingen, niets bijzonders. Er komen in
andere dorpen ook 'wel dronken man
nen in een café. En die gaan dan la
ter ook wel weer weg. Dat maakt
niet veel verschil.
Het eigen leed is voor een ander
toch nooit aan de buitenkant te zien,
of dat nu leed is door een watersnood
of door een ongeluk. En dood is dood
en alleen wie door het lot getroffen
is kan er de onmeetbare grootte van
ondergaan.
De Oosterpolder was in die luttele
uren nat geworden, drassig en sombër
onder de lucht, die dreigend in het
Westen samenpakte. Aan de uiterste
westgrens van de polder stonden de
soldaten van de artillerie uit Breda.
Ze waren bezig aan een wanhopig
karwei. Hun commandant was opge
beld, Zondagmorgen, dat zijn troepen
moesten komen helpen aan de spoor
lijn van Breda naar de Moerdijk.
Aan de westkant werd die lijn be
dreigd. Aan de oostkant liggen uitge
strekte polders, die in ieder geval be
houden moesten blijven.
De commandant van het deta
chement artillerie gaf bevelen.
Het doel van het werk was de
polder redden. De operatie kreeg
daarom de naam: „Houden".
De mannen vertrokken met auto's
naar de spoorlijn. En daar begonnen
dan de moeilijkheden, Zondagmorgen
om half twaalf.
Er moesten zandzakken komen,
maar er waren geen zakken en er
was geen zand.
Incident
TEDEREEN was bezig met pakken.
Behalve in café De Vriendschap.
De Vries was eventjes uit zijn dro
men van voordelige verkoop opge
schrikt, want er was een bepaald on
plezierig incident. Er was een man
binnen komen stappen, die al zo
dronken was, dat De Vries ineens
meer verantwoordelijkheidsgevoel
moest blijken te bezitten dan ver
koopsijver om tot de vraag te komen,
of hij die man nog wel iets zou mo
gen slijten, eigenlijk.
De man was stomdronken. Hij sloeg
liederlijke taal uit. Dat paste niet in
het schema van bedaarde, wat voor
zichtige rust en afwachting van de
dingen, die komen zouden.
Hij vloekte als een ketter. Om' de
paar woorden knetterden de godslas
teringen in zijn mond. Iemand wilde
hem bedaren, maar dat maakte het
alleen maar erger.
Hij was zijn vrouw en kinderen
kwijt, zei hij. Vloek. Hij had een
van zijn meiskes zien verdrinken
onder Lage Zwaluwe. Vloek,
vloek, vloek. Hij had geprobeerd
naar Breda te komen, want daar
moest zijn vrouw ergehs zijn on-
dergebracht en ze hadden hem r
verteld, dat hij maar eens moest tÜ a- 1
informeren bij mevrouw Knibbe- lÉÉla? -Liitll- iïm
le, Baronielaan 28. Daar is het WT v,
Maar ze konden hem meer vertel-
len. Vloek. Hoe moest hij naar Breda
komen? Hoe had hij Lage Zwaluwe,
waar meer water was dan de zee be-
vatten kon, kunnen verlaten?
Wisten ze wat dat was? Water?
Vloek. Zc wisten er niets van. Die
paar mottige boerderijen hier op Ter- W - 5 - j
heijden, die het hadden laten afwe- S
ten, dat was helemaal niets. Als dat lp
rot water weer een beetje zakte, kon- I
den ze er weer in. Wat stonden ze ISP*#
zich op te winden?
O, wonden ze zich niét op? Nee, hij
zag hot wel. Ze zopen. Ze stonden
Voorburgjes te kopen en Bcrenburger
ill -• I i - - ;i-i V /.II 1-1 'I
heijden stonden te drinken, terwijl ze
welüTratSri-vrirzopen.blj Zwalu' Duizenden militairen zijn ingezet om de gaten in de dijken te dichten
Zie verder pagina 4
i verzopen,
Mooie boel wat dat. "Vlóék. Zo wa-
Eigen foto)
- i
T(Van onze speciale verslaggever)
ERHEIJDEN DINSDAGAVOND. Vlak bij de
grote katholieke kerk van Terheijden, aan de rechterkant
van de weg naar Zevenbergschenhoek woont een oude
vrouw, die een kruidenierswinkeltje drijft. De weduwe
Vandenborg (met de naam in één woord, zoals dat in
België overal gebruikelijk is) weet niet meer, wat ze moet
doen. Ze staat achter de toonbank met een kussensloop.
Wat zal ze eerst inpakken? De suiker, de zuurtjes, de cho-
coiaadjes of de pleisters? De kasten staan vol. Op planken,
waar ze niet meer bij kan zonder trapje, want ze is
zeventig cn met de jaren is ze kleiner geworden staan
stopflessen te glinsteren in een zonnestraal, die door het
bovenlicht van de kleine winkeldeur naar binnen valt. Ze
besluit tenslotte eerst maar te beginnen met de pleisters
ea de jodium. Ais iemand een ongeluk krijgt, dan kan ze
tenminste helpen.