BOERDERIJ VERDWIJNT IN DE VLOEDGOLVEN 4 FRIESE KOERIER Dinsdag 3 Februari 1953 Vervolg van pagina 3 TDWINTIG minuten na zeven was de A boerderü in de hoek verdwenen. Met een wild gekraak stortte het ge bouw in. De vloedgolf van twee me ter hoog duwde de muren om. Alles werd meegesleurd. Toen het later wat lichter werd bleek, d3t niets van de boerderü meer te vinden was. Boven het water staken wat bomen uit. Maandagmiddag, toen de ergste vloed weer voorbij was, zag men niet meer dan de palen, waartussen het prikkel draad gespannen was, dat de melk- plaats omgeven had. Het water vrat het, land. Ontembaar stormde het naar het Oosten. Het bleef pas staan tegen de Schenkweg, die ho ger ligt dan alle andere polderdijken in de buurt van Nieuw Vossemeer; geen wonder, want de Schenkweg is de oude zeedijk. Zo was het Zondagmorgen. De ra dio maakte het verder duidelijk. Heel Zeeland, alle Zuid-Hollandse eilanden, de waarden bij Dordrecht en Alblas en de polders in West-Brabant waren on- dergelopen. Do eerste berichten waren alarme rend.'Zéker. Ook in" Nieuw Vossemeer. Maar meer dan alarmerend waren ze ook niet. Ëen boerderij in de polder was ver nield. Twee andere liepen gevaar. Maar de molen s;tond hoog en droog en de arbeiderswoningen waren voor het water niet bereikbaar. Vluchtelingen Er zou misschien wel iets moeten gebeuren aan de Schenkweg. Nie mand wist nog precies wat. Burge meester Jansen belde met Steebergen. O? ze daar misschien iets wisten van de rest van de streek. Zeker, daar wisten ze alles. De bur gemeester van Steenbergen was al om halfvijf uit bed gebeld met de bood schap dat het schiereiland Sint P'ni- lipsland onder water dreigde te lopen. De mensen van Anna Jacoba waren gevlucht naar het Oosten. De Zijpe stond ver boven peil. De Krammer was veranderd in een kolkende zee. Het zou niet onmogelijk zijn dat die uit Anna Jacoba voorlopig in Sint Fhilipsland een onderkomen zouden zoeken. Er waren meer berichten. De Heen, een gehucht, dat iets verder naar het Noord-Oosten ligt, aan de Steenbergsche Vliet, was over stroomd. Er waren twee mannen verdronken, vertelde men. Nie mand wist wie dat dan wel waren. Tien moesten ergens in de bomen zitten. Het waren verhalen, van Zondag morgen half vijf, toen het donker was, en koud en toen de storm over De Heen joeg. Ook die van De Heen zouden moeten vluchten. Zij kwamen naar Steenber gen. Het was dat bericht over die twee doden, dat de doorslag gaf. De burge meester van Steenbergen begreep, dat het mis was. Hij wist niet precies hóe mis, maar hij vermoedde, dat het hele maal mis was. En dat betekende een heleboel. verrichten. Maar er was voorlopjg niet veel werk te doen: want nie mand wist wat er precies was ge beurd. De burgemeester kon alles vorderen, maar er hoefde niet ge vorderd te worden, want er bestaat in Steenbergen een beste verstand houding. Hij pakte de telefoon weer en belde. Het was even half zeven. Hij belde de bedrijfsleider van de H.K.I. en zette in enkele woorden uiteen, wat er moest gebeuren. De bovenzaal moest worden ingericht om de mensen op te vangen, die misschien al over een uur zouden komen. De bedrijfsleider zat met een pro bleem. Er was Zaterdagavond een con cert geweest van het Brabants Orkest. En Zondagavond zou er een feestavond zijn van een verzekeringsmaatschappij. De zaal was daarvoor al ingericht. Er stonden stoelen in rijen van het toneel af, tot de achtermuur toe. Hij ging op weg en haalde vrienden en bekenden uit bed. Met z'n twaalven togen ze naar de fabriek. Een half uur later waren alle stoelen aan kant. Er kwamen vrouwelijke hulpkrach ten, die meteen begonnen koffie te zet ten. De burgemeester liet brood bezor gen en boter en kaas. Er werd iemand de winkels langs gestuurd om erwten voor soep, worst, spek en vlees. Een ander kwam op de gedachte, dat er kleren zouden moeten zijn. Het werd Zondagmorgen, acht uur. De radio stond aan. De nieuwsdienst van het A.N.P. begon. Een omroeper vertelde met een bewogen stem, wat er bekend was. Verspreide berichten uit allerlei streken uit het Westen van het land. Dijkdoorbraken hier, over stromingen daar. Drit kwartier duur de die uitzending en iedereen, die het nog niet goed begrepen had, begreep het nu: het was erger, ontelbare malen erger, dan men het had gevreesd. Doodop j\] OG tijdens die nieuwsuitzending kwamen de eerste vluchtelingen. Koud, doornat en doodop. Ze werden gastvrij opgenomen in de bovenzaal van de H.K.I. Steenbergen was be gonnen met hulp-verlenen. De burgemeester had het nog even bekeken: het liep. Hij was al weer weg om te zien, of de dijken in zijn ge meente het zouden houden. Toen de eerste vluchtelingen uit Anna Jacobi naar Steenbergen kwa men, had burgemeester Jansen van Nieuw Vossemeer juist getelefoneerd. Het kon nog. Het duurde wel eventjes wat langer, want alle nummers, die hij probeerde, waren in gesprek. Maar uit de berichten, die hij langzamerhand kreeg, kon hij begrijpen, dat het ernst werd in de buurt. In Steenbergen worden de slacht offers van de ramp opgevangen. Eten, kleren en rust. (Eigen foto.) Hij was blij, dat hij niet naar Steen bergen was gegaan. Hij riep de be langrijkste mensen uit het dorp bij el kaar om te overleggen, wat er gebeu ren moest. Voorlopig hoefde er niet veel te gebeuren. Het water stond te gen de dijk bij de Heerenpolder. Daar kon het niet verder. Het werd hoog te gen de kruin van de dijk opgejaagd, maar het kwam er niet'overheen. De oude dijk had vroeger ook veel moe ten houden. De toestand leek ernstig maar niet gevaarlijk. Alleen buiten de dijk in de twee polders tussen Nieuw Vossemeer en de oever van de Eendracht was het. helemaal mis, Boerderijen waren ver nield. Niemand wist wat er met de bewoners en met het vee was gebeurd. Contact met Steenbergen was nog mogelijk. Vlot zelfs. Overleg. Nog eens overleg. De maat regelen in Steenbergen werden be kend. De wind nam nog toe- Het water kwam hoger. Het kwam niet over de dijk. Terwijl in Steenbergen iedereen werkte om die vluchtelingen zo goerl mogelijk te helpen, ook Frans Jozef Ooms, die het moment vervloekte, waarop hij besloten had toch maar weg te gaan voor de Zondag, berie den de inwoners van Nieuw Vosse meer zich op, wat zij moesten doen als het erger werd. De burgemeester maakte een be sluit klaar, waarin de diensten wer den gevorderd van de mannen boven achttien jaar. Hij gaf de bewoners van benedenhuizen opdracht plaatsen te zoeken op de zolders of bij hen, die meer verdiepingen bewoonden. Hij liet informeren hoeveel levensmidde len er waren., De familie Voshol wachtte niet meer op de broer uit België. Oostingh ging kijken bij zijn vrouw, die de ver halen gehoord had en ongerust was over het kind. Van der Ende had zijn vrije Zondag al vergeten. Hij zat bij de burgemeester en de boer op de hoek van de Schenkdijk dacht er al niet meer aan om met zijn nieuwe. Bordeaux-rode Ford te gaan rijden. Het zou trouwens niet kunnen, want de weg naar Zierikzee, waar zijn fa milie woont, was versperd. Zonder pyama Om 11 uur kwamen in Steenbergen ^de eerste vluchtelingen, die meer nodig hadden dan eten. Een vrouw bracht drie kleine kinderen mee. Zij waren om vier uur in de nacht gewaarschuwd, dat het wa ter kwam. Hals over kop waren ze gevlucht. Ze hadden geen tijd gehad om dekens of kleren mee te nemen. Twee kinderen liepen in pyama. Het jongste kind droeg de vrouw in haar armen, Het had geen pyama aan. Ook niet iets anders. De burgemeester en de bedrijfslei der van de H.K.I. stuurden vrijwilli gers rond om kleren te halen in de winkels van Steenbergen. Het hielp maar voor \niet meer dan drie kwar tier. Om twee uur waren vijfhonderd vluchtelingen aangekomen. Zij ver telden de verwardste verhalen. Er zouden er bij Anna Jacobi meer dan twintig verdronken zijn. Er was een schuit omgeslagen, waarmee zich een gezin had willen redden van een boerderij. Niemand wist precies van welke boerderij. Er waren grote kud den vee verdronken. In alle boerde rijen zat het vee vast in de stallen. Toen het water steeg en de boeren moesten vluchten, hadden zij de 'die ren niet meer kunnen lossnijden. Men wist niet. wat huiveringwekkender was: tierend lawaai van de storm of het wanhopig loeien van het vee. Om twaalf uur was iedere verbin ding met de eilanden verbroken. De electriciteit van Steenbergen viel uit. Een uur later was er weer licht. Nie mand wist hoe dat kwam. Misschien was er kortsluiting geweest in de ka bel. Kapelaan Jansen, de broer van dé burgemeester van Nieuw Vossemeer, was met de pastoor van de Lieve Vrouwenparochie naar de H.K.I.-hal gegaan. Hun hulp was er dringend nodig. Mannen waren hun wouwen kwijtgeraakt. Kleine kinderen warén weggelopen en konden hun ouders niet meer vinden. Allen die aankwa men, waren nat tot de middel en er was van alles le weinig. Alleen eten was er voorlopig genoeg, omdat ieder in Steenbei-gen, die iets kon missen, het kwam brengen. Schenkdijk lek O et water steeg nog. Dat was -"•vreemd. Volgens de radio daalde het aan de kust, bij de Zeeuwse eilan den en in de buurt van Dordrecht. De wind kromp langzaam. Het water bedreigde niet alleen meer Sint Phi- lipsland, maar ook in Nieuw Vosse meer werd de toestand krxtieker Om half vijf in de middag begon de Schenkdijk te lekken. Men sleepte met zandzakken. Heel het dorp was druk in de weer. Er was nu voldoende werk. Een enkeling, die veiligheid bo ven een nieuwe nacht van onze kerheid stelde, pakte zijn boeltje en verdween over de Schenkdijk naar Steenbergen. De anderen ke ken hem in de rug. Hij moet het gevoel hebben gehad, dat hij ver raad pleegde. Maar later vond iedereen hem erg verstandig. De nood in het uiterste puntje van West-Brabant was tot de toppen ge stegen. De berichten over Halsteren waren bekend: minstens twintig do den. Van Fijnaart maakte men een eva cuatie-centrum. Er waren troepen on derweg met zwaar materieel om te helpen, waar dat kon. Terwijl iedereen in Nieuw Vosse meer langzamerhand begreep, dat de toestand niet eens meer critiek te noemen viel, kwamen de grenadiers aan in Steenbergen. Commandopost "~I ij reden naar het gemeentehuis. Op grond van de uitzonderingstoestand bezetten zij alle kamers. Er kwam een radiowagen voor de deur. De technici legden kabels aan. naar bin nen en langs de voorgevel en op de kamer van de directeur van gemeen tewerken vestigde zich de comman dant. Er hing een bordje op de deur, in allerijl geschreven: militaire co.post. Dat was snelle taal voor: commandopost. De militairen kwamen en bekeken liet bordje. Het was te klein en niet duide lijk. Zij schilderden er over heen: Militaire commandant van Steen bergen. Kolonol Antoni. De kolonel Antoni liet op zijn tij delijk bureau een telefoon aanleggen. Hij had een kapitein bij zich, om de eerste maatregelen te bespreken. De heren hadden geen stafkaarten. Die lagen ergens in een gevechtswagen en die gevechtswagen was ergens ver derop. De kapitein deed de zaken af op een kaart van de A.N.W.B. „Die is net zo goed," bromde hij, „alle rot- weggetjes staan er op". Fn zo kwam de Zondagavond, die het drama over Nieuw Vossemeer volkomen zou maken. Terwijl ieder een angstig afwachtte, wat er zou ge beuren, steeg het water. De mannen bleven op. De nonnen zaten in de kerk te bidden. De pastoor, een oud man, die wat ziek was de laatste tijd, las zijn brevier. En de jonge kerels sjouwden met zandzakken. In de vroege uren van Maandag scheurde ook de Schenkdijk. De boer derij op de hoek van de Hogedijk liep onder water. De mooie, glanzende. Bordeaux-rode Ford. die nog voor de deur te wachten stond, liep in enkele minuten vol. Er sloeg een gat in de v/eg naar Nieuw Vossemeer van een veertig meter breed, 't Water stroom de met geweld de Annapolder binnen. Het was donker. De lichten gingen uit, want de stroom hield op. De tele foon was dood. De radio zweeg. Er was geen water meer in de kranen en het gas gaf een zacht, raar suizend geluid. Nieuw Vossemeer was geïsoleerd. De mensen begonnen bang te worden. Het was hier, waar het nooit zo ver zou kunnen komen, net zover geko men als in Halsteren, De Heen, Anna Jacobi, Sint Philipsland en al die tien tallen gehuchten en dorpen in de Westelijke hoek van Noord-Brabant. Jan Oostingh droeg zijn zieke vrouw naar de zolder. Hij gaf haar het kind. Hij ging naar be neden. Het was de laatste keer, dat hij zijn vrouw gezien heeft. Dat wist hij toen nog niet. Nie mand wist, wat er gebeuren zou. Het water wies. De toestand werd hier en daar in het dorp onhoudbaar. Bij het licht van ccn lantaarn zag men, dat aan de Oostkant op een vair de twee boerderijen een varken kans had gezien het dak te bereiken. Men kon nog hier en daar over de hoofdstraat lopen. Veel van de zij - straten stonden onder, vooral die in het Oostelijk deel van het dorp, achter de kerk. Daar is het. lager. De laatste huizen liggen op polderpeil: min 1.80 meter N.A.P. Over die nachtelijke uren, van Zon dagavond elf uur tot Maandagmorgen zes uur zwijgen de berichten. Zij be ginnen weer met te vertellen, hoe. Nieuw Vossemeer er die Maandag morgen uitzag, toen het licht werd De Schenkdijk was doorgebro ken. Van die kant af was het dorp onbereikbaar. De Oosterdijk was doorgebroken. Van die kant af was het dorp ook onbereik- baax\ De Annapoldex'dijk was doox'gebroken. Het dorp was daar door geheel geïsoleerd. In de hoofdstraat spoelde het water over de stenen. In de zijstraten stond Fr was nog een andere hoge of- "--'ficier in Steenbergen aangeko- men, Maandagmorgen. Overste Beets van de commando's. Geen enkel onderscheidingsteken op de borst. G-eeii hogere krijgsschool,' maamwei krijgsschool tout court. Bepaald geen carrièi'e-off icier. Een „vreemde sinjeur", zei iemand, die hem kent, „maar hij weet, wat hij wil". Hij liep met zware logge passen door het stadje, op weg naar de com mando-post van kolonel Antoni. Het ging hem lang niet naar de zin. Er moest hulp komen voor Nieuw Vossemeer. En vlug. Pontons moes ten ze hebben of liever nog aanvals- boten en buitenboordmotoren. Hij had een kleine tweehonderd groene baret ten bij zich. het detachement „Com mando's" dat in Breda gelegerd was en dat in de vroegte naar Halsteren was vertrokken. Daar hadden ze niet meer kunnen helpen. De overste Beets had besloten naar Nieuw Vos semeer te gaan, omdat hij had begre pen, dat het daar erg was. De soldaten en lagere officieren sprongen voor hem in de houding in de hoofdstraat van Steenber gen. Hij stak achteloos twee vin gers in de lucht en bromde: „Mogge, heren". Hij had nu geen tijd voor die grapjes, want er was werk te doen en hij deed graag werk. Goed werk. Helemaal af, efficiënt en snel. Hij wandelde naar boven en had het in een paar seconden voor elkaar. De kolonel Antoni had wel eens vaker gehoord van de overste Beets. Natuur lijk! Nieuw Vossemeer! Dat zou ge beuren! K.M.A. Ta Steenbergen, aan het Hogedijkje, stond een detachement van de Ko ninklijke Militaire Academie uit Bre da. Die mannen hadden vouwboten bij zich en een buitenboordmotor. Precies wat de ovei-ste Beets zocht. Ze werden met spoed naar Nieuw Vossemeer gedirigeerd. De bevelvoerend officier vaix het detachement was kwaad. Eerst moest hij van de kolonel Antoni naar Nieuw Vossemeer. Om mensen te redden. Op het ogenblik, waarop Hij klaar stond te vertrekken, moest hij ineens weer niet naar Nieuw Vossemeer. Maar naar het Hogedijkje in Steenbergen, zeshonderd meter uit het centrum van de stad. Ook om mensen te redden- Toen hij er was en na een kwartier de boten in het wate_ had, bleek, dat er geen mensen te redden waren. Al leen vee. Koeien en paarden. Maar de luitenant vond, - dat het Oude mensen konden moeilijk weg uit Nieuw Vossemeer. De groen- baretten hebben ze met gevaar voor eigen leven uit de huizen ge haald. In de H.K.I. te Steenbergen kregen ze eten. (Eigen foto.) het hier en daar boven de eerste ver dieping van de huizen. Er waren zie ken, die nodig naar Steenbergen moes ten, maar het kon niet. Er stond een sterke stroom en er was niets anders dat varen kon, dan een roeiboot zon der riem. Ruimte P R zouden mensen komen uit De -L' Heen, uit Anna Jacobi en mis schien zelfs uit Sint Philipsland. Er moest voor ruimte gezorgd worden. Dat. kon. Er was ruimte genoeg in Steenber gen. Steenbergen heeft een grote fa briek: de H.K.I. Daar maken ze kunst zijde. De bovenzaal van de H.K.I.-fa- briek wordt avond aan avond gebruikt voor uitvoeringen, feesten en bijeen komsten. De bui"gemeester belde met andere burgemeester. Hij hoorde, dat ze ver der in het Noorden de noodtoestand afgekondigd hadden: een soort staat van beleg in volle vredestijd. De burgemeester van Steenbergen kondigde in zijn gemeente de noodtoe stand ook af. Zondagmorgen om zes uur. Toen had hij alle bevoegdheden, die een commandant in oorlogstijd ook heeft: hij kon iedere burger opdragen alle werkzaamheden te Evacuatie Burgemeester Jansen ging het dorp rond. Hij drong er in ieder huis, dat hij nog bereiken .kon op aan, dat men zich klaar zou maken voor evacuatie. Hij was er zeker van, zei hij, dat er hulp zou komen. Misschien vanmor gen, misschien vanmiddag, maar ko men zouden ze. De militairen zaten al in Steenbergen. De mannen en vrouwen van Nieuw Vossemeer berieden zich opnieuw. Zij waren aan hun huizen en hun bezit tingen gehecht. Misschien zou 't toch nog meevallen. Een mens is onver woestbaar optimist. Men kon niet we ten. Het water kon niet eeuwig zo hoog blijven staan, Er waren er die het al hadden zien terugstromen, bij zui gende eb, terug door het gat in de Schenkdijk en dan verder, de richting van Tholen uit. Het kolkte woest bij de weggespoelde boerderijen. In Steenbergen was het rijk van de burgemeester ten einde. De kolonel had de touwtjes in handen. De kolonel Antoni is een lange, schrale man, een beetje grijs al. Nor maal is hij een gewone meneer. Nu was hij een militaire meneer. Maar vooral een meneer. Hij droeg een hele rist ondex-scheidingen op zijn borst, onder het symbool van de hogere krijgsschool: de zonnecirkel met stra len. Een typische carrière-officier. Een luchtopname van de over stromingen op Duiveland. Op het dak van een huis, heel alleen in het ondergelopen land, dat een trieste aanblik geeft, zit een man, die zwaait naar het overvliegende toestel. Een rubberboot is blijven steken in dat, wat voor de ramp waar schijnlijk een boomgaard is ge weest. (Luchtopname ANP-foto) nuttiger en nodiger was 6e mensen op het droge te brengen. Trouwens, iets verder op in de rich ting van Halsteren was een afdeling van de genie bezig vee te redden. De soldaten waadden tot over de borst door het water om kalveren te redden. Ze moesten honderden meters ver wa den om bij de boerderij te komen. Daar stonden twee mannen met een mes. Zij sneden de beesten los. De soldaten van de genie uit Nijmegen brachten ze naar de weg. Anderen brachten ze verder, naar Steenbergen. Dat wist de eerste luitenant Walt- huis. En hij ergerde zich, dat hij met zijn boten, die verderop zo nuttig kon den zijn, maar moest blijven wachten, of er nog berichten kwamen over koei en in het Oudland, achter het Hoge dijkje. Hij stuurde een van de jeeps naar Steenbergen. Kijken of er niet iets an ders te doen was. De jeep kwam terug. De overste Beets van de commando's had hulp nodig. Hij zat ergens verdei-, de kant van Sint Philipsland uit, op een dijk, die als Schenkdijk op de A.N.W.B-kaart van het stafkwartier stond. Hij was daar bezig maati-egelen te nemen om de dijk te verstei'ken. Vrachtauto's uit Steenbergen reden af en aan met zandzakken. Overzetten jT) E overste Betts had zijn luitenant Thijssen met veertig man doox-ge- stuurd, verder de Schenkdijk op naar Nieuw Vossemeer. Althans naar het gat in de dijk, dat Nieuw Vossemeer van de wereld scheidde. Aan de ene kant van het gat stonden de groenba- retten. Aan de andere kant stond een sombere, zwijgende menigte. Somber om wat toen nog niet bekend was. Ze hadden slopen bij zich en do zen met touwen er om. Enkelen hadden dieren meegenomen: een geit, een varken. Er stond een baar, met iemand er op. Het was niet te zien, wie dat was. Er lag een oude deken over de baai-. Aan het voe teneind staken er klompen uit. Zie verder pagina S

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3