Ondergang van Nieuw.Vossemeer Woestenij in water Dinsdag 3 Februari 1953 FRIESE KOERIER 3 (Van onze speciale verslaggever). CTEENBERGEN, MAANDAGAVOND. Dit is het ver- haal over de ondergang van Nieuw Vossemeer. Twee dagen en twee nachten liggen tussen de vrede in een boe rendorp en de ontwrichting door de stormvloed, die men in die katholieke streek meteen gedoopt heeft: Ignatius- vloed. De heilige Ignatius viert zijn naamdag op de eerste Februari. Hij zou in de kerk van Nieuw Vossemeer gevierd worden, Zondag, maar het water heeft dat verhinderd. Nu wordt hij toch nog herdacht, maar anders, dan de mensen in het dorp zich dat hadden voorgesteld. Denk niet, dat zij niets beters te doen hebben dan namen verzinnen voor de ramp, die hen heeft overvallen. Natuurlijk, zij hebben van alles te doen, meer dan zij weten. Maar die naam is er: Sint Ignatiusvloed, zo onverwacht als het water er was. Zo onverwacht als vijf eeuwen geleden die andere spring vloed kwam, die ook de naam van een heilige gekregen heeftSinte Elisabethsvloed. HTWEE DAGEN liggen tussen de vrede en de verwoesting. Vrijdag de rust, Maandag de chaos. Zaterdag en Zondag de wind en het water, het tij en de storm. Vrijdag de dag, waarop men in Nieuw Vossemeer nog plannen maakte: er waren er, die uit zouden gaan de volgende dagen, naar Steenbergen, een 10 kilometer naar 't Oosten; naar Bergen op Zoom, wat meer naar het Zuiden; en zelfs naar Merckxem in België, waar heen men alleen met een auto komen kan, want anders duurt de reis veel te lang. Er is niets van gekomen. De reizen zijn niet doorgegaan. Alleen een jongen, die toch niet in Nieuw Vossemeer wilde blijven, ging weg. Naar Steenbergen, waar zijn meisje woont. Het heeft hem zijn leven gered, dat besluit. De anderen bleven thuis. Niet om het water. Er was nog geen water, Zaterdagavond; maar wel om het weer, en qm ziekte in de familie en om die onverklaarbare redenen, die mensen soms op het laatste moment tot andere beslissingen brengen. Niet om iets zeer speciaal?. Niet uit voorgevoelens. Gewoon, zoals dat in ieder dorp en in iedere stad wel gaat: zo maar, zonder reden. Ze bleven zomaar thuis, Die ene jongen, die niet thuis wilde blijven, was Frans Jozef Ooms. Hij is familie van die beroemde Ooms, de hardrijder op de fiets. Frans Jozef Ooms is in zijn vrije tijd ook een soort, hardrijder op de fiets. Voor de aardigheid, als amateur. Hij doet wel eens mee aan een wedstrijd, maar niet om de prijzen te winnen. Meer zomaar, voor de grap. Hij zou waarschijnlijk ook geen prijzen winnen, want hij is 23 en hij heeft te weinig tijd om te trainen. Frans Ooms heeft verkering met een meisje, dat dient in Steenbergen. In het hotel op de hoek van de weg naar Sint Philipsland en de weg. naar Halsteren. Zo nu en dan gaat Ooms daar heen. Hij mag er dan logeren. Zijn meisje heeft een halve Zondag vrij. De hele Zondag zou niet gaan, want er komen soms gasten. Vreemdelingen, die door Steenbergen rijden, al begrijpt niemand waarom ze dat doen, want er is niets te zien, dat aantrekkelijk mag heten. Toch komen ze soms. En als ze komen, moeten ze prima bediend worden. Daarom mag het meisje van Frans Jozef Ooms niet meer dan één halve dag in de week vrijaf. Vader: Je moet OMS heeft er Zaterdagmiddag met zijn vader over gesproken, 't Woei hard. Hij had eigenlijk r.iet erg veel zin in fietsen. Maar vader zei, dat hij moest gaan. Het meisje rekende er op. Hij mocht niet afbellen. Hij moest dat beetje wind maar nemen. Frans Jozef Ooms is gegaan. Om vier uui", Zaterdagmiddag, toen op de Een dracht, het water tussen Tholen en de Heerenpolder, grote, witte koppen stonden. Het woei een halve storm. Het lawaai van de golven in het Mastgat was duidelijk te horen. Om kwart over vier was de jongen op de Schenkdijk, waar die uitkomt op de weg naar Steenbergen. Hij zag in de gauwigheid, dat Van Steenderen, de grote boer op de hoek van de dijk, de nieuwe auto had voorgereden: een mooie, glanzende Bordeaux-rode Ford. Hij fietste stevig op. Om vijf uur was hij in Steenber gen. Hij zocht er zijn meisje. Om zes uur zaten ze achter de aardappelen. De radio riep het weerbericht om. De stormwaar- schuwingsdienst voorspelde, zware storm uit het Noordwesten. Burgemeester Jansen van Nieuw Vossemeer was ook een van de vijf, die naar Steenbergen hadden zul len gaan. Zijn broer is daar kapelaan van de Lieve Vrouwen-parochie. Maar op het laatste ogenblik besloot hij toch maar te blijven. Het woei hem te hard. Hij had een foutje ontdekt' aan de auto. Hij pakte de telefopn en belde de pastorie om te zeggen dat hij niet zou komen. Maar zijn broer was eventjes weg en kon de boodschap niet aanne men. Op papier Tf/ ACHTMEESTER Van der Enden had geen plannen. Hij zou het weekeinde rustig thuisblijven, had hij besloten. Er was in huis nog zoveel te doen. Hij had een drukke week ge had. Er waren wat kleine ongelukken gebeurd. Niets ernstigs: van die onge lukken, die iedere dag gebeuren, er gens: misschien alleen niet iedere dag in Nieuw Vossemeer. Er kwam wat schrijfwerk bij te pas en de comman dant van de rijkspolitie moest nu een maal alles netjes op papier hebben. Daarom had Van der Ende een paar avonden zitten schrijven. Hij wilde het er nu eens lekker van nemen. Hij dacht er niet over om weg te gaan. Zondag naar de vroegmis en 's middags naar het Lof. Daartussenin lagen zeven uren, die de wachtmeester dubbel goed besteden zou. Zou hij nog eventjes langslopen bij Oostingh, de jonge landarbeider, die er nog maar pas was komen wonen? Hoewel, misschien was het ook beter om nog maar even tjes te wachten: ze zouden het daar wel druk hebben. Kind geboren V RIJDAGNACHT om even na twee- v en werd er bij Oostingh een kind geboren. Het ging allemaal best. De vrouw leed geen pijn: het was haar tweede jongen. Het jongetje zelf zag er eerst wat benauwd uit. Maar dat zou wel bijdraaien, zei de dokter. De eerste dag alleen wat water. Voorzich tig aan. En dan moedermelk. Proberen of dat zou kunnen. Liever niet aan de fles, als het eventjes anders kon. Oostingh was er de hele Vrijdag nacht druk mee. Hij had een van de nonnen uit het klooster als hulp. Een oudere vrouw, ervaren in kraamzorg, zoals dat ook wel niet anders kan in een streek, die moeilijker te bereiken is dan de grotere dorpen vlak langs de weg. Hij was Zaterdagmorgen vroeg naar bed gegaan, toen hij wist, dat alles goed was afgelopen en toen hij had gezien, dat zijn vrouw sliep. Hij was blij, dat het voorbij was. Lode Z w ij t e r s, de sigarenhan delaar (Zwijters drie noemen ze hem, ter onderscheiding van zijn broer, de aardappelhandelaar, die ook het dorps café drijft en de groothandelaar in uien en aardappelen, zijn neef) Zwij ters drie, de sigarenhandelaar dus, was bezig de voorraad eens na te kijken. Hij had van de week al weer sigaretten besteld, maar ze waren nog altijd niet gekomen. Een kleine middenstander heeft des Zondags geen tijd voor veel vertier. Hij moet zijn administratie bijhouden en proberen of hij uit de verschillen tussen inkoop en verkoop nog iets kan overhouden, dat op winst lijkt. Zwijters drie was niet ontevreden. Zijn nering ging wel zowat, Hij had z'n vaste klanten en men kan in een dorp niet veel meer verlangen. Er komt niet veel bij Als er dan ook maar niet veel afgaat. Waarschuwing f O was het die Vrijdagavond en die 'Zaterdagmiddag. Alles normaal en gewoon. Niets bijzonders. De boeren van buiten de dijk, in de Herenpolder waren Zaterdagmiddag vier uur een borrel komen drinken in café Zwijters en ze hadden gepraat met de mensen van het dorp over het weer en het land en de politiek. Plet land was best: ze hadden tot dusver weinig moeilijkheden gehad. De politiek was minder: dat wordt tegenwoordig wel erg ingewik keld. Het weer was slecht: de radio riep een bericht om, toen ze daar goed en wel zaten te praten: er was een waarschuwing uitgegaan voor zware Noordwesterstorm in alle districten. Geen van de kinderen van Nieuw Vossemeer is op. zee. Het zijn boeren, daar langs de dijken van de Heeren polder, geen-zeelui. Ze hebben het-land op de zee veroverd, niet lang geleden nog, ver na de grote beroemde stormen uit Brabants geschiedenis. Er is geen heugenis meer aan die zwarte tijden. De zee is overwonnen. En dat is alles, wat ze met de zee te maken hebben. Normaal, gewoon, rustig, vredig, dorps was het Zaterdagmiddag in Nieuw Vossemeer. Alleen die jongen van Ooms was weg. De familie Vos hol zou tenslotte ook maar thuis blijven. De broer van Voshol, die in Mer- ckens woont, in België, zou komen met de auto. Misschien zouden ze Zondag dan wat gaan rijden. Voshol, de vrouw en de drie kleine kinderen: vier jaar, drie jaar, twee jaar. Drie meisjes, die nauwelijks weten, dat buiten Nieuw Vossemeer de wereld begint. Het werd zes uur, zeven uur, tien uur. Het werd donker en de mensen gingen naar bed. Ver over de polders, naar de kant van Tholen uit loeide de storm en de koster van de Lieve Vrou wenkerk hoorde boven de klokslag van elven uit de wind door de galmgaten waaien. Een enkeling luisterde naar de nieuwsberichten van elf uur: er waren schepen in nood op zee. In het klooster baden de nonnen de metten. En toen was het nacht. De maan zou bijna vol zijn, die nacht. Maar de maan was niet te zien. De hemel was zwart en het land was zwart en achter de dijken van de Hee renpolder stond schuim op de koppen van de Eendracht. Buitendijks staan daar drie boerde rijen, een molen en twee arbeiders woningen. Meer niet. De boerderijen staan er al meer dan twintig jaar. De molen is nog veel ouder. De arbeiders woningen staan er nog niet zo lang. Eén ervan is pas vorig jaar klaar ge komen. Dat was Nieuw Vossemeers deel van het bouwvolume voor West- Noord-Brabant. Water Soldaten van de genie uit Nijmegen redden vee uit het overstroomde gebied tussen Steenbergen en Halsterenze moesten daartoe tot de borst in het water. NIEUW VOSSEMEER is op de autokaart van Nederland een nietige, zwarte stip. Het is een klein dorp, op de rand van twee polders, drie kilomater ten Oosten van het eiland Tholen, aan de voet van het Mastgat. Er wonen bijna veertien honderd mensen. Er staan een grote, katholieke kerk en een klooster. Aan beide zijden van de dijk liggen de boerderijen: grote bouwplaatsen en kleinere veebedrijven. In het dorp wonen boeren, arbeiders, winkeliers, een pastoor en een kapellaan, een burgemeester., die ook secretaris is van de gemeente, wat ambtenaren, enkele honderden kinderen en een paar schoolmees ters. Nieuw-Vossemeer is een dorp als duizend andere dorpen. Niet groter, niet mooier, niet beter, niet slechter. Wél anders. Vandaag tenminste. Nieuiv Vossemeer is sinds Maan dagmiddag geen dorp meer, maar een afgesloten stuk woestenij. Links water, rechts water, overal water. De boerderijen buiten de polderdijk zijn weggespoeld. De huizen binnen de polderdijk zijn ingestort. Het dorp is in tweeën gescheiden, maar beide stukken liggen evenver van de wereld: aan de overkant van het water. Het lot heeft zich aan Nieuw Vossemeer voltrokken binnen twee maal 24 uren. In die twee etmalen is de dorpsgemeenschap uiteen gerukt. Wij hebben dat voor een groot deel gezien. En beter dan dierbare verhalen over de toestanden in het Zuiden kan de geschiedenis van Nieuiv Vossemeer een indruk geven van de verwoestingen, die overal in West-Brabant zijn aangericht. Voor het leed en de ellende schieten de woorden tekort. Wij willen daarom volstaan met op deze pagina's een sober chronologisch ver slag te geven van wat er met een aantal bewoners van Nieuw Vosse meer is gebeurd tussen Vrijdagavond zes uur en Maandagavond zes uur. Meer niet. Geen commentaren, geen lyriek, geen franje. Want, sprekender dan door de feiten kan het onmogelijk verteld worden. M vijf uur Zondagmorgen werd de molenaar wakker. Hij hoorde iets vreemds, een geluid, dat hij niet thuis kan brengen. De storm van Zaterdag avond was toegenomen tot een orkaan. Felle windstoten lieten de molen kra ken. De molenaar vroeg zich met schrik af, of hij alles goed had vast gezet. Hij wekte zijn vrouw en zei, dat hij ging kijken wat er gebeurde. Hij kleedde zich aan en liep naar buiten. De dijk langs, het Mastgat stak zwart af tegen de nacht. Zwarter dan de hemel en bijna niet te onderschei den van het land, dat hoogop scheen te lopen, tot die streep, de kruin van de dijk. De molenaar keek naar zijn bezit. Het was allemaal goed. Alles zat vast, er kon niets gebeuren. De wind vlaag- de in felle stoten over de dijk de pol der in. Plotseling schrok hij. Hij hoorde hetzelfde geluid. Het was alsof er vlakbij water spetterde. Maar dat kon niet, want het water was aan de andere kant van de Heerendijk en de Heerendijk ligt zeker veer tig meter voorbij de molen. De mo lenaar ging naar huis en haalde een lantaren. De klok sloeg toen net zes uur. Hij besloot maar op te blijven. De dag was nu toch be gonnen. Met zijn lantaren ging hij naar bui ten. Hij zwoegde tegen de storm op, die hem tegemoet kwam met meer kracht dan hij had vermoed. Toen was het Zondagmorgen tien over zes. Dat was het uur, waarop de ramp van Nieuw Vossemeer begon. De tyden waren vol. Het water kwam. Tien centimeter r\E molenaar liep langs de dijk. Hij •^hoorde telkens hetzelfde geluid. En plotseling zag hij, waar het van kwam. Een meter of zestig voorbij de molen liep water dwars door de dijk. Een kleine straal water, misschien een cen timeter of tien breed spoot zomaar tussen het gras omhoog. De molenaar klom op de dijk en kreeg de schrik van zijn leven. De gol ven stonden tot aan de kruin van de Heerendijk. Het Mastgat was komen opzetten. Een vuilwitte laag bedekte alles. Flarden schuim woeien op de windvlagen over. Het was ernst met de dijk. In jaren was dat niet gebeurd. Het water kwam nooit zo hoog. Het kon maar één ding betekenen: de Eendracht was overstroomd en de buitenpolder tussen Sint Annaland en Oud-Vosse- meer, op het eiland Tholen moest on der water gelopen zijn. Er waren voor dergelijke gevallen voorschriften van het polderbestuur maar de molenaar wist die niet zo precies. Hij moest alarm slaan, dat wist hij en hij begon bij de boer, die voorbij de molen woont, in de bocht van de Heerenpolder, daar waar de dijk Nieuw Vossemeer beschermt te gen springvloeden en stormtijen. De boer was wakker en had zelf al gemerkt, dat er iets was. Hij had zijn zoon naar het dorp gestuurd, om bur gemeester Jansen te waarschuwen. De jongen zou meteen even langs de an dere beide boerderijen gaan. De boer greep een stormlantaarn en ging met de molenaar kijken. Ze liepen langs de voet van de dijk, die zich uitstrekt van Nieuw Vossemeer pal naar het Westen, tot waar er een flauwe bocht in zit, die naar het Noord-Westen leidt. Nieuw Vossemeer, zoals het nu nog is. Verwoest, verlaten, bloot gesteld aan storm en water. Eén van de tallozen, totaal geruïneerd West-Brabantse dorpen. (Eigen foto.), Plotseling: gat 7J hadden mischien vijfhonderd me ter gelopen, toen de molenaar weer water ontdekte. Dat was geen kwel', meer, maar een gat. Ruim veertig cen timeter breed en ongeveer een meter beneden de kruin van de dijk. De wind stond er pal op. De golven beukten met geweld op de dijkglooiing aan de Westkant. De mannen keerden terug om het nieuws te melden en assistentie te halen. Hier Een man, een hondje en een kof fer: alles wat er over is gebleven van de glorie van een leven. Maar dat leven is gered. Nieuwe hoop. (Eigen foto.), zou met spoed iets moeten gebeuren. Toen was het Zondagmorgen, kwart voor zeven. De koster was wakker ge maakt. Hij zou een paar man gaan ha len. Dat kon allemaal nog net voor dat hij zou luiden voor de vroegmis. Om tien voor zeven, toen de koster net het dorp in was gegaan en toen de boer en de molenaar nauwelijks honderd meter verder waren scheurde de dijk. Daar waar het gaatje gezeten had van nauwe lijks veertig centimeter, scheurde de dijk. Met een donderend ge weld. Tien meter breed, twintig meter breed, tot vijf en veertig meter breed reet de dijk open in de tijd van enkele seconden. Een golf van twee meter hoog stroomde de polder binnen. Een don derend geweld van water overstemde de storm, die langs de draden van de telefoonpalen loeide. De boer en de molenaar waren ver stijfd. Ze bleven even zo staan. Toen klommen ze haastig op de dijk. Twee minuten later stroomde het water hen voorbij, het Oosten in, naar de bin nendijk waarover de Schenkweg loopt, een asfaltweg, waarlangs Frans Jozef Ooms naar Steenbergen was gefietst. Zie verder pagina 4

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2