Bezuiden Dordrecht is nu nog slechts water Met Kikvorsmannen naar Dordrecht Dijkdoorbraakeen apocalyptische verschrikking Colonnes op alle wegen Watersnood bracht veel mense lijke ellende Respect voor het Nederlandse volk LANGS DE SCHEPPERS EN DE ZWOEGERS Wederom een oorlogsfront langs de rivieren MAANDAG 2 FEBRUARI 1953 PAGINA 3 Onze verslaggevers hebben zich Zondag direct op weg begeven naar de geteisterde gebieden. Een hunner maakte een reis langs de Noordzeekust en zakte over de door vluchtelingen en vrachtauto's bezette wegen af naar Rotterdam en Dordrecht. Hij meldt: Bij hei Rozenburgse Veer ie Maassluis stonden wij eerst recht tegenover de ergste vijand. Dat was de zee niet ge weest, die wij even tevoren hadden zien branden, ie Kat wijk op hei strand, hei kleine gerief van mensen vernielend, een muziektent aan diggelen, klinkers en tegels verstrooid, de politiepost weggevaagd, maar het was de rivier, hei geweld van de stroom, overmachtig van oever tot oever, wild golvend, vuilgeel, met stuivende koppen. Nog dreun de de orkaan in de bomen, buien kwamen striemend neer, een barbaars geweld, dat aan de schepen rukte en gulzig vrat langs de wal. En de rivier, die terug het land in was gedrongen, het water stuwend in havens en kanalen, ge perst door de vloed tussen de eilanden, klimmend en steigerend tegen de dijken. De Rozenburgse oever leek eindeloos ver: prijsgegeven niemandsland, verlo ren onder de donkere, drachtige lucht Zoals ook hier. aan de oever waar wij stonden, alles gehavend was en ver dronken. Het Veerhuis bleek gesloten, men keek in benedenverdiepingen van huizen, die inderhaast waren ontruimd. Verderop stonden straten blank. Politie bewaakte de spoorweg. Het treinver keer was gestaakt. En het water be dekte het land als een wanhopige inun datie om respijt voor de stad. belegerd en besprongen. Toch was Zondagmiddag het ergste al voorbij, Dat was 's nachts geweest, tussen drie en vier. toen de. "loedschotten werden overspoeld en aan de buiten kant van Maassluis het water in de kortste tijd meer dan een meter hoog in de huizen drong. En de vloed een diepe bres sloeg in dp Govert Wijn kade en heel de achterliggende polder evenwijdig aan de rivier, onderliep Van de paniek in dat nachteliik uur bleek thans weinig meer te merken: de meeste bewoners hadden elders een onderkomen en rust gevonden, alles onheilspellend leeg en stil Overal had zich trouwens het water met het kerend tij teruggetrokken en al verwachtte men tegen de avond nog hier en daar een kritiek mement, het ergste was wel ge leden. Behalve dan waar het water de lagere delen van stad en land voorlopig nog bezet hield. En verder een ravage had achtergelaten: vernielde wal- schoeiingen. losgewoeld plaveisel, inge drukte puien en aangespoeld wrakhout. Overal caf de situatie het beeld van een front tegen het water, dat na zijn eerste, overrompelend offen sief tijdelijk was afgedeinsd. Steeds weer de sporen van schade en ver nieling. van afweer en strijd. Overal langs de we een noodeolonnes: mili taire wager»; in eindeloze file. inder haast gerecvireerde autobussen en aan de stations drommen soldaten, die hun verlof hadden afgebroken. En naarmate men de gevaarlijke zo nes naderde, politieposten en afzet tingen. het verkeer, dat werd terug gewezen of omgelegd. Vooral op de Zuid-Hollandse eilanden was de tor stand zeer onoverzichtelijk. Wegen bleken overspoeld, liepen dood in het water of hadden opgehouden te be slaan. Ponten en verer. waren uitge vallen. Het zo tragisch door het wa ter overvallen 's Gravendeel, in de Hoekse Waard, lag geheel geïsoleerd. Van welke kant men ook poogde het te naderen, ergens hielden de wegen op en stond men voor water. Dan draaiden de auto's maar weer om en waagden eer. nieuwe poging langs nog weer een grotere omweg Hun sig nalen stichtten verwarring onder het vee, dat uit de rust van de winterse stal de wegen was opgejaagd en thans naar een tijdelijk onderdak in veiligheid werd gebracht. Overal barricaden Frontbeeld was ook het haastige werk door jong en oud aan de bouw van bar ricaden tegen het water. Te IJsselmon- de, langs de weg van Rotterdam naar Dordrecht, waren op een enkele plaats tal van vrijwilligers uit de omgeving, mannen en jongens en ook enkele vrou wen. geassisteerd door de Rotterdamse brandweer, bezig met het vullen van zakken met zand, die op auto's werden getransporteerd naar zwakke plekken in de dijken langs Noord en Nieuwe Maas. Zij werkten in de buien onverdroten voort, slepend en sjouwend als mieren, wier nest is verstoord. En ook in Rot terdam zelf, over grote afstand langs de Maashaven, zagen wij zandzakdammen in aanbouw eer de vloed in het avond uur opnieuw de straten blank zou zet ten en de huizen binnendringen. Want ook Rotterdam heeft ruimschoots zijn aar.deeel gekregen in de overlast van het water. De kaden langs de rivier en havens, de loodsen en vemen, en tal van straten in de omgeving bleken over stroomd en waar het water geweken was, stonden de mensen te pompen om hun kelders droog te krijgen. De Chine se restaurants en de bars van Katen- drecht waren potdicht. Desolaat Dordrecht Het meest desolaat was 't aspect van Dordrecht. In het nachtelijk uur kwam het water zo hoog opzetten, dat zelfs Ary Scheffer op de Markt met zjjn sokkel in het water stond en men in de Voorstraat roeien kon. Later op de dag vielen de meeste si raten weer droog, waarna de vloed kwam opzetten en een deel van liet verloren terrein nogmaals overspoelde. Zo zagen wij een militaire Duck rustig van de Vischstraat, die haar naam op dat uur eer aandeed, naar het Begijnhof koersen, waar reeds een vlet en een kano waren gepas seerd. Een bromfiets bruiste als een watertor door de vloed en de jeugd had plezier van haar winterlaarzen. die althans op de stoep droogvoets verkeer mogelijk maakten. Maar ver der heerste er ook hier een eigenaar dige stilte in de verdronken stad, heel de atmosfeer onder de grauwe lucht en telkens weer in de regen eindeloos triest: frontstad in het water. Dordrecht was deze dag het eind van de Hollandse wereld. Op korte afstand buiten de stad, ter hoogte van Wiel- drecht, lopen de wegen naar Brabant, de grote verkeersweg en de spoorlijn, in het water dood. Wachtkamers vol vluchtelingen Uit Brabant bericht onze correspon dent: De wachtkamer op het station te Roosendaal zit vol met mensen. Een armzalige troep met haastig bijeenge pakte kleren, het enige wat zg bij hun plotselinge vlucht hebben kunnen red den. Kleine kinderen kruipen om hulp zoekend weg bij moeder, die er zo moe uitziet, bleek en afgetobd van de doorstane angst en ellende. Gretig drinken zij de warme koffie, die tal loze hulpvaardige handen hun toerei ken. voor velen het eerste warme voedsel sinds de vorige dag. In hun ogen staat nog de schrik om dit ont zettende, dit niet te keren gevaar: de felle aangierende storm en daarna de watermassa's, die binnenstroomden en alles meesleurden in hun kolkende vaart. Zg zijn vertrouwd met het ter. deze mensen, zg wisten, dat het water onberekenbaar is, maar zo heb ben zij het nojr nooit gezien. Hier Is net water een grimmige vijand gewor den, waarvoor men alleen maar kan vluchten. Men is nog blij, dat men daartoe de kans schoon gezien heeft. „De kinderen zijn tenminste veilig," zucht een vrouw, en schuw kijkt zij naar een man, die verwezen een eind je verderop zit. Hij mist vrouw en kinderen en God alleen weet wat er van hen geworden is. Van alle kanten zijn de vluchtelingen aangevoerd naar Roosendaal, naar Breda en later zelfs naar Tilburg. Een bus vol uit Heiningen, waar deze middag al achttien doden zijn geteld, en niemand durft te denken hoeveel er misschien nog zullen volgen. Uit Lage Zwaluwe. uit Moerdijk en Zevenbergschehoek zijn ze gekomen. Gevlucht met achterlating van alles. „Wij hebben de stal opengezet en het vee naar buiten gedreven. Wij hopen maar dat het zichzelf heeft weten te redden", zegt een man die voortdurend bezig is om zijn vele kinderen bij elkaar te houden. Wij zwijgen, want wij durven hier niet te spreken over de afschuwe lijke taferelen die wij gezien hebben in de omgeving van zijn vroegere woon plaats. Wij hebben gestaan op de weg die voorheen voerde naar Moerdijk. In plaats van de oprit naar de Moerdijkbrug ligt er nu een bruisende zee van goor bruin water dat zilt ruikt en waarop allerlei vreemde voorwerpen drijven. Boven die zee uit steken de daken van wat eensl het dorpje Moerdijk was. Het lijk van een koe spoelt aan en boven de wind uit klinkt het klaaglijk geloei van een groepje anderen, die tot boven hun buik in het water staan. Een paar paarden hebben een toevlucht gezocht op een dijk. Op de bovenverdieping van een huis. dat rondom door het water is in gesloten, staat een vrouw met een rode hoofddoek voor het raam. Zij wacht tot de pontonniers zullen komen met boten. Maar wanneer zal dat zijn? „Niemand kan zeggen hoeveel mensen er nog in de huizen zijn 1 zegt iemand die van Midden-Brabant gekomen is omdat zijn familie hier woont en hij zich bezorgd over hen maakt. „Moerdijk is langs de Noord- en Zuidkant afgeslo ten Daar zitten ongeveer 1300 mensen geïsoleerd". Evacuatie in volle gang In Zevenbergschehoek is de evacu atie nog in volle gang. Lage Zwaluwe vertoont hetzelfde beeld als Moerdijk. De weg van Lage Zwaluwe naar Ze venbergschehoek werd versperd door bomen die door wind en water ontwor teld waren. Met bijlen en zagen is de weg weer vrg gemaakt voor verkeer. Willemstad was geheel geïsoleerd. Vliegtuigen van de vliegbasis Gilze Rijen voerden verkenningsvluchten uit. De commandotroepen uit Roosendaal zouden proberen de afgesloten bevol king te bevrijden met behulp van bo ten. Roeiboten kunnen niet tegen de elementen op. Met motorboten werden de mensen uit het stadje weggehaald en naar gereedstaande auto's gebracht, om daarmee verder te worden ver voerd, Bij Halsteren is de toestand al niet beter. Eén grote watervlakte met daarbovenuit daken van huizen, boer derijen en schuren. Mensen en vee ver- wflPgfc?1? 455* keren in levensgevaar. Meubilair, dood y: vee. graan en stro drijven op deze wa- J! jP* m m terpias en niemand weet of tegen de avond hot water opnieuw zal gaan s!'j Inmiddels zijn overal militairen in ac- he. Langs de onbedreigde wegen spitten - J JgMV ze graszoden los om die met grote snel- apg '-tW'' beid te vervoeren naar bedreigde plaat- ff1 .fliït v - N -1? ten op de dijken. Overal hoort men 1 van doorgebroken dijken. West- cn f? .Voordwest-Brabant zijn totaal bedekt met Jg? zout modderwater. In Bergen op Zoom valt de schade nogal mee. zo verzekert via eer ladder worden in Ranmsdonksveer de bewoners uit de door het water men ons. De waterschade beperkt zich bedreigde huizen in militaire amphibie-voertuigen gebracht om te worden L)e vlet vaart uit, een kwartier later zou hij bij de spoorbaan (links op de foto) tot zinken komen. daar tot enige buitenwijken maar ijzergieterij Holland staat het water an derhalve meter hoog en een ruwe schat ting laxeert alleen daar de schade op anderhalf millioen gulden. Alleen daar. Maar wie schat de schade toegebracht aan wegen, huizen, leven en bezittingen? V/ie gist zelfs maar naar het aantal men senlevens dat verloren ging. En hoeve- len zijn nog in levensgevaar? Niemand kan zelfs maar berekenen wanneer men met het herstellingswerk zal kunnen be ginnen. Voorlopig is er alleen nog maai de zorg om al die vluchtelingen, om die vrouwen en kinderen, die jongens en mannen, die een gastvrij maar zeer pro visorisch onderkomen hebben gevonden in scholen, kloosters en cantines en die zeker in de eerste tijd nog niet naar hun huizen zullen kunnen terugkeren. En vooral ook de zorg om die mensen, die nog op de bovenverdieping van hun huizen zitten, omspoeld door het water en wachtend, wachtend op de boten die hen kunnen redden. Doden en vermisten Een onzer verslaggevers ervoer de dijkdoorbraak als een apocalyptische verschrikking. Hij schrijft: Om kwart over drie in de nacht van Zaterdag op Zondag begonnen in de dorpen, gelegen beneden het HoHandsch Diep, in Willemstad, Heiningen, Klun- dert en Fijnaard, de klokken te luiden en de sirenes te loeien. Weinige tijd later gulpte het ziedende water de pol ders binnen. Bij Klundert werd de dijk over een breedte van 50 meter wegge slagen en op vier andere plaatsen ont stonden gaten van nauwelijks minder omvang. Zo snel greep de catastrophe om zich heen dat sommige mensen op hun bed gelegen de verdrinkingsdood ingingen en de meesten konden slechts hun leven redden door ijlings naar dc daken te vluchten. Tot nu toe werd het aantal omgekomenen in deze streek geevacueerd. (Van een onzer verslaggevers) ZOND'AG, 1 Februari. ~f J et mag dwaas klinken, maar vandaag heb ik pas res- Ê~~t peet gekregen voor het Nederlandse i?olk. Ik heb me nogal eens denigrerend uitgelaten over de gezapige burgerlijkheid en de gelatenheid, het temperament-loze karakter van ons volk. getrokken uil de klei. kaasverkopenrt en in koeien handelend. Vandaag heb ik met diep respect de belangeloze arbeid gadegeslagen van kwajongens en nielsnutters. Ik heb gezien, hoe ze uren-lang, in honden en beestenweer, zand stonden te scheppen, zakken sjouw den, op redding uittogen, niet. lettend op gevaar voor eigen leven. Ik heb gezien van die zelfverzekerde grond- en vee- bezitters, de pet met een touwtje tegen de oren gebonden die heel hun have en goed vannacht in het water hebben zien verdrinken en bars en bits, op klompenvoeten, de handen m de zakken, op wacht stonden op bedreigde pun ten van het waterfront, bereid alarm te slaan bij het eerste gevaar en direct hulp te biedenkinderen, de neuzen plat gedrukt tegen de ruilen op de eerste etage, wachtend op de vrachtauto's, die hen zouden komen halenjongetjes slepend met zandzakken, die ze met dragen konden, en bovenal de onverzettelijke, scheppende mannen, door weekt tot op het hemd in wind en regen, scheppend om vanmorgen zes uur en vanavond om negen uur nog schep pend, de ene vrachtauto na de andere vullend. Ik kom bij de weg naar de Moerdijk. Die weg is een fictie, die weg, die roem rijke verbinding Noord-Zuid, Amster dam-Parijs, L'Europe e'est nous, is ver zopen in de bruine poel. Daar staan bib berend twaalf kikvorsmannen, mêt zwar te gummi-pakken, en zwemvliezen ketels soep, vluchtelingen en ontheemde militairen, een auto om de rest der kik vorsen en een stel bibberende vluchte lingen bij de Tweede Tol op te balen. Hij verwijst me naar een sergeant-ma joor, die buiten zit en juist tachtig vers- aangekomen vrachtauto's uit Arnhem re gistreert. Het is een prachtige Bour gondische vent, een Kardinaal Rolin, zonder kerkelijke waardigheid, maar met dezelfde neus. „Auto's laden" schreeuwt hg. De vletten en de sloepen liggen klaar op straat. „Bestemd voor de Krimpenerwaard" zegt hij. „Twintig naar d' Gravendeel", voegt hij er brullend aan toe. „En u, een auto, Jan", en hij tovert Jan uit de klu wen militairen. „Jij mee". Achter de. truck van Jan ben ik door dijkdoorbraken en ellende in de handen en voeten en een gele kap over het water gesleept. Jan stond hoog op gebieden achter de Beerse Overlaat. Dit ^et hoofd- Het zijn vreemde Jeroen- alles is nu ten einde, heb ik altijd ge- B0Sch figuren in de duistere nacht, dacht. De Maas is gekanaliseerd, de - dijken zijn sterk, de oorlog alleen brengt ellende. Laag-Nederland is vast verankerd. Dit alles is slechts een uto pie, een dwaze utopie gebleken, deze nacht. Maar goed, de dag bracht licht en rust, de schade viel in bescheiden mate op te nemen en meisjes, van nacht nog angstig en wild verdreven, stonden giechelend naast mij, wijzend naar hun huis, tot aan het dakver dwenen in de bruisende brüine- bonensoep-zee. De dag was als een kater, waarin de nachtelijke helden verdrongen werden door de hulp vaardigen - in Carl Deuig-pakken. Men stond verloren toe te zien bij het kolkende water, tot de auto's kwamen en men zand ging graven- en nog graven ze. Inmiddels is de avond gevallen, de lugubere avond met de onheilspellende storm en de kletterende regen. In deze duistere nacht hebben de bitse vechters van vannacht hun stellingen weer herno men en staan ze vast in Je klompen Een sergeant stapt op me af: „Kunt u een paar half-verzopen Mariniers naar Dordrecht brengen?" Ik herken ze. Vanmiddag waren ze hier ook. Toen heb ik geholpen om een Marine-motorvlet te water te brengen. Dat ging van een-twee-hoep. U kent dat misschien. De boot dompte ontijdig en im; RUstplantertjes onder tropiïche schoot sclneluk van de vrachtauto het jon. de polen, maar ik niet. Langs de zwoe gers en de scheppers aan de dijken, langs de helden met de lantaarns, weer langs de kindertjes met de platgedruk te neusjes, weer langs de dappere moe ders. Alles danst op in de striemende re gen. Weer langs het waterfront, weer langs de stoere jongens uit heel Neder land. Bij de metaalfabi iek werken Am bonezen met rode baretten en een gele water in Daarginds op die verdronken boerderij moeten nog twintig mensen zitten. Er is nog een auto op de vergane rijksweg, daar staat een mens op, en wie weet wat er nog in de takken bomen geklommen is. „Gaat u mee!" Ik heb even in dubio gestaan! De boot voer af. zonder mij. zigzag gend over het wilde water. De motor sloeg brullend aan. Nog geen kwartier later, sloegen de golven zo hoog over stuurboord, dat de vlet voor driekwart vol water stond. De enige redding bood de ontluisterde spoordijk over de Moerdijk. Nauwelijks zon, hier scheppend en zwoegend. Jon gens uit Arnhem zijn er ook, liftend ge komen. Onze electrische voelsprieten wroeten verder. Daar is de Agent weer. „Alleen op gindse eigen risjco meneer!" Drommen vee, drommen vluchtelingen, drommen stakkers. Daartussen de ver loren helden, die Nederland overal kent. Ze zijn bedaard en kalm. Ze kennen hun situatie. Ze zijn bereid tot alles. geschat op 23; veertig mensen, wij schrij ven Zondagavond, worden nog vermist. Het erst werd het dorpje Heiningen, dat in een minimum van tijd vrijwel tot een ruïne werd herschapen, geteisterd. Het water bereikte hier een hoogte van bgna vier meter. Losgeslagen daken dreven op het water; zij dienden als „vlot" voor wanhopig«en, door koude verstijfde en aan ellendige eenzaamheid overgegeven mensen. Op het moment, dat wij dit schrijven wordt dc Slaper dijk bij Oudewater ernstig bedreigd. Reeds gutst het water er over heen: koortsachtig voert men vrachtauto's vol met zandgevulde zakken aan om de zwakste plekken te stutten. Maar nog is niet met zekerheid te voorspellen of nog een grotere ramp kan worden voor komen. Kadetten van de militaire academie uit Breda waren Zondagmorgen vroeg het eerst ter plaatse om de eerste hulu te bieden. Inderhaast werden bij het eerste grauwe ochtendgloren enkele boten te water gelaten. Maar het duur de geruime tijd voordat de vaartuigen los konden komen: 'de loeiende orkaan sloeg hen terug, ondanks de verwoede pogingen van de roeiers. Striemende slagregens benamen de mannen ieder zicht. Nochtans zetten zij hun pogingen voort. Zij lieten zich meedrijven met de wind voor zover dat mogelijk was en zi.i trachtten in de buurt van een boerderij te komen. „Wij moesten 500 meter roeien, om een huis dat tien meter van ons af lag te bereiken." zo vertelde ons een van de kadetten, Zij troffen er twee oude mensen aan, die naar het dak van hun woning waren gevlucht. Aanvanke lijk weigerde zij verbeten hun huis te verlaten; slechts met zacht geweld kon den zij er toe worden gebracht zich in veiligheid te laten brengen. Per boot werden zij weggebracht. Naar de dijk wsar zij door leden van de daar gepos teerde Rode Kruis-kolonnes werden verzorgd. Heel de dag zetten dappere redders hun pogingen voort. Hulpkolonnes die de ganse dag de verspreid staande boerderijen tracht ten te bereiken, werden geconfron teerd met de verschrikkelijkste tafe relen. Ergens Jiep een oude vrouw, die een deken om zich heen had geslagen, rusteloos in een kamer op de boven verdieping van haar woning heen en weer. Zij had bijna twaalf uur op haar bevrijding moeten wachten. El ders trof men een oude man temidden van zijn huisgenoten boven op een dak: hij lag op een soort geïmprovi seerd bed. want nog geen twee dagen eeleden had hij een operatie onder daan. Overal verstijfde." tot doffe wan hoop vervallen mensen, die hun red ding met morbide onverschilligheid aanvaardden. Trieste verlatenheid Later op de dag hebben wij met een legerauto een tocht naar het bedreigde gebied gemaakt. De weg erheen bleek verstopt door losgelaten kudden vee. die doelloos rondzwierven. Twee paarden sprongen steigerend en chaotisch iri het vond. En. toonbeeld van trieste verlaten heid. wij ontmoetten groepen evacué's die kans hadden gezien iets van hun huisraad te redden Maar de dekens en kussens die zij met zich mee torsten, waren snel doorweekt in de onophou delijk neergutsende regen. Anderen had den een plaats gevonden in de beschik baar gestelde autobussen, die van heinde en verre uit het land waren komen op dagen en die voor een deel ook waren sevorderd. Evcens liep een man die een varken aan de poten meesleepte. Wii kwamen in Oudemolen een dorpm in lagen vlak achter de slaperdijk. „Kijk", zei een kapitein, „die houdt het ook niet lang meer uit als het zo doorgaat." Wij zagen van de verte uit dat het water er reeds overheen sprong En wg kwamen op de dijk bg Zwingelspaan. Voor ons lag het kol kende zwarte water uitgestrekt, dat aan de einde samenvloeide met de grauwe hemel. Mannen trokken in De kinderen zandzakken slepend. De kokende bruine- bonen-soep-see aan het waterfront. Zal het houden? daar aangekomen zonk de vlet. Twee. Zullen de met zand volgestorte gaten het houde.i met de vloed: Het water stijgt! Het kruipt weer naar het stro, de vuilnis, de smeerboel aan de wa terlijn van vannacht, toen het 4 meter 10 geweest is. 3 meter 60, 70. 75, hoger komt het niet. de storm is gedraaid van Noord-West naa. Noord. En in het donker zoeken onzeker de angstige koplampen der vrachtauto's hun weg, roepend langs struiken en bermen. Als mieren Vandaag leek de dag min of meer een carnavaleske kater van nacht, toen men bellend langs de huizen ging om het naderend wroeten ze voort met hun electrische onheil aan te kondigen. Brandweer auto's reden met gillende sirenes door zakken, steden en dorpen, politie-auto's met zakken, loudspeaker-installaties gingen roepend auto's met vee, door de zwarte nacht. Gevaar! Gevaar! oriëntatiepunten. Bedreigd Nederland werd wakker, zon- de weg. der paniek, wetend, dat de erfvijand, het dolgeworden water, triomfen vier de. Zwijgend heeft men meubelen en huisraad naar boven gesleept, zwijgend ging men op de vlucht over de hoog gelegen wegen. Als kind gaf mijn vader mij wel eens boekjes uit zijn jeugd, waarin roman tische gepassionneerde verhalen stonden verpakt in dekens! sprieten. Auto's met zand, auto's met God. hadde.i we maar meer auto's met vluchtelingen. alle op zoek naar want niemand weet Die oriëntatie-punten zijn de dapperen, die met olielampen staan te wenken. Daar is een agent. „Eigen risico, meneer, het is hier levensgevaarlijk". „Goed agent!" Weer kinderen, de neuzen drukkend tegen de ruiten, bibberende stakkertjes honderd meter verder zat een tweede marinevlet vol vluchtelingen in dezelfde positie. De kikvorsmannen zijn toen de spoordijk overgekropen. in de ijzige kou, termr naar het vasteland. Zij hebben de vluchtelingen over de metersbrede gaten Hïsjomvd. want de dijk is volkomen lek en een prooi der vieze bruine golven en zo zijn ze terug aan land gekomen. Dat alles gebeurde vanmiddag om twee uur Nu is het half negen. Hun waterdichte nakken zijn van boven af vol water gelopen: het deert hen niet. Ik laad de kleine Volkswagen vol kik vorsen. Vijf gaan er in. Dikke water weekdieren, pattepoefen. die met hun ongewoon verlengde armen en benen geen raad meer weten. De man naast mij zit te beven als een hesnenblad van de kou. Zo sjorren we terug naar Dordrecht, waar de halve stad onder wa ter staat en schier om de andere straat verdronken is. Bij het depot van het corps pontonniers 'ever ik mün lad'ntr af en vraag overste van Mark, een vermoeide, bleke man in het hart van honderden auto's, boten, manschappen, De boot dompte ontijdig en schoot schielijk van de vrachtauto. ijltempo de zakken van onze auto en het leek haast belachelijk toen zij ze opstapelden als een borstwering te gen de hoogopspattende en. fel zieden de golven. Wij zagen de kruinen van enige bomen uit het water opsteken en in de verte, verspreid over de hele vlakte, de daken van boerderijen. Wij wisten dat zich daar nog mensen moesten bevinden en wij trachtten ons voor te stellen hoe zij de dijk doorbraak als een apocalyptische ver schrikking moesten ondergaan. Wij keerden terug met de vrachtauto. De bestuurder, een chauffeur uit Roosen daal, die al sinds 's morgens zes uur heen en weer reed met zakken zand, was zwijgzaam. En als hg iets zei dan was het met een door koude haast verlamde mond. Inmiddels was het donker geworden. De lampen van onze auto beschenen verlaten boer derijen met gegrendelde groene lui ken voor de ramen. Een ogenblik be ving ons de hallucinante gedachle dat wij door een dode wereld reden. De donkere dreiging van water en wind om ons heen was bijna tast baar. Ontstellende verhalen In een café in Fijnaard zat een jonge: op een stoel bevende te snikken. Hij had gezien hoe een bootje met drie redders was omgeslagen. De mannen waren voor zijn ogen verdronken, meende hij. Een soldaat deed een verward verhaal over het lijk van een vrouw, dat hij bij de dijk had zien aanspoelen. Wij hoorden op dat moment dat de toegang tot de dijk bij Zwingelspaan, die wij zojuist hadden verlaten van nu af aan voor een ieder was verboden. En ook Fijnaard zou geëvacueerd worden. „Willemstad", zei iemand, „is helemaal geïsoleerd. Niemand kan daar meer bij komen." Op Zuid-Beveland Een der verslaggevers is zelfs doorgedrongen tot in Zuid-Bevelanri. Vanuit dit bedreigde gebied weet hij ons het volgende te melden: In het licht van de koplampen van een aantal auto's stonden zwijgende mannen op de dijk. Vijftig meter van hen af voerden vier mannen in een kleine platte sloep een verbeten strijd tegen het water, dat onstuimig en. driest tegen de dijk opspatte. In een forse boerderijnauwelijks zichtbaar in het schijnsel van de kop lampen en geheel omspoeld door het waanzinnige water, bewogen zich gestal ten voor de ramen van de bovenver dieping. Zij waren het doel van de ■moedige expeditie van de vier mannen in de boot. Na een ganse dag van wan hopig pogen om de boerderij te berei ken, probeerden zij dat in de duistere avond opnieuw, omdat het wilde water toen laag en de wind minder hevig was. Toch geeselden nog felle stormvlagen de mannen in de boot en aan de wal. Striemende regen doorweekte hen tot op hun huid, maar zij hielden vol en een kwartier later brachten lichtseinen het bericht dat de boerderij bereikt was. Na nog een kwartier brachten de vier man nen mevrouw Boot en twee van haar dochtertjes aan wal. De zoveelste poging na een dag van onafgebroken strijd was geslaagd. Deze summiere beschrijving van een dappere redding is tekenend voor de strijd, die momenteel honderden mili tairen en burgers verbeten voeren tegen het nog steeds opdringende water, dat duizenden naar de zolders en daken van hun huizen heeft verjaagd en gehele dorpen van de tot helpen bereide, maar machteloze buitenwereld heeft geïso leerd. Vlak voor Rilland, slechts luttele kilo meters in Zuid-Beveland. heeft het wa ter bezit genomen van de grote ver keersweg van Bergen op Zoom naar Vlissingen. Elk vervoer is onmogelijk geworden. Alom bruist en kolkt het water. Bomenrijen steken als zwarte kammen boven deze onrustige massa uit en in de verte, nauwelijks een kilometer ver. ligt het dorp Rilland, onbereikbaar voor eenieder. Door een verrekijker kan men zien, hoe het water bij vele huizen tot aan de dakrand is gestegen. De mensen huizen daar in angst en vreze op zolder. Volkomen doorweekte militairen, reeds van half vijf in de morgen in touw, pro beren op het moment, dat wij arriveren met een motorsloep het dorp te bereiken. Onmogelijk! Het water, opgezweept door de wind, werpt het lichte vaartuigje tegen de boomenrijen aan. Voorlopig is er geen redding mogelijk. De comm?»i- dant geeft het bevel de strijd te staken. Hij staat machteloos tegenover het ge weld, dat niet in te tomen valt. Een paar uur later zal men het op nieuw proberen als het water is gezakt. Maar dan is het donker. Alle aanwezige auto's worden met hun neus naar het water gezet en het licht van hun kop lampen bereikt precies de gevel van de boerderij- (Vervolg zie pagina 4)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2