trokken heeft. Het Rampenfonds, gevormd uit de vele bij
dragen van particulieren in binnen- en buitenland, loopt naar
de 80 millioen en moet de huisraadschade dekken, welke in
de meest summiere vorm geschat wordt op 80 millioen gulden.
De vaststelling van de schade zal moeilijk zijn; nog moeilij
ker lijkt het ons voor iedereen vast te stellen, wat hij uitge
keerd moet krijgen.
De schade aan de woningen, bedrijfsgebouwen en misschien
inventarissen wordt geregeld aan de hand van nader vast te
stellen normen, waarbij de ervaring van de oorlogsschade
diensten moet verlenen.
Is het wonder, dat het zo zwaar getroffen Brabant in de
belangstelling kwam te staan van het Koninklijk Huis, Minis
ters en Eerste en Tweede Kamerleden?
H.M. de Koningin, Prins Bernhard en de Ministers hebben
vanaf de eerste dag de getroffen gemeenten bezocht, zich op
de hoogte gesteld van de omvang van de ramp en de getrof
fenen getroost en moed ingesproken.
De Commissaris van de Koningin in deze provincie leidde,
dan vanuit den Bosch, dan weer vanuit het getroffen gebied,
het werk der hulpverlening. Twee telefoons bediende de Com
missaris. Van de ene werd direct op de volgende overgegaan
en zo kreeg iedereen inlichtingen en voorlichting.
Verschillende Eerste en Tweede Kamerleden, die hun werk
zaamheden onderbroken hadden, lieten zich op de gemeente
huizen voorlichten om de opgedane ervaringen te benutten bij
de debatten in de regeringsgebouwen.
Wij zijn thans zes weken verwijderd van de dag van de
ramp. Beter kunnen wij de omvang van de ramp overzien,
doch ook blijkt duidelijker welke schade is aangebracht. De
bevolking is sedert 1940 in deze Westhoek zwaar getroffen.
Telkenmale beukt het geweld; nu eens door de oorlog, dan
door de storm en thans door het water.
Er is moed en kracht voor nodig om telkens weer het hoofd
op te richten en met vreugde opnieuw aan de opbouw te be
ginnen.
Het is de Nederlander gegeven in zulke omstandigheden zijn
hoofd koel te houden en niet te versagen.
De kracht hiertoe vindt hij zeker in zijn Geloof. Hij aan
vaardt deze slagen en in zijn gebed vraagt hij de kracht om
te volharden. Juist in deze tijden van rampen vullen zich de
kerkgebouwen. Men moet God echter ook weten te vinden in
dagen van voorspoed.
Een gelovige vrouw, die het leven met zijn zonnige facetten
evengoed weet te nemen als met zijn sombere zijden drukte
het als volgt uit: Bij ramp en in tegenspoed weet men God
dikwijls wèl te vinden. Is men aan Hem niet evenveel dank en
hulde verschuldigd als de zon aan de hemel schijnt en voor
spoed ons deel is?
IETS OVER INUNDATIES.
Over inundaties weet Nederland mede te praten. Zij werden
voorbereid door ons Nederlandse leger en benut om de vijand
in 1940 buiten ons gebied te houden.
Ze werden door diezelfde vijand, die zijn zware laarzen ter
gend op onze Nederlandse bodem had gepoot, uitgevoerd, toen
in 1945 de strijd bijna verloren was en men zijn aangezicht te
genover zijn Führer moest redden.
Weliswaar goed voorbereid, doch zonder reden werden gro
te oppei'vlakten onder water gezet en verhoogden op deze
wijze de angst, welke iedereen had.
Vanaf de eilanden van Zeeland, door het westelijk deel
van Noord-Brabant, langs het toch al rijke watergebied van
Zuid-Holland en dc hoge gronden van Utrecht werd één wa
terlijn gemaakt tot Amsterdam. De Wieringermeer werd „om
de vernielzucht bot te vieren" onder water gezet en op 17
April 1944 vloeide het water deze rijke voorraadschuur van
Nederland binnen; 8000 mensen werden in alle haast in de
nachtelijke uren geëvacueerd. Nog niet tevreden ging het ver
nielingswerk verder en werden in Drente, Friesland en Gro
ningen grote streken voor de waterlinie in gereedheid ge
bracht. Dit alles werd niet gedaan om de vijand tegen te hou
den, want men wist, dat het gealliëerde leger over middelen
beschikte, welke zich door het water geen halt lieten toe
roepen.
Zoet water in de meeste provinciën, zout water echter in de
Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden bracht voor duizende
en nog eens duizende guldens schade aan gewassen, huizen
en ellende onder de bevolking. Indirect waren vele mensenle
vens te betreuren door fusillering of concentratiekamp
Al dit leed werd gedragen, ja kon gedragen worden omdat
men wist dat het einde van de strijd tegen de overweldiger in
zicht was en dat dit zijn laatste stuiptrekkingen waren.
Wij dachten aan deze strijd met en later tegen het water bij
de 1 Februari-ramp. Zit er niet enige overeenstemming tus
sen de ramp, welke mensenhanden ons in 1945 oplegden en
deze natuurramp?
Zonder enige aankondiging, zonder dat maatregelen ter
verdediging getroffen konden worden, zonder dat mensen zich
in veiligheid konden stellen en zonder genade werd de bevol
king van Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant opgeschrikt
door de hoge zeeën, welke zich in enkele uren tijds over ons
land uitstortten.
Bij deze totale ramp is het gebied in Noord-Brabant klein.
Als wij elders in dit blad lezen, wat zich in onze Westhoek, en
zelfs nog maar voor een deel daarvan, heeft afgespeeld, dan
weten wij, welk een ellende en smart gebracht is over al die
andere delen, waarvan er zijn, die veel meer en harder gesla
gen zijn dan wij.
Rozenburg, het land om Rotterdam, de Krimpenerwaard,
Alblasserwaard, Voorne-Putten, de Hoekse Waarden en het
eiland van Dordrecht met Goeree-Overflakkee werden in
Zuid-Holland met water overstroomd.
Nog niet geheel hersteld van de schade uit de oorlog 1940
1944 vielen ook in Zeeland, Schouwen-Duiveland, Tholen,
Noord-Beveland en delen van Walcheren, Zuid-Beveland en
Zeeuws-Vlaanderen ten offer aan het water.
En alles was zout water, dat zich in de polders ophoopte
en zich in .de grond vastzette.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek gaf een duidelijk
inzicht in de ramp in Zuid-West-Nederland.
Van de 199 gemeenten in dit rampgebied zijn er 133 direct
bij de ramp betrokken. Summier en onder voorbehoud dienen
de gegevens gehanteerd te worden, omdat zij in het begin
verzameld zijn en het water zich aan de gemeentegrenzen
geen halt heeft laten toeroepen.
7,8% van de oppervlakte van Nederland of 251.223 ha is
ondergelopen, waarin zich een bevolking ophield van 580.814
personen. 143.567 woningen stonden er vóór de ramp. Helaas
is nog niet te zeggen, welk deel hiervan geheel vernield of on
herstelbaar beschadigd is. Elke dag komen gegevens binnen,
naarmate het water valt en een duidelijker, maar ook triester
beeld verkregen wordt. Bij de woningnood, welke vooral in
deze gebieden reeds heerst, is dit een zware opgaaf voor
Rijk en Gemeenten.
De ellenlange lijsten, welke elk gemeentebestuur kan tonen,
en waarop soms candidaten jarenlang stonden aangetekend,
zal wel in het nadeel van deze wachters herzien moeten wor
den; jonge mensen zullen hun trouwlust wederom enige tijd
moeten bedwingen. Tenzij de regering ruim deelt en herbouw
van alles, wat vernield is, vooropstelt!
Van de 29.636 land- en tuinbouwbedrijven liggen er 20.469
direct in het rampgebied met een oppervlakte van 206.407 ha
hetgeen 8,8% uitmaakt van de totale cultuurgrond in ons
land.
Om een indruk te geven van de opbrengsten van deze gron
den noemen wij slechts, dat (in tonnen uitgedrukt) 79.067 tar
we, 64.115 gerst, 70.369 vlas, 587.735 aardappelen (consump
tie), 1.083.036 suikerbieten, 93.560 uien en 30.250 peulvruch
ten geteeld kunnen worden. Voorwaar een verlies voor onze
landbouw, onze export en ons verbruik op de binnenlandse
markt, dat niet zal nalaten gevolgen te hebben. Vermelden wij
nog, dat 155.427 koeien, 76.074 varkens, 20.833 paarden,
419.598 kippen in het direct getroffen gebied zowel te eten
hadden als te eten gaven, dan zal elke leek willen beamen,
dat onze landbouw een gevoelige klap is toegebracht. Als de
juiste verlies- en schadecïjfers vaststaan, zullen wij deze onze
lezers mededelen.
En nu spreken wij nog niet van de handel! Van de in
dustrie, die lam gelegd werd, van de middenstand, die van
huis en haard verdreven werd en zijn grote voorraden moest
achterlaten en deze bij terugkomst moest opgeven, van de
werknemers, die werkloos bleven omdat „hun" bedrijven niet
draaiden.
Deze waterramp is een nationale ramp. Wij waren zo goed
op weg om zelf onze boterham te verdienen, zonder afhanke
lijk te zijn van het buitenland. Deze verdienstelijke en gewaar
deerde hulp was goed in de na-oorlogse jaren, doch 8 jaren
heeft ons volk de tanden op elkaar gezet en... gewonnen. Nu
zetten wij weer, gedwongen, een stap achteruit. Hetgeen
geenszins betekent dat wij bij de pakken gaan neerzitten. Wij
hebben voor hetere vuren gestaan en ook toén gewonnen.
Rijkswaterstaat herstelt de dijken, liefst 550 km van de
1100 km, welke het watergebied moeten beschermen; het bui
tenland helpt door het Roode Kruis, de waterschappen bema
len de polders en de gemeentebesturen herstellen materieel
verlies.
Wij zijn aan de 1751 slachtoffers van deze watersnood ver
plicht om onze schouders te zetten onder een gigantische taak
en hun offer aan het water moet ons sterk maken in onze
taak voor het herstel.
WATERSTANDEN VOLGENS DE ENIGE IN
TACT GEBLEVEN PEILSCHAAL
TE MOERDIJK.
Ebstand op Zaterdagmorgen 50 N.A.P. en
vloedstand op Zaterdagmiddag +2.80 N.A.P. Om
9 uur Zaterdagavond bleek, dat het water bij
ebstand slechts 55 cm. was gezakt. De hoogste
vloedstand werd bereikt op Zondagmorgen om
4 uur, t.w. +4.10 N.A.P.
DE GEVOLGEN VAN DE WATERSNOOD VOOR DE LANDBOUW IN WEST-BRABANT.
Om voor deze speciale uitgave enig inzicht te kunnen ge
ven over de grondtoestand der ondergelopen polders, hebben
wij de hulp ingeroepen van de WelEd. Gestr. Heer Ir L. J. P.
Kupers, Rijkslandbouwconsulent te Zevenbergen, die zeer wel
willend ons de volgende gegevens verstrekte:
In het volgende zal getracht worden de verschillende moge
lijkheden en moeilijkheden voor de landbouw uiteen te zetten,
die hun oorzaak hebben in de overstroming van 1 Februari.
Zoals bekend wordt de teelt van de gewassen, die in dit jaar
geteeld kunnen worden in het getroffen gebied, bepaald door
het gehalte aan zout in het bodemvocht.
Het water, dat in de rampnacht onze polders binnendrong
vernietigde niet alleen huizen, bedrijfsgebouwen, vee en an
dere landbouwbedrijfsmiddelen, maar bevatte nog bovendien
een nog veel groter kwaad: zout.
Het zout in het water drong in de grond, en nu zullen de
boeren ook nog enkele jaren lang grote moeilijkheden onder
vinden met de cultuur op deze zoute grond.
In het komende seizoen heeft dit reeds tot gevolg dat het
bouwplan van deze bedrijven totaal gewijzigd zal moeten wor
den. In normale jaren kan men verwachten, dat rond 30%
van het bouwland wordt beteeld met granen, zoals winter
tarwe, zomergerst en haver. Ongeveer 30% van het bouwland
wordt beteeld met hakvruchten, suikerbieten en aardappelen,
en de overige percelen dragen erwten, vlas, blauw maanzaad,
karwij en dergelijke gewassen.
Het bouwplan dat wij dit jaar mogen verwachten, op grond
van de duizende grondmonster-analysen, zal wellicht 70%
gerst bevatten, en wellicht nog een klein percentage b.v. 5%
suikerbieten en andere gewassen zoals zomertarwe en kunst
weiden. Het beeld van de polders zal in de komende maanden,
dus totaal gewijzigd zijn. In plaats van het lieflijke groen van
het vlas, zal men gerst zien. In plaats van de glimmende,
donker groene percelen met suikerbieten, weer gerst en nog
maals gerst. Deze drastische verandering in het bouwplan
heeft zeer verdragende gevolgen.
De teelt van gerst is een van de goedkoopste, die een boer
kan bedrijven. In deze omstandigheden is het gelukkig dat
deze uitweg bestaat, omdat hierdoor het risico ook beperkt
wordt. Maar een ander, minder goed gevolg is, dat de finan
ciële uitkomst ook niet erg best is. Bovendien zal de prijs van
de gerst in Augustus en September niet interessant zijn, om
dat het aanbod van gerst abnormaal groot zal zijn als gevolg
van de vier A vijfmaal grotere oppervlakte en het grote ge
brek aan opslagruimten.
Een gevolg van het gedwongen inkrimpen van de suikerbie
ten en aardappelcultuur zal zijn, dat de landbouwbedrijven
met aanzienlijk minder arbeiders toe kunnen als in normale
jaren. Volgens ons is dit één van de ernstigste consequenties.
Er moet een oplossing voor gezocht worden door de boeren-
organisaties en de landarbeiders-organisaties om te voorko
men, dat of wel de landarbeiders uit de landbouw verdwijnen
bij gebrek aan werk of wel dat de boeren, gedwongen door de
vrees hun vertrouwde krachten voorgoed te zullen verliezen,
deze mensen moeten blijven uitbetalen zonder dat er enige
inkomsten tegenover staan.
Bovendien moet men de mogelijkheid onder ogen zien, dat
de suikerfabrieken dit jaar stil blijven liggen of slechts een
heel korte campagne zullen maken.
Uit dit alles blijkt, dat de direct aangebrachte schade wel
zeer groot kan zijn, de indirecte schade en kwade kansen
daarentegen nog groter zullen zijn. Boeren en arbeiders staan
voor magere jaren, en alleen saamhorigheid en de eerlijke wil
om deze problemen van economische en sociale aard op te
lossen kunnen bewerken, dat de intensieve hakvruchtenteelt
over enkele jaren weer normaal plaats vindt.
De moeilijkheden zijn immers niet van kortdurende aard.
In het komende groeiseizoen zal dus de hoeveelheid zout in
het bodemvocht beslissen welk gewas geteeld kan worden.
In de komende twee jaar echter zullen de boeren rekening
te houden hebben met een hevig verval van de structuur van
de grond.
Dit houdt in dat de vroegere gunstige eigenschappen van de
West-Brabantse klei zodanig zijn veranderd, dat deze tot een
platerige en in natte toestand stopverf-achtige massa is ver
vallen, die in geen enkel opzicht de naam van cultuurgrond
verdient.
Het spreekt vanzelf dat de boeren er goed aan doen op der
gelijke grond geen dure gewassen te telen. Het risico dat de
oogst mislukt is groot, veel groter dan normaal.
Ook in de komende twee jaren zullen de boeren geneigd zijn
om juist de arbeids-intensieve gewassen uit het bouwplan
weg te laten. Natuurlijk zal de hoeveelheid suikerbieten en
aardappelen weer geleidelijk terug komen op het normale peil,
maar dit vraagt tijd.
Na deze algemene beschouwing lijkt het toch wel nuttig om
zo eenvoudig mogelijk uit te leggen, hoe het komt dat de
kleigrond zo van natuur is veranderd door het zoute water,
en hoe de Rijksdienst Landbouwherstel het herstel van de
oude toestand ter hand zal nemen.
De kleigrond in West-Brabant bestaat uit verschillende on
derdelen, te weten de kleideeltjes, de fijne zanddeeltjes en de
grovere zandkorrels.
De kleideeltjes zijn zeer fijne stukjes van bepaalde minera
len. In normale klei zijn de kleideeltjes omgeven door kalk
en in veel mindere mate door kali.
Het gevolg van deze omhulling van de kleideeltjes met kalk
is, dat de drie onderdelen van de grond: de klei, het fijne zand
en het grovere zand, zodanig met elkaar verweven zijn dat
water en lucht vrijelijk in de grond kunnen doordringen.
Dan eerst is een economische plantenteelt mogelijk.
Het zoute water nu heeft de omhullende kalk van de klei
deeltjes verdreven. Het gevolg is dat het bouwsel van klei en
zand in elkaar stort zodra de regen op de grond kan inwer
ken. De boeren zullen ondervinden dat deze slechte grond wel
water vasthoudt, maar niet gemakkelijk lucht in de grond
laat doordringen. Dit is erg gevaarlijk omdat zonder lucht
geen plantenwortel kan leven. Veel kunstmest baat dus niet,
als er niet voldoende lucht in de grond kan doordringen.
Zou men verder niets aan zulke grond weten te doen, dan
kan het tien jaar en zelfs nog langer duren voordat de oude
structuur terug komt. Gelukkig heeft men een geneesmiddel
gevonden voor deze zieke grond, dat in staat is om te samen
met de sluimerende kracht van de grond, de genezingsperiode
aanzienlijk te bekorten.
Zoals wij reeds aangaven heeft het zoute water de kalk van
de kleideeltjes verdreven. Het spreekt vanzelf dat de genezing
gezocht moet worden in het middel dat in staat is om de klei
deeltjes weer van kalk te voorzien. Dat middel moet dus zijn
een oplosbaar kalkzout en het moet bovendien nog te betalen
zijn. Men heeft in gips zo'n oplosbaar kalkzout gevonden.
Via de Dienst Landbouwherstel zullen de getroffen land
bouwers gratis gips ontvangen, indien het nodig geoordeeld
wordt dat deze verstrekt nioet worden.
De hoeveelheid gips, die aangewend moet worden hangt af
van dc zwaarte van de grond, maar bedraagt gemiddeld toch
altijd 5 ton per hectare. Deze grote hoeveelheid moet na de
grondbewerking in de herfst over het land gebracht worden
en niet ingewerkt worden. De boeren zullen dan zien, dat de
bovenste laag van de grond onmiddellijk beter er uit gaat
zien. Het is dan zaak om steeds deze goede grond boven te
houden, ook als het eerste jaar voorbij is. Dit jaar mag men
dus niet diep de grond bewerken omdat men zoutere grond
boven brengt dan men bovenop heeft. In de volgende jaren
mag men niet de grond diep bewerken opdat de grond in
goede structuur boven in de bouwvoor niet plaats moet maken
voor de nog niet genezen diepere lagen uit de bouwvoor.
De genezing vraagt tijd, moeite en zorg. Indien de West-
Brabantse boer echter zijn faam als prima boer wil bewijzen,
dan kan hij dit in de komende jaren volop doen, ten voordele
van zijn eigen gezin, dat van zijn arbeiders en van geheel
West-Brabant. K.
ZATERDAG
31-1-53
10 u.