GOD ZAL DE
DIJKEN DOEN
DOORBREKEN
7S
BIJVOEGSEL
OUDE ZORGEN VOOR DE DAG VAN MORGEN
A
NRC HANDELSBLAD
30 JANUARI 1993 JAARGANG 7 NR. 4
Het water en de herinnering. De
Zeeuwse Watersnoodramp
1953 - 1993
door Selma Leydesdorff
304 blz., Meulenhoff 1993, f 34,50
ISBN 90 290 2771 1
De Ramp. Een reconstructie
door Kees Slager
437 blz., De Koperen Tuin 1992,
f65,- (geb.), f49,90 (pbk.)
ISBN 90 72138 25 2 90 72138 24 4
William Rothuizen
De watersnood van 1 februari
1953 kostte 1835 mensen het
leven en stortte een veelvoud
daarvan in diepe ellende. De
gebeurtenissen werden tot nationale
ramp verheven en heel Nederland
dook in het sop van de saamhorig
heid. Men stroopte de mouwen op,
trok de beurs open. Bij zoveel rouw
en medeleven was er veertig jaar ge
leden weinig ruimte voor de schuld
vraag. Alle aandacht ging uit naar de
hulpverlening. Het stellen van de
schuldvraag of ander gekissebis was
onkies.
Zo zei PvdA-voorman Jaap Burger
in het parlement dat "een poging tot
het zoeken van zondebokken" nu
achterwege diende te blijven. De re
gering zou "op een passend mo
ment" ter verantwoording worden
geroepen. Dat moment is nooit geko
men. En had prins Bernhard zelf
niet gezegd dat er geen kritiek
moest worden geuit en dat we dank
baar moesten zijn voor alle hulp?
De euforie van het nationale gevoel,
opgeroepen door de strijd tegen
aartsvijand Noordzee, overschaduw
de niet alleen de schuldvraag. Zo
stond men, bij alle opvang van de
nabestaanden en andere slachtoffers,
ook niet stil bij de psychische ravage
die de catastrofe onder vele nabe
staanden had aangericht. Schuld en
trauma's, het zijn twee onderbelich
te facetten van wat gemakshalve als
een 'natuurramp' wordt afgedaan.
De watersnood van 1 februari 1953
is al vaak herdacht. Steeds weer met
verhalen van ooggetuigen - bijvoor
beeld over hoe ze eenzaam rond
zwalkten op een drijvend dak, over
geleverd aan de stormvlagen, het
kolkende water en de nachtelijke
kou - met gedichten, fotoboeken en
plechtige bijeenkomsten. Soms dook
de schuldvraag even op, de trauma's
bleven doorgaans onbesproken.
Bij de veertigste herdenking zijn er
nu twee publikatics verschenen
waarin de schuldvraag en de verwer
king van het leed wat nadrukkelijker
aan de orde komen: Het water en de
herinnering. De Zeeuwse Waters
noodramp 1953-1993, van Selma
Leydesdorff en De Ramp. Een re
constructie van Kees Slager.
ORAL HISTORY
Beide publikaties steunen op zo'n
tweehonderd interviews met oogge
tuigen en op archiefmateriaal. Voor
de historica Leydesdorff gold als
drijfveer dat er geen wetenschappe
lijk onderzoek is gedaan naar de
ramp. Voor de journalist Slager, zelf
afkomstig uit het rampgebied, gold
de overweging dat de geschiedschrij
ving van de watersnood tot nu toe
onvolledig, want eenzijdig, is ge
weest. De twee boeken zijn dus voor
een belangrijk deel een poging tot
oral history. Dat verkleint de af
stand tot de gebeurtenissen. Voor
wie slechts oppervlakkig met de
ramp en haar gevolgen op de hoogte
De wereld in een nieuwe eeuw
door Paul Kennedy
484 blz., Meulenhoff Kritak 1993,
vert. J. Verheydt (Preparing for the
Twenty-First Century 1993), f49,50
ISBN 90 6303 449 0
Toen Malthus in 1798 zijn be
roemde verhandeling On Po
pulation schreef, telde de we
reld ongeveer één miljard zie
len. Malthus schilderde een somber
beeld van een snel groeiende bevol
king waarvoor onvoldoende voe
dingsmiddelen beschikbaar zouden
zijn. Hij kreeg geen gelijk, want
door massale emigratie, alsmede een
agrarische en industriële revolutie
bleek het mogelijk de bevolkingsex
plosie in Europa op te vangen en
zelfs een enorme welvaartsstijging te
verwezenlijken.
'Malthus revisited', zo zou men het
nieuwe boek kunnen samenvatten
van Paul Kennedy, de Amerikaanse
historicus die in 1987 voor enige op
schudding zorgde met zijn The Rise
and Fall of the Great Powers, een
analyse van de opkomst en neergang
van supermachten. Deze week be
leeft zijn De wereld in een nieuwe
eeuw zijn première in een overigens
niet bijster goede Nederlandse verta
ling. De vraag van Malthus is vol
gens Kennedy nog steeds actueel: de
grootste beproeving voor de mense
lijke samenleving in de volgende
eeuw is, meent hij, hoe 'het potenti
eel van de technologie' te benutten
zodat de bevolkingsgroei opgevangen
kan worden. Het grote verschil met
Malthus' tijd is evenwel dat nu de
plaatsen waar de technologische re
volutie plaatsvindt (het Noorden) en
die waar de bevolkingsexplosie in
volle hevigheid gaande is (het Zui
den), niet meer samenvallen,
De toekomst is vol onzekerheid, ver
zucht Kennedy, en dat is vast en ze
ker waar, maar zijn boek is een vijf
honderd pagina's lange poging om
desondanks vooruit te denken. In na
volging van Malthus ligt Kennedy's
uitgangspunt bij demografische ver
wachtingen. Hij trekt zijn projecties
door tot het jaar 2025, dat volgens
hem de grens vormt waarbinnen van
enige betrouwbaarheid sprake is.
De verwachtingen zijn somber ge
noeg: de totale wereldbevolking lag
l in 1990 rond de 5,3 miljard mensen
en de gemiddelde schattingen wijzen
op een bevolking van 8,5 miljard in
I 2025. Van deze groei ligt maar liefst
95% in de Derde Wereld. Wat zich
daar afspeelt, is een herhaling van de
1 Europese geschiedenis in de negen
tiende eeuw, namelijk agrarische sa
menlevingen die een drastische da-
l ling van het sterftecijfer meemaken
ten gevolge van betere voeding en
medische technieken, zonder dat de
hoeveelheid voedsel toeneemt.
Een uitkomst uit deze dodelijke spi
raal zou een migratiestroom naar de
ontwikkelde landen zijn. Net zoals
dat het geval was voor Europa in de
vorige eeuw, waarvandaan tussen
1846 en 1930 50 miljoen inwoners
richting Amerika vertrokken. Ken
nedy snapt de weerstanden tegen
zo'n massale volksverhuizing wel,
maar stelt dat "de wanverhoudingen 1
tussen de demografische trends van
de 'bezittende' en de 'niet-bezitten-
de' samenlevingen" die migratie bij
na onvermijdelijk maken. Immers,
de ontwikkelde wereld ziet zich ge
confronteerd met een stagnerende of
zelfs dalende bevolking.
'HAASJE OVER'
In zijn boek vraagt Kennedy zich af
hoe de uitkomst zal zijn van de
'haasje-over-wedstrijd' tussen voed-
selproduktie en bevolkingsaanwas.
I Tot voor kort groeide de mondiale
landbouwproduktie genoeg, maar
sinds midden jaren tachtig blijft de i
toename achter bij de groeiende be
volking en misschien is dit het begin
van wat Kennedy een 'onheilspellen-
de trend' noemt.
Het verbaast dan ook niet dat zijn i
aandacht gericht is op de mogelijk- j
heden die de biotechnologie door
bijvoorbeeld genetische manipulatie
van gewassen biedt. Hij verwacht i
hiervan ingrijpende economische en j
maatschappelijke gevolgen. In de j
ontwikkelde wereld zal het zeker tot
een verdere uitstoot van arbeids
plaatsen leiden. De landbouwers
dreigt volgens hem eenzelfde lot als
"de handwevers van de negentiende
eeuw", namelijk overbodigheid.
Ondanks alle bezwaren biedt de bio
technologie echter het vooruitzicht
van een enorme groei in de voedsel-
produktie, die voor veel ontwikke
lingslanden een ontsnapping uit de
malthusiaanse val betekent. De mo
gelijkheid van het telen van gewas
sen in onvruchtbare gebieden ligt
volgens Kennedy binnen handbereik.
Toch is hij niet onverdeeld positief:
de biotechnische revolutie houdt ook
de mogelijkheid in van een grote
verschuiving van de landbouwpro
duktie vanuit de Derde Wereld naar
elders, waardoor de afhankelijkheid
van de arme landen zal vergroten.
Dit is evenwel niet de enige bood
schap van De wereld in een nieuwe
eeuw. Boven alles doemt de dreiging
van de steeds toenemende milieu
schade door de bevolkingsgroei en
economische activiteit. Dat is na
tuurlijk niets nieuws: in de negen
tiende eeuw was de smog boven
Manchester letterlijk adembene
mend. Maar de schaal waarop thans
een aanslag op het milieu wordt ge
daan, is zonder enig precedent. Ken
nedy somt de overbekende plagen
van onze tijd op: ontbossing, de ver-
zilting van de grond, het broeikas
effect, het gat in de ozonlaag, Tege
lijk nuanceert hij het beeld door te
wijzen op bijwerkingen: verschuiving
van landbouwgronden naar het
Noorden ten gevolge van een even
tuele temperatuurstijging zou het
verlies elders kunnen opvangen.
GLOBAL VILLAGE
Nieuw is, zo betoogt Kennedy, dat
de arme landen met de milieu-kwes
tie een politiek drukmiddel in han
den hebben gekregen: "Net als de
dreigende massale immigratie houdt
het milieuprobleem in dat - mis
schien voor het eerst - hetgeen het
Zuiden doet het Noorden schaden
kan." En: hoe zouden de vs die met
vier procent van de wereldbevolking
een kwart alle brandstof opsouperen
en de grootste bijdrage leveren aan
het broeikaseffect een land als Brazi
lië kunnen weerhouden om zijn re
genwouden te rooien?
De pertinente samenhang tussen de
aantasting van het milieu door de
technologische ontwikkelingen, de
bevolkingsgroei, en de Noord-Zuid
verhouding is in feite het ene been
waar De wereld in een nieuwe eeuw
op staat. De andere poot is een
voortzetting van de argumentatie uit
The Rise and Fall of the Great Po
wers. Kennedy maakt een uitgebrei- j
de sterkte-zwakte analyse van zulke
uiteenlopende regio's als India, de j
Europese Gemeenschap en de isla
mitische wereld. Hij doorbreekt hier i
het beeld van één wereld, one global
village-, de diverse regio's hebben
immers een zeer verschillend poten
tieel om te reageren op de tendenzen
die hij in kaart brengt.
Terwijl zijn Rise and Fall of the 1
Great Powers nog sterk in de tradi
tie van het machtsrealisme staat, is
Kennedy nu opgeschoven naar de
'interdependentieschool', die gelooft
in een dwang tot samenwerking. Zijn
boek getuigt zo van de veranderin
gen na het einde van de Koude Oor
log. De preoccupatie met militaire
macht is sterk verminderd, zonder
dat hij zover gaat de oude dreigin
gen geheel te vervangen door de
nieuwe ontwrichtende krachten. Er
is in Kennedy's woorden eerder spra
ke van een 'toevoeging'.
Het grote, en fnuikende, verschil
met zijn vorige boek, dat toegespitst
was op de relatie van economische
en militaire macht, is dat het Kenne
dy niet gelukt is De wereld in een
nieuwe eeuw op te hangen aan een
dergelijk organiserend principe. Hij
probeert wel vast te houden aan het
begrip 'nationale veiligheid', maar
door de uitbreiding met milieu- en
migratievraagstukken mist het de
precisie en urgentie die het in de
tijd van de Koude Oorlog wel had.
Alles is belangrijk - en daardoor
wordt het gehele betoog diffuus.
Dit bezwaar doet zich vooral voelen
in het tweede deel van dit boek, met
wijd uitwaaierende hoofdstukken
over Japan, de Verenigde Staten en
de Europese Gemeenschap. Het ver
baast niet dat deze landen door Ken
nedy geacht worden zich het beste
tegen de nieuwe uitdagingen te kun
nen verweren, waarbij Japan er het
beste afkomt en de vs als de meest
kwetsbare regio wordt gezien.
Van Japan verwacht hij dat het land
door een ver doorgevoerde automati
sering het hoofd zal kunnen bieden
aan de ongunstige trend van een
stagnerende bevolking. Doordat Ja
pan een krappe arbeidsmarkt kent
en om redenen van culturele homo
geniteit zeer huiverig is voor immi
gratie, heeft het land zich al vroeg
op technologische vernieuwing ge
stort. Daardoor heeft het nu een
voorsprong op Europa en Amerika.
Kennedy verwacht dat die voor
sprong alleen maar zal groeien.
De Europese Gemeenschap is in zijn
ogen kwetsbaarder. Aan de overkant
van de Middellandse Zee liggen op
geringe afstand Noordafrikaanse lan
den waarvan de bevolking volgens
prognoses de komende jaren met
108 miljoen mensen zal toenemen,
in vergelijking met een groei van
slechts vijf miljoen in Zuid-Europa.
Kennedy verwacht dan ook een
'staat van beleg' voor Europa als mil
joenen landverhuizers uit de val van
de armoede willen ontsnappen.
Uiteindelijk verwijt Kennedy meer
in algemene zin de Europese Ge
meenschap zich niet voldoende be
wust te zijn van de 'dubbele agenda'
die haar wacht. Naast de aandacht
voor het interne integratieproces met
alle strubbelingen van dien, zouden
de leiders van de Gemeenschap zich
veel meer rekenschap moeten geven
van de trends die de toekomst van
het oude continent ingrijpend zullen
beïnvloeden.
WINNAARS EN VERLIEZERS
Vergeleken met de westerse wereld
verkeert het overgrote deel van de
Derde Wereldlanden in een veel
slechtere uitgangspositie om het
hoofd te bieden aan de demografi
sche, ecologische en technologische
ontwikkelingen, constateert Kennedy
weinig verrassend. Van meer belang
blijkt zijn vergelijking van 'winnaars
en verliezers' in de Derde Wereld.
Waarom is een land als Zuid-Korea
er wel in geslaagd om zich aan de
misère te ontworstelen en Ghana bij
voorbeeld niet, terwijl beide landen
eenzelfde bnp per hoofd van de be
volking hadden in de jaren zestig?
Kennedy meent dat een aantal facto
ren doorslaggevend zijn: de nadruk
in Korea op onderwijs, die voort
komt uit confuciaanse tradities; hoge
nationale spaartegoeden, die zorgen
voor veel investeringskapitaal tegen
een lage rente; een zeldzame combi
natie van markteconomie en politiek
autoritaire regimes; gerichtheid op
export, in tegenstelling tot een ver
vanging van import
Op vrijwel al deze terreinen verlie
zen de Afrikaanse landen het. "Be
volkingsaanwas, het slinken van wei
degronden en voedselvoorraden, de
zware schuldenlasten, het verval van
infrastructuren en de dalende uitga
ven voor gezondheidszorg en onder
wijs, de nog altijd sterke animisti
sche godsdiensten, de machtige
greep die corrupte bureaucratieën en
etnische loyaliteiten op mensen heb
ben de litanie van Kennedy in
zake Afrika kent geen einde.
Wie zo'n panoramische blik wil wer
pen op de wereld en dan ook nog in
de toekomst kijkt, loopt tal van risi
co's. Een ervan is dat erg veel be
kende observaties worden opgesomd,
maar niet heel veel nieuws wordt
toegevoegd. Dat maakt dit boek van
Kennedy eerder in pedagogisch dan
in wetenschappelijk opzicht interes
sant. Er valt veel uit te leren en zijn
manier van kijken verdient het om
ingang te vinden. De wereld in de
volgende eeuw is 'gefundenes Fres-
sen' voor al die programma-commis
sies van politieke partijen die bezig
zijn met de vraag: hoe nu verder?
Een ander risico is dat de conclusie
na de enorme berg aan feiten bijna
wel moet tegenvallen. Kennedy wijst
i weliswaar terecht op de groeiende
j kloof tussen de schaal waarop de
I problemen zich voordoen en de ge-
i zagsstructuren die zich nog steeds
rond nationale staten concentreren,
1 maar deze deur naar de volgende
1 eeuw stond al open.
Met veel nadruk onderstreept Ken
nedy de cruciale betekenis van de
positie van vrouwen in zowel de ont
wikkelde als onderontwikkelde we
reld. De achtergebleven status van
vrouwen in de ontwikkelingslanden
heeft een zeer directe uitwerking op
de bevolkingsgroei. Uit alle onder
zoek blijkt dat hoe hoger het onder
wijsniveau van vrouwen is, des te la-
i ger het aantal kinderen. Anderzijds
zouden in de ontwikkelde landen be
tere voorzieningen en een gelijkere
rolverdeling de stagnatie of terug
loop van de bevolking kunnen tegen
gaan. Het zijn even juiste als magere
conclusies.
Paul Scheffer
>t
lampen van de tractor op haar ge
richt. We zagen het allemaal gebeu
ren: hoe ze tussen het wrakhout pro
beerde door te zwemmen naar de
man met het touw en hoe ze het
steeds niet haalde. Dte rauwe kreten
van haar, die vergeet ik nooit meer
En dan je eigen gevoel van onmacht,
dat je haar niet kunt helpen en dat
je haar op d'n duur niet meer boven
water ziet komen."
Dit is een van de door Slager opge
tekende citaten die alle verschrikkin
gen van de rampnacht oproepen: de
dood en verderf zaaiende watermas
sa's, de pogingen het vege lijf te red
den, de machteloosheid bij het moe
ten laten verdrinken van anderen,
het gegil en gekrijs van mensen in
doodsnood, het instorten van de hui
zen, de onvoorstelbare chaos en ver
warring, het huilen van de wind, de
kou en de eenzaamheid. Honderden
mensen zijn in de kille nacht een
zaam gestorven. Van sommigen
werd het stoffelijk overschot pas
maanden later gevonden, overdekt
met een dikke laag slib.
GERIEFLIJK
Wie kan men de schuld geven van
zo'n catastrofe met zulke gevolgen?
Die vraag klonk veertig jaar geleden
te hoogmoedig om te stellen. Nie
mand kon het veroorzaken van zo
veel leed worden aangewreven: er
was immers sprake van een 'natuur-
vervolg op pagina 2
Nabij Rilland Bath poogt men de doorgebroken dijken met zandzakken te versterken
is of van niks weet, zoals zij die bij
voorbeeld in Groningen hebben ge-
woond en zeggen: "O ja, dat is waar,
er is daar toen ook eens iets ge
beurd", geven de boeken een indrin-
gend beeld van de ellende, angst en
chaos die door de februaristorm in -
1953 werd veroorzaakt.
Vergelijking van deze publikaties i
ligt voor de hand, al was het alleen
al omdat beide zo zwaar leunen op
de verhalen van ooggetuigen. Jour
nalistiek en wetenschap ontlopen el
kaar slechts ten dele. Slager streeft
naar geografische volledigheid. Hij
roept de gebeurtenissen gedetail
leerd op en bouwt aan een enigszins
kaleidoskopische, niettemin fascine
rende reconstructie van oorzaak,
aard en gevolgen van de stormvloed.
Zijn boek is een arbeidsintensief en
waardevol document.
Ook Leydesdorff geeft veel ruimte
aan citaten van de geïnterviewden,
maar richt zich meer op de grote lij
nen, op de vergelijkbare elementen
in wat de ooggetuigen vertellen. Zij
wil als historicus met de verhalen
aan de slag en doorgronden waarom
ze op een bepaalde manier worden
verteld. Zelf motiveert zij haar
werk: "De uitkomst pretendeert niet
een meer reëfe, objectievere of bete
re beschrijving van de ramp te zijn.
Maar door een kritische bestudering
van de vormen die de herinnering er
aan aanneemt, en door die weer te
geven, hoop ik van de ramp een
beeld te geven dat de individuele
herinnering overstijgt en ons tegelij
kertijd iets laat zien van wat tot nu
toe gefragmenteerd is blijven steken
in details. In die zin is dit geen emo
tioneel boek, maar een hartstochte
lijke poging afstand te nemen van de
emotie, iets met emoties te doen."
Het water stijgt: in angstige spanning scharen Zeeuwen zich rond de radio
Hoe nationaal was de catastrofe?
"De nationale eenheid is een deel
van de mythologie rond de ramp,"
schrijft Leydesdorff. T)e bewoners
van het getroffen gebied hebben een
ervaring die niet met andere landge
noten wordt gedeeld. Hun tijdsaan
duiding bijvoorbeeld ("Dat was voor
de ramp" of "Dat was na de ramp")
is anders. Ze spreken over 'de ramp',
elders gaat het over 'de watersnood
ramp'.
Ook leefden talloze getroffenen, zo
lang de Deltawerken niet voltooid
waren, achter hun fragiele dijken
met een blijvende angst voor het wa
ter. De angst voor de herinnering
werd eraan toegevoegd. Daarbij heb
ben ze een diep besef van de kracht
van het water: het tien ton wegende
stenen voorfront van de sluis in de
Damdijk van Melissant bijvoorbeeld,
werd als een veertje meegenomen en
zestig meter verder neergesmakt.
Zaken waarvan een Tukker of een
Limburger geen weet heeft.
Voor overig Nederland was de ramp
nationaal. Maar hoe nationaler dat
besef, hoe sneller het vervloog. Jon
gere generaties weten vaak niet dat
de uitvoering van de Deltawerken
een direct gevolg is van de ramp, ge
boren uit een 'dat nooit meer'-ge-
voel. De bewoners van het over
stroomde gebied hebben de gebeur
tenissen niet als een nationale, maar
als een regionale ramp ervaren. Ze
waren het object van saamhorigheid,
schrijft Leydesdorff. En: "De getrof
fenen weten dat het om mythen
gaat."
"Toen we verder liepen hoorden we
een meisje gillen. Ze lag in het wa
ter, maar ze kon niet bij de dijk ko
men vanwege het wrakhout. Een
man probeerde met een touw om
zijn middel over dat wrakhout bij
haar te komen. Maar het mislukte.
Dat is het afschuwelijkste wat ik heb
meegemaakt. M'n broer had de kop»-
NIK IIAMUOI.SIILAI