Er C$ een steeds terugkerende droom mo een, vLoedqoif dte op m afkomt en me venmiqt Tussen de namen van de slachtoffers zag ik ineens mijn eigen naam staan Ik was pas tweeëntwintig maanden oud, maar toch herinner ik me de beelden, de geluiden, de angst We hopen dat ons offer niet tevergeefs is geweest libelle 5-4 Het was in februari 1953, de dagen na de wa tersnood in Zeeland en West-Brabant, toen iede re dag de namen van de slachtoffers in de krant werden vermeld. Ik leefde met de mensen mee, maar toen ik de naam Anna de Krom-Verburgt tegenkwam sloop er een koude rilling over mijn mg. Het was de naam van deze vrouw die me niet meer los liet: zij heette - net als ik - Anna Verburgt. Dagenlang speelde haar lot door mijn gedachten. Anna Verburgt, 87 jaar oud en gelijktijdig verdronken met haar schoondochter en drie van haar kleinkinderen. Hoe kon dat gebeuren Het zou zesendertig jaar duren voor ik daar een antwoord op kreeg. Door mijn hobby, stam boomonderzoek, kwam ik de Anna die mij altijd bijgebleven was, tegen in de boeken. In 1989 ontmoette ik haar zoon Adrianus, inmiddels ook al tweeëntachtig jaar oud. Anna woonde na de dood van haar man bij hem in huis samen met zijn vrouw en hun vijf kinderen. Tot op 1 febmari de vreselijke storm hen overviel. Haar zoon vertelde me: "Eigenlijk had dit niet hoeven gebeuren, want we zaten al allemaal in een boot op weg naar een veiliger plaats. We voeren langs een huis waar nog mensen op het dak za ten die schreeuwden om hen toch ook mee te ne men. De mensen stapten over in de boot, die nu wel erg diep lag. Bij het verder varen stootte het bootje ergens tegenaan en raakte lek. Zo gebeur de het dat ik mijn moeder, mijn echtgenote en drie van mijn kinderen zag verdrinken. Zelf kwam ik met twee van mijn kinderen in een boom terecht en dat redde ons leven. Ook al woonde ik nog zover weg, na het horen van dit verhaal was het alsof ik kon voelen wat zij hadden meegemaakt. De angst en de hoop overschaduwd door het verdriet. Anna Verburgt zou ik nooit meer vergeten. MEVR. A. LOLKEMA-VERBURGT, EELDE Tweeëntwintig maanden was ik toen bij ons in Zie- rikzee de dijken braken. "Het is onmogelijk datje je iets herinnert", zegt men, "je was nog veel te klein.Maar ze zijn er wel: de beelden, geluiden, de sfeer van angst en wan hoop. Ik kan de kerkklok ken horen linden, de wind loeit. Kaarslicht flikkert met lange schaduwen. Mijn moeder loopt huilend heen en weer. Ik heb het koud. Ik zie het gezicht van mijn vader. Asgrauw. Wanhoop in zijn ogen. Ik sta voor het raam aan de tuinkant. Boven, alle herinneringen zijn boven uit die tijd. Witte doeken hangen in de struiken. Ik herken er mijn luiers in. "Mamaroep ik en wijs ze aan. Beneden gaat de deur van de kamer open. De stoelen staan in de modder. Ik zie oma 's huis, de boerderij. Je kunt er dwars doorheen kijken en de koeiestal is leeg. Een huilende mevrouw die met mijn moeder praat, terwijl ik op haar arm zit. En dan, negenendertig jaar lang de stille angst, 's nachts als het stormt en regent. De steeds terugke rende droom van een enor me vloedgolf die op mij afkomt en me verzwelgt. Tweeëntwintig maanden was ik toen in Zierikzee de dijken braken. De beelden, geluiden, de sfeer van toen, ik raak het nooit kwijt. MEVR. J.E-H TE V. Ti wee dagen na mijn trouwdag, augustus 1952, emigreerden wij naar Ammeberg, een klein dorp je in Zweden. Zomaar, rechtstreeks uit Amsterdam, zonder een woord Zweeds te spreken ofte verstaan, viel dat niet mee. Maar als je jong bent en verliefd, kun je alles aan! Zo begon dan voor ons de winter 1953 met vreselijke kou en vorst en enorme sneeuwstormen, toen wij op het oude radiootje dat we van thuis hadden meegekregen, hoorden van de watersnood in Zeeland. Zonder aar zeling begonnen wij direct met een inzameling. We vroegen om dekens, kleding en geld, hingen borden op in het dorpje en in de bossen rondom. Van de vroege morgen tot diep in de nacht gingen wij erop uit met een slee - het was vijfendertig graden onder nul! - om de spullen te verzamelen. We sjouwden en sleepten zakken en balen naar ons huisje en weer terug. De bewoners van Ammeberg gaven met gulle hand, wij wonnen hun liefde en respect en dat gaf resultaat! Toen we de eerste zending spullen op een vrachtwagen naar de Rode Kruis-post in Stockholm brachten voelde ik me uitgevloerd - ik was vijf maanden in verwachting - maar tevreden. Die nacht kreeg ik echter hevige bloedingen en werd ik wakker van de pijn. In ijltempo ben ik naar het ziekenhuis gebracht, waar de doktoren alles deden om ons eerste kindje te redden. Maar tevergeefs. We schonken ook onze eerste baby aan die arme mensen in ons vaderland, maar wat had ik een verdriet. Later hebben we van het Rode Kruis en van konin gin Juliana's afgezant bedankbrieven gekregen voor ons werk. Die bewaren we nog trouw. We hopen aart ons offer niet tevergeefs is geweest. Helaas hebben we nooit gehoord of alles is aangekomen. MARGARETHA LIPPENS, AMSTERDAM

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - krantenknipsels | 1993 | | pagina 4