Ik waak
ervoor Mmijrv
kCnoforen, nooit
dout qevoeC
arujst eaLberu
keemzw.
Voor het eerst maakte een gevoel vi
i verlatenheid zich van mij meester
Ik was zes jaar en woonde samen met mijn ouders
en mijn zusje van twee jaar oud in de polder. We
waren een heel gewoon boerengezin. Ik herinner
me nog goed dat we die bewuste ochtend geza
menlijk aan de ontbijttafel zaten. Het waaide
hard en het was veel drukker dan normaal op het
weggetje langs ons huis. Mensen met volgepakte
koffers en spullen op en aan hun fietsen, het was
een ware uittocht. Mijn vader liep naar buiten en
vroeg een van de voorbijgangers waar iedereen
toch zo vroeg naartoe ging. "Man, heb je de klok
niet horen luiden?", was zijn antwoord, "de dijk
is doorgebroken, het water komt zo!" Wat ik nog
weet is dat we daarna halsoverkop zijn gevlucht
naar een hoger gelegen dijk waar een vrachtwa
gen ons zou komen ophalen. Het water was al
vanuit Zuidland tot aan de Ruigendijk gekomen.
Een familie zat op de dakkapel van hun lager ge
legen huis en wilde er niet weg. Wij werden opge
haald door de vrachtwagen. Mijn moeder en mijn
zusje mochten in de cabine, maar ik moest in de
open laadbak bij de andere vrouwen die koffers en
kussenslopen vol spullen bij zich hadden. Wij
hadden helemaal niets mee kunnen nemen. Ik be
greep niet waarom ik niet bij mijn moeder en zusje
mocht zitten - later hoorde ik dat mijn moeder in
verwachting was - en stilletjes begon ik te huilen.
Het was de eerste keer dat een gevoel van verla
tenheid zich van mij meester maakte. Een van de
vrouwen gaf me een standje: mijn moeder was er
immers nog, dus er was geen enkele reden voor die
waterlanders. Met moeite slikte ik mijn tranen in.
Mijn moeder had twee zusters in Brielle en daar
zijn we naartoe gegaan. Mijn ouders en zusje lo
geerden bij mijn ene tante, ik bij de andere. Weer
voelde ik me verschrikkelijk alleen. Van alle oude
en vertrouwde dingen was niets meer overgeble
ven. Ik had zelfs geen kleren, die ging ik met mijn
moeder in een school uitzoeken. Akelige gebreide
jurken die roken naar mottenballen. Met vereende
krachten ingezameld door heel Nederland. Een
echt gezinsleven hadden we niet. Mijn vader was
nog steeds ons huis aan het repareren. Alles sloeg
wit uit van het zoute water: de meubels, de mu
ren, de aarde. Met de zwangerschap van mijn
moeder ging het niet zo goed. Mijn zusje was in
Brielle gebleven en ik moest zolang naar een tante
in het dorp. Ik was daar erg bang, weet ik nog, en
wilde alles zo goed mogelijk doen, maar het gevoel
verlaten te zijn bleef. In september is mijn broertje
geboren en mochten mijn zusje en ik weer naar
huis. Kreeg ons leven weer een beetje regelmaat.
Soms heb ik het gevoel dat deze tijd mij zo
getekend heeft. Ik was groot, zij waren nog klein,
werd er altijd gezegd. Ik kan nog steeds niet goed
met mijn zus overweg.
Ook in mijn gezin en huwelijk is geborgenheid
altijd heel belangrijk voor me geweest. Ik ben een
echte kloek voor mijn kinderen. Ik waak ervoor
dat ze nooit dat gevoel van angst en verlatenheid
zullen kennen. Iets dat denk ik in die watersnood-
tijd geboren is.
Deze periode blijft in mijn leven een heel belang
rijke plaats innemen. Niet iedereen kan dat be
grijpen. Ik heb niemand verloren en ook ons huis
stond er nog toen we na de ramp terugkeerden.
Maar terugdenkend aan die tijd voel ik nog steeds
de pijn.
MEVR. M. KOK-DIJKMAN, GEERVLIET