De reconstructie van een ramp
'Waters
nood
eiste
in '53
te veel
levens'
J1D ZATERDAG
ZATERDAG 21 NOVEMBER 1992
PAGINA 41
door JOS GERARDS
's-HEERENHOEK Onvoor
stelbaar geweld van water en
wind dompelde in de nacht van
zaterdag 31 januari op zondag
1 februari 1953 ons land in die
pe rouw. De dijken in zuidwest-
Nederland hielden niet langer
stand tegen de noordwester
storm, die een etmaal lang op
de kust beukte. Het daarop vol
gende springtij zette grote de
len van Zeeland, Zuid-Holland
en West-Brabant onder water.
Een nationale ramp die aan
1.835 mensen het leven kostte,
was het gevolg.
Bijna veertig jaar na de wa
tersnood verschijnt volgende
week een boek waarin de dra
matische gebeurtenissen van
die dagen van minuut tot mi
nuut zijn gereconstrueerd. „Het
verhaal van de watersnood is
niet alleen dat van leed, kerels
en heldendom, maar ook dat
van chaos, egoïsme, lafheid en
plichtsverzuim", zegt de jour
nalist/schrijver Kees Slager
uit het Zeeuwse 's-Heerenhoek
over zijn boek 'De ramp, een
reconstructie'.
„Ik heb altijd het gevoel ge
had", vervolgt Slager (54), „dat
de geschiedschrijving van de
watersnood onvolledig en een
zijdig is geweest. Er zijn in het
verleden meer gedenkboeken
over de watersnood versche
nen. Maar dat is toch vaak
mooischrijverij, waarin weinig
van de rauwe werkelijkheid uit
die dagen valt terug te vinden.
„Door gesprekken met ruim
200 mensen die op de een of an
dere manier bij die catastrofe
van toen betrokken zijn ge
weest, is er een ander beeld
ontstaan over de ramp. Ze heb
ben niets mooier gemaakt dan
het in werkelijkheid was en
durfden ook kritiek te uiten."
Uit zijn ruim 400 pagina's tel
lende boek waaraan Slager
ruim twee jaar werkte, blijkt
dat in de uren voorafgaande
aan de fatale dijkdoorbraken,
heel veel mis is gegaan. Slager:
„Ik ben ervan overtuigd dat ve
le mensenlevens gered had
kunnen worden als in die waar
schuwingsfase door de verant
woordelijken juist was gehan
deld."
Opzichter Overbeeke van Pro
vinciale Waterstaat uit Zierik-
zee bij voorbeeld constateert
die zaterdagavond rond tienen
dat het water abnormaal hoog
staat. En als rond middernacht
het water al op de keien staat,
gaat hij toch gewoon naar bed.
Of burgemeester De Jonge van
Sint Philipsland, die via de po
litie op de hoogte wordt ge
bracht van het telegram van
het KNMI uit De Bilt over het
dreigende gevaar en die bood
schap aanhoort en het vervol
gens daarbij laat. Beiden zijn
inmiddels overleden.
Slager: „In die uren wordt bo
vendien bevestigd wat velen
toen al lang wisten, namelijk
dat de dijken in Zeeland, Zuid-
Holland en West-Brabant veel
té laag en te zwak waren. Ook
dat heeft onnodig veel slachtof
fers gemaakt."
Na de stormvloed komt de
hulpverlening doordat alle
verbindingen met het getroffen
gebied in Nederland zijn over
spoeld door het water maar
langzaam op gang. Er ontstaat
meteen chaos en paniek: ach
teraf blijkt dat van coördinatie
bij het redden en evacueren
van de mensen in het rampge
bied nauwelijks sprake is ge
weest.
Nevenstaand hoofdstuk over
die reddingsoperatie op de
dinsdag na de stormvloed uit
het boek van Kees Slager dat
deze krant als voorpublicatie
brengt, laat daarover aan dui
delijkheid niets te wensen over.
Hij voert nog een reden op
waarom het dodental van de
watersnoodramp van 1953 zo
hoog is opgelopen. Kees Slager:
„Ik durf na het schrijven van
dit boek de vergelijking met
een natuurramp in bij voor
beeld Bangladesh te maken.
Daar zie je dat de gammele
huisjes van de armsten het
eerst door het water worden
verzwolgen en dat onder die
mensen de meeste doden val
len.
„Dat is in 1953 in zuidwest-Ne
derland in feite ook gebeurd.
De oude arbeiderswoninkjes
die vaak niet eens met cement,
maar met kalk gemetseld wa
ren, en de knechtshuisjes bij de
boerderijen worden door het
water weggevaagd. In Oude
Tonge verdwijnt in één klap de
Na een paar dagen is het
leger gekomen en toen
moest ineens alles op
commando. Er gingen
soldaten naar Kruiningen en wij
wilden mee met onze boot om te
helpen, zoals we dat al dagen had
den gedaan. Maar dat mocht niet
van him commandant. Nee hoor,
dat moesten zij doen! Dan ben je
van zaterdagavond tot en met
maandag in touw geweest en
wordt je zó afgedankt! Ik ben naar
huis gekomen met het bloed voor
m'n ogen."
Voor mosselvisser en redder
Jaap van Oost uit Yerseke is van
af dinsdag de ramp voorbij. En
niet alleen voor hem. Dinsdag is
de dag waarop in verscheidene
plaatsen de leiding voor zover
aanwezig overgaat in vreemde
handen; het is ook de dag waarop
officiële bestuurders, die de eerste
dagen vrijwel onzichtbaar waren,
het heft weer in handen proberen
te nemen. Dat levert natuurlijk
fricties op, zeker als sommige mi
litaire commandanten meteen
oorlogje gaan spelen.
In het Middelburgse provincie
huis komt dezelfde dag een woe
dend telefoontje binnen uit Yerse
ke: „Onze vissers proberen op Dui-
veland vee te redden, maar juist
gearriveerde militairen schieten
de koeien dood..."
Evacuatie van
Stavenisse
Dat vanaf dinsdag alles anders
wordt in het rampgebied is het ge
volg van twee tegengestelde bewe
gingen, die maandag al op gang
zijn gekomen. De ene beweging is
de uittocht van tienduizenden in
woners naar veilige oorden in
Holland, Brabant en Utrecht. De
andere beweging is de intocht van
duizenden 'helpers': militairen, be
stuurders, Waterstaatsmensen en
vrijwilligers.
Op het brede water van het Hol
lands Diep en het Volkerak zijn
die twee bewegingen prachtig te
zien. Het lijkt wel alsof daar een
doorlopende vlootschouw met
honderden schepen wordt opge
voerd. De meeste zijn met vrijwil
ligers en hulpgoederen onderweg
naar het rampgebied. Tegelijker
tijd varen er ook al vrachtschepen
vol evacués vanuit het zuiden in
de richting van Dordrecht en Rot
terdam.
Kapitein G. Suurdt is dinsdag al
met 450 inwoners in het ruim van
zijn kustvaarder 'Crescendo' van
Stavenisse onderweg naar Rotter
dam. Maandag laat in de middag
is hij in het Thoolse dorp aange
komen en heeft er meteen te ho
ren gekregen dat de mensen hun
dorp niet willen verlaten. Dat ver
andert als de eerste militairen
Stavenisse bereiken. Want dan
krijgen ze te horen dat ze móeten.
Jo Leune vaart ook mee met de
'Crescendo': „Wij zijn maandag
avond aan boord gegaan. Het was
toen nog niet verplicht om te eva
cueren, maar ja, er was geen eten
en er was geen drinken, dus je
moest wel. In dat schip stonden
brancards, waar we op lagen. We
zijn de hele nacht in de haven blij
ven liggen en pas op dinsdagoch
tend vertrokken. Al die tijd zaten
we daar opgepakt, soms met natte
kleren aan in dat ruim. De wasem
sloeg tegen de ijzeren luiken en
dat drupte constant naar beneden.
Ik weet nog, dat je er kletsnat van
werd."
Om kwart voor 3 meert de
'Crescendo' af in Rotterdam. Een
verslaggever van De Maasbode
ziet ze de kade opkomen: „Lopend
met slechts een klein pakje, een
koekjestrommel of een schoenen
doos, een enkeling met een hondje
in de armen geklemd; een oude
vrouw op vilten pantoffels, onder
steund door helpers van Het Rode
Kruis, een jonge vrouw met een
baby, gewikkeld in een deken, de
Vrijwilligers melden zich
daags na het uitbreken van de
ramp om hulp te bieden aan
de slachtoffers. Goed bedoeld,
maar velen konden nauwelijks
een schop vasthouden.
FOTO ANP
e Auteur Kees Slager: „Er is veel mis gegaan."
Julianastraat en verdrinken 65
mensen. In Stavenisse is het de
Kerkstraat waar 70 slachtof
fers vallen. De slechte behui
zing van arbeiders en boeren
knechten heeft ook onnodig
veel slachtoffers gemaakt", al
dus Slager.
Zelf maakte schrijver/journa
list Slager (Vrije Volk. Vrij Ne
derland, VARA-radio en nu
VPRO-radio) de watersnood
mee vanaf het droog gebleven
Zeeuwse Scherpenisse. „Ons
dorp lag hoog in de polder op
een Middeleeuwse terp en bleef
gespaard voor het natuurge
weld. Als dertienjarige jongen
heb ik de watersnood daarom
als een sensatie ervaren.
„De boeren die van heinde en
verre naar Scherpenisse kwa
men om hun vee in veiligheid
te brengen, de indrukwekkende
vliegtuigen die voedseldroppin-
gen uitvoerden boven het
rampgebied. Dat was een avon
tuur voor de jeugd in het dorp.
En dus ook voor mij", bekent
Slager en vervolgt: „Maar dat
was veertig jaar geleden het
geval en is het nu zeker niet
meer."
'De ramp, een reconstructie' van Kees
Slager wordt uitgegeven door uitgeverij
De Koperen Tuin in Goes en kost
49,90 (paperback) en f 65,00 (ge
bonden). Het boek waarvan de eerste
druk ai is uitverkocht, verschijnt eind
volgende week.
tranen wegbijtend, aan haar man
tel kinderen meezeulend, die snel
worden opgenomen door een zus
ter en gedragen naar de talrijke
bussen en particuliere auto's,
waaronder de mooiste sleeën.
Twaalf zieken worden op bran
cards de 'Crescendo' uitgedragen
en in een ziekenauto naar de
Ahoyhal gebracht."
De Ahoyhal is het belangrijkste
opvangcentrum voor de evacués.
Van daaruit wordt iedereen naar
een evacuatie-adres gebracht.
Niet alle inwoners van Stavenis
se komen in Rotterdam terecht.
Sommigen zijn meegegaan met
de vissers van Tholen en van Yer
seke. En dan zijn er nog enkele
honderden, die al sinds zondag
morgen aan boord zitten van 'Le
Bon Espoir', het vrachtscheepje
van Dies Dane. Via Bruinisse
wordt hij naar Dordrecht ge
sleept.
„Toen we in de buurt van Dordt
kwamen vroeg ik de kapitein van
de sleepboot om naar de wal te
seinen dat er een paar ziekenwa
gens moesten komen omdat wij
zieken aan boord hadden. Maar
hij kreeg de boodschap terug dat
er in Dordrecht geen evacués ge
lost mochten worden. We zouden
een andere sleepboot krijgen en
die zou ons 's nachts doorbrengen
naar Tiel.
„Ik zei: 'Gooi me maar los voor
Dordt, want ik ga niet naar Tiel'.
Die mensen zaten toen al vanaf
zondagmorgen in het ruim; drijf
nat op wat stro, met bijna geen
eten of drinken... het was daar een
bééstenstal. Ze deden hun behoef
ten gewoon in het stro. Ja, wat
moesten ze anders? Dus ik dacht:
'Die mensen moeten eruit en niet
nóg een nacht in dat ruim'.
„Nou, we hebben ons niets aan
getrokken van die nieuwe sleep
boot en hebben gewoon aangelegd
in Dordrecht aan een kade. Er
kwamen meteen mensen op ons
af, die hulp aanboden. Maar ik
was nog bezig m'n schip vast te
maken, toen er een meneer met
een diplomatentas onder z'n arm
naar me toekwam: 'Bent u de
schipper?' Ik zei: 'Ja, hoezo?' Hij:
'Mag ik uw papieren zien, waarin
staat dat u evacués mag vervoe
ren?' Eerlijk wó.é.r, dat zei hij.
„Het publiek heeft het voor me
opgenomen. Ze riepen: „Zijn er
nog niet genoeg mensen verdron
ken, moeten we jou hier ook nog
verzuipen?!" Toen is hij er van
door gegaan.
„Ik vroeg om ziekenauto's en
binnen de kortste keren waren die
er. Er kwamen ook dokters. 'Waar
zijn de zieken?', vroegen ze. 'Vóór-
in, het ruim', zei ik. Nou, ze gingen
erin en even later kwamen ze te
rug met dichtgeknepen neus. Zó
stonk het in dat ruim! Er kwamen
hele rijen met particuliere auto's
naar de kade en iedereen werd
snel afgevoerd. Ook naar plaatsen
buiten Dordrecht hoor! Als men
sen daar toevallig familie of
vrienden hadden, dan werden ze
daar gratis naartoe gebracht."
Of werken óf
het eiland af
Zo'n vijfhonderd particuliere
schepen stomen dinsdag op naar
het deltagebied om er te helpen
bij het reddingswerk in de polders
of om er mensen op te halen. Er
zijn veel schepen bij van Noord
zee- en IJsselmeervissers, maar
ook binnenvaartschepen, sleepbo
ten en plezierjachten doen mee
aan de race naar het rampgebied.
De marine heeft nu ook bijna hon
derd schepen in de zuidwestelijke
archipel.
Binnen de kortste keren liggen
ie kleine landbouwhaventjes die
nog intact zijn gebleven, stampvol
en valt daar amper nog te ma
noeuvreren. Nog vervelender is
dat in de zee-armen met hun vele
geulen en zandbanken door de
storm sommige bakens zijn weg
geslagen, waardoor het varen gro
te problemen oplevert. Op ver
scheidene plaatsen raken schepen
aan de grond als ze proberen een
haven te bereiken.
Commissionair C. Hokke uit
Ooltgensplaat herinnert zich hoe
de marine het dorp te hulp komt:
„Die voeren zich met hun schip
vast op het slik voor de haven en
toen moesten wij hèn gaan helpen
om weer van het slik af te komen!
Nee, aan de meeste militaire hulp
hadden we niks."
Nu is Ooltgensplaat vanaf het
eerste uur een uitzondering in het
rampgebied geweest en dat is op
dinsdag nog zo. Burgemeester
Hordijk is ook een van de weini
gen, die niet zomaar de hele be
volking laat evacueren: „Ik heb
een verbod afgekondigd om het ei
land zonder mijn toestemming te
verlaten. Want er waren er na
tuurlijk die zich wilden onttrek
ken aan het noodzakelijke werk.
Die wilden lekker evacueren en
zich elders in het land laten ver
wennen. Alleen degenen die we
niet konden inschakelen in het ar
beidsproces, hebben we sterk aan
geraden om te evacueren. Want
het grootste deel van het dorp
stond onder water en er was aan
alles gebrek."
Onder leiding van Hokke wordt
geprobeerd de gaten in de dijken
provisorisch te dichten. „Verder
hadden we mensen die begonnen
om de bergen met afval op te rui
men. In die ploegen zaten vrijwel
allemaal arbeiders. Wie niet
werkte kreeg van de burgemees
ter te horen, dat-ie het eiland
moest verlaten. Ook als er iemand
dwars ging liggen, werd-ie ge
woon voor de keus gesteld: öf wer
ken óf van het eiland af. Zo simpel
lag dat. Burgemeester Hordijk
hield niet van flauwekul. Als er
hier vrijwilligers kwamen die
geen concrete hulp hadden te bie
den, zei hij doodgewoon: „Wegwe
zen!" Ja, die Hordijk kon wel eens
cru zijn hoor."
'De sterke mannen
moesten weg'
Vanaf dinsdag beginnen in gro
te delen van het rampgebied de
militairen de macht feitelijk over
te nemen. Officieel staan ze ter be
schikking van de burger-autoritei
ten, maar in de praktijk zijn ze op
veel plaatsen al snel de baas.
Doordat ze materialen hebben en
manschappen die bevelen opvol
gen, is het niet moeilijk om zwak
ke bestuurders te overrompelen.
In een aantal plaatsen ontstaat
wel een goede samenwerking,
maar vaak ook willen de bestuur
ders de verantwoordelijkheid
maar al te graag kwijt en laten
zich mèt hun hele bevolking af
voeren, waarna het leger de
macht overneemt in het viijwel
verlaten dorp.
Dreischor is daarvan een voor
beeld. Molenaar Piet van Maanen
heeft het altijd onbegrijpelijk ge
vonden dat iedereen zonder na
denken is afgevoerd: „Alle man
nen van Dreischor moesten weg!
Moet je nagaan: mannen die sterk
waren, die gewend waren met een
schop en een spa om te gaan, die
konden werken en die de weg hier
wisten... die moesten weg!
„Er stond hier een loods op de
haven van De Beider, waar we zó
met dertig of veertig man in had
den gekund. Die stond hoog en
droog. Als ze een paar pakken stro
uit elkaar hadden geschopt, had
den we daar kunnen slapen. En
verder: we hoefden niet met mes
en vork te eten, want we waren al
lemaal jongens van de gestampte
pot. Als ze ons hier gelaten had
den, dan hadden wij 's ochtends
op de dag liggen wachten om
weer te gaan werken. En we had
den gewerkt tot donker toe, want
dat gat moest dicht. We hadden
van alles kunnen opscharrelen
aan wagens en wrakhout om in
het gat te sodemieteren. We had
den nog kruiwagens. We hadden
dat gat, dat toen echt nog niet zo
groot was, dicht gekregen! Want
de oude kleivoet was nog blijven
zitten. Maar nee, wij moesten
weg. En wat kwam er voor ons in
de plaats? Sigarenmakers en kan
toorbedienden! Maar weinig men
sen, die wel eens een schop vast
hadden gehad. Dat is toch onbe
grijpelijk!"
Op dinsdag stroomt over de bij eb
droogvallende rijksweg een lange
rij vrijwilligers vanuit Brabant
St. Philipsland op. Dijkgraaf Piet
Boudeling is een van de weinigen,
die zich niet heeft laten afvoeren.
Hij ziet de helpers komen en
schrijft in zijn 'verslag van de
ramp': „Vele mensen uit overig
Nederland bieden hun hulp aan.
De bedoelingen van deze mensen
zijn goed, maar de hulp heeft wei
nig practisch nut, want het ont
breekt aan geschoolde arbeids
krachten."
Horden middelbare
scholieren
Burgemeester mr. dr. L. de Gou
van het Westbrabantse stadje
Steenbergen, dat als een eiland te
midden der ondergelopen polders
ligt, ziet de hulpkrachten ook bin
nenstromen: „Waar we absoluut
niets, maar dan ook niets aan
hadden, dat waren de honderden
en honderden zogenaamde hel
pers die uit het hele land naar het
rampgebied kwamen. Voor het
merendeel waren het mensen, die
gewend waren om de hele dag
achter een bureau in een lekker
verwarmd kantoor te zitten, maar
niet om buiten met een schop te
werken. Die kwamen dan hartje
winter naar het rampgebied om
zakken zand vol te scheppen en te
dragen... Na tien minuten hadden
de meesten nog niet één zak vol,
maar waren ze wel buiten adem.
„Al die mensen moesten wij on
derdak geven, die moesten alle
maal te eten en te drinken heb
ben.... Terwijl alles rond Steenber
gen onder water liep en het hele
stadje vol vluchtelingen zat. Daar
werd je gewoon gek van.
„Toen bleek ook nog dat er cri
minele elementen tussen zaten,
die de neiging hadden om leeg
staande huizen en boerderijen in
te gaan. Een extra probleem le
verden bovendien de hordes mid
delbare scholieren op, die naar
ons toe kwamen. Sommigen had
den hun ouders niet eens verteld,
dat ze naar het rampgebied wa
ren gegaan. Al die jongens en
meisjes lagen ergens in schoollo
kalen, vaak zonder dekens, en al
lemaal door elkaar en zonder toe
zicht. Het was vreselijk allemaal.
VERVOLG OP PAGINA 43
Stavenisse is ondergelopen. In bootjes worden de bewoners geëvacueerd. Velen
ten.
niet, maar ze moe-
FOTO ANEFO
Amerikaanse militairen droppen zandzakken boven Ellewoudsdijk in Zeeland, "een compleet bombarde-
lent". FOTO NFP