„De ramp, een reconstructie" Boeiende verhalen en onthullingen in boek over watersnood ONS EILAND VAN DONDERDAG 26 NOVEMBER 1992 713 Het bijeendrijven van koeien op spaarzame droge plekjes hier bij de Grote kerk van Zierikzee. Het gat in Den Bommel waar 12 huizen verdwenen ZIERIKZEE - „Om streeks halfelf zaterdag avond is het eb in zuid west Nederland. Als alles normaal was geweest zou het water van de Noord zee zich ver hebben te ruggetrokken uit de Oos- ter- en de Westerschelde, uit de Grevelingen en het Haringvliet. Het verschil tussen de eb en de vloed bedraagt hier immers drie tot vier meter. Schorren, zandbanken en enorme slikvlaktes zou den zilverachtig hebben liggen blinken in het licht van de volle maan. Maar alles is niet nor maal deze avond. Het water trekt zich niet te rug, maar blijft hoog te gen de dijken en kade muren staan". Zo begint hoofdstuk 2 van het nieuwe boek van Kees Slager „De ramp, een reconstructie", dat deze week bij uitgeverij De Koperen Tuin in Goes ver schijnt. Slager heeft een bij zondere manier gevonden om de ramp te verslaan: bijna van uur tot uur en van plaats tot plaats in het hele rampgebied volgt het boek de gebeurtenis sen. Het boek begint bij de vloed van zaterdagmiddag 31 januari. Die is ook al erg hoog, maar slechts weinigen ervaren de dreiging, ondanks de waar schuwingen op de radio voor gevaarlijk hoog water. Hoofdstuk 2 gaat over de za terdagavond Officieel moet het dan eb zijn, maar het water trekt zich niet terug: „Oude vissers en schippers kennen het verschijnsel en weten dat de vloed daarna meestal niet veel hoger wordt, omdat intussen door het afnemen van de storm of het draaien van de wind het „meteorologisch effect" dan al weer is afgezwakt. „Niet eb ben, niet vloeien", is de volks wijsheid. die je deze zaterdag avond op verscheidene kades kunt horen. In Zierikzee krijgt commandant Cor Berrevoets van de vrijwillige brandweer ook zo'n reactie: „Omstreeks 10 uur was ik naar een brandje geroepen. Het brandje hadden we zó geblust. Toen ik terug naar huis ging, zag ik dat het water al bijna op de kaai stond. Toen moest het laag water zijn. Ik belde onmiddellijk de poli tie, maar daar zeiden ze: „Och, opper, dat geeft niks. Want hoe minder water er wegloopt, hoe minder er ook komt". De drie agenten van het uit slechts tien man bestaande Zierikzeese politiekorps, die deze avond hun dienst draaien, hebben het zo al druk genoeg. Overal in het oude, verarmde en verwaarloosde hoofdstadje van Schouwen-Duiveland slaat de storm toe. Op de Blokweg is een grote boom omgewaaid, in de St. Janstraat is een schoor steen naar beneden gekomen, op het dak van de Christelijke Nationale School ligt ook al een boom en overal klinkt het gerinkel van ruiten en ratelen dakpannen naar beneden. Agent Kees Leeuw, wiens dienst er om elf uur opzit, laat z'n fiets in het hok bij het bureau staan: „Het was zulk noodweer, dat ik besloot om lopend naar huis te gaan In de Meelstraat vlogen de dakpan nen van het stadhuis af, rake lings langs m'n kop". Oud-agent Leeuw en wijlen brandweerman Berrevoets zijn twee van de ruim tweehonderd ooggetuigen van de waters nood, die door Slager zijn geïn terviewd voor zijn boek. Samen vertellen die tweehonderd mannen en vrouwen het ver haal van de ramp, aangevuld met soms onthullend materiaal dat Slager uit de archieven opdook. Hoewel het boek het hele rampgebied beslaat, neemt Schouwen-Duiveland natuur lijk een zeer belangrijke plaats in. Zo komen in hoofdstuk 3 de nachtelijke uren vóór de dijken breken, in beeld, onder meer via verhalen over het haventje De Beider bij Dreischor. Het zijn uren van aarzeling en on geloof bij de autoriteiten: „Wachtmeester G van Felius brengt het treffend onder woorden in het rapport dat hij kort na de ramp maakt. Van Felius heeft nachtdienst en hoort al vóór middernacht een van de mannen van de vloed planken tegen dijkgraaf Moer- mond zeggen, dat ze allemaal verdrinken als het water zo blijft stijgen en hij ziet hoe het water elk kwartier een stukje hoger tegen de dijk staat. Eén kilometer verderop ligt het dorp te slapen, maar niemand durft de beslissing te nemen om de mensen te gaan waar schuwen. Er is immers afge sproken om te wachten tot de burgemeester thuiskomt van z'n bridge-avondje. Hij is het hoofd van de gemeente en zon der zijn fiat durft niemand het aan om het dorp op stelten te zetten. Zelfs Moermond niet. terwijl hij behalve dijkgraaf toch ook nog commandant van de brandweer is. Ze komen er zelfs niet toe om de dijkgraaf en de dijkbaas van de grote polder Dreischor, waar het dorp in ligt, te wekken. „Het was vreemd", schrijft Van Fe lius een paar weken later in zijn rapport, „Hoewel iedereen aanvoelde, dat er iets vreselijks te gebeuren stond, durfde nie mand uit te spreken, dat bin nen enkele uren het water de polder in zou lopen. Overeen gekomen werd om het nog een tijdje aan te zien, want ver wacht werd dat de bevolking in paniek zou geraken als zij voor een dreigende overstroming zou worden gealanneerd. Dat dit toch moest gebeuren, stond wel vast, maar toch...men wist het niet". Te laat gewaarschuwd Dikwijls worden mensen pas gewaarschuwd als het water al over de dijken stroomt. Helaas blijken veel dijken niet bestand tegen het overstromende water; de achterkant zakt onderuit en een vloedgolf stort zich de pol ders in, waar hele rijen huisjes tegen de vlakte gaan. Het ge hucht Capelle tussen Nieuwer- kerk en Zierikzee verdwijnt bijna helemaal van de aardbo dem. Kees van Dienst is er getuige van: „We waren met z'n vijven thuis; vader, moeder, twee zusters en ik. Door het zolderraam zagen we de eerste huizen van de straat al in el kaar zakken, ook die van opa en oma, die we nooit meer hebben teruggezien. Ons huis was ook maar een oud rotkotje met niet meer dan éénsteens muren, die niet bestand waren tegen dat water..." Als ook hun huis instort weten ze zich op een stuk dak te redden: „Met ons vijven dreven we op dat vlot tot vlakbij het klompekot vari een van de weinige huizen in de straat, die nog overeind stonden. Op het dak van dat klompekot stonden al een paar mensen, buurman Huug Zwaai en henk Boer riepen naar ons en wisten ons op dat dakje te trekken. Ja, terwijl dat gebeur de zagen wij, dat er van dat klompekot ook al een muur was weggeslagen, dus dat het elk moment in elkaar kon zak ken Maar je was in doo- dangst, dus je greep elke stro halm aan We zijn tegen het dak van dat huis opgeklauterd en door een dakraam op het zoldertje gekomen. Daar zaten toen al wel vijftien mensen bij elkaar. Ik heb een paar droge vrouwenkleren aan kunnen trekken, want verder was daar ook niks. We hebben het eten en het drinken gedeeld en zo hebben we dicht tegen elkaar aan om maar een beetje warm te worden, de ochtend afge wacht. Af en toe keek je door het dakraam naar de toestand buiten. Bij het licht van de maan zag je de meest vreselijke dingen gebeuren; je zag huizen instorten, mensen op stukken hout de polder indrijven, van daken vallen en verdrinken. Je moest totaal machteloos toekij ken hoe Capelle verging". Zo vertellen ooggetuigen over het drama dat zich afspeelt in de nacht van zaterdag op zon dag. De invloed van zondag middag is voor sommigen nog erger. Vooral in Nieuwerkerk en Ouwerkerk verdrinken dan veel mensen. „Het allerergste was de zondagnamiddag, toen de tweede vloed kwam", be aamt mevrouw T. Kuin uit Ou werkerk. „Toen zag je overal de huizen instorten. Ik weet nog dat we boven in de pasto rie stonden en ze één voor één zagen verdwijnen. De boerderij van Van Damme bleef nog het langst overeind. Er stonden mensen met witte doeken vanaf het dak te zwaaien. M'n man zei: „Ga toch bij dat raam vandaan maar ik weet niet wat het was; ik moest gewoon kijken. Terwijl ik wist dat we niets konden doen. Een vrese lijk machteloos gevoel was dat. En toen omstreeks 4 uur zakte het hele spul in één keer in elkaar". Reddingen In het boek wordt duidelijk aangetoond, dat de meeste red dingen door de mensen uit de streek zelf zijn verricht en niet door helicopters en amfibie- vaartuigen van het leger. Ne derland bezit in 1953 maar één helikopter en daarmee durft men op zondag niet op te stij gen vanwege de storm. Schou wen-Duiveland hoeft die zon dag toch al niet op hulp van buitenaf te rekenen, want doordat alle verbindingen ver broken zijn, wordt het eiland doodgewoon „vergeten". Pas op maandag dringt tot de bui tenwereld door dat zich daar juist het grootste drama heeft afgespeeld. Vissers en andere inwoners van Zierikzee trekken al op zondag de verdronken polders van Duiveland in. Sommigen met een motorbootje, anderen met een roeiboot. Wim Schot is één van hen. Op zondagmiddag is hij met z'n oom bezig in de Gouweveersepolder: „Het was bijna niet te doen, want het stormde als een oordeel en het was steenkoud. Maar we heb ben toen toch in die polder mensen van de daken weten te halen. We brachten ze telkens naar de dijk, waar ze werden opgevangen en naar Zierikzee gebracht. Zo zijn we de hele zondag bezig geweest. En niet alleen die zondag. Ik ben bijna een week niet thuis geweest". Onthullingen Enkele archieven leverden ont hullend materiaal op. In het Algemeen Rijksarchief in Den Haag ontdekte Slager een rap port van Rijkswaterstaat uit 1946 waarin al gewaarschuwd werd dat de zeedijken in Zee land op veel plaatsen te laag waren. Over een totale lengte van 26 kilometer waren de Zeeuwse dijken volgens dat rapport absoluut te laag. Toch werden ze daarna niet ver hoogd. Uit het provinciaal ar chief komen onthullingen over sommige burgemeesters, die het geld dat adoptiegemeenten schonken voor de slachtoffers, niet in de gemeentekas stortten maar op hun privé-rekening. Veel aandacht is er verder voor de evacuatieproblemen in Zie rikzee, voor het ruige leven van de achterblijvers op geëvacu eerde dorpen als Noordgouwe, Nieuwerkerk en Ouwerkerk Verder worden er hoofdstuk ken gewijd aan de militaire hulp, aan het lot van de dieren, het dijkherstel, de rol van het geloof, het medeleven van het koninklijk huis. de schadever goedingen en het rampenfonds, in het laatste hoofdstuk vertel len mensen hoe ze hun ramper varingen hebben verwerkt. Het boek. dat niet minder dan 440 pagina's telt, is rijk geïllustreerd met ruim 160 foto's. Bijzonder han dig, zeker voor de jongere generatie en mensen van buiten het gebied, is de los bijgevoegde uitvouwbare kaart van het hele rampgebied. „De ramp, een reconstructie" kost ƒ49.90 (paperback) en 65 - (in linnen kaft met stofomslag).

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - krantenknipsels | 1992 | | pagina 2