HET VERGEEFS VERZET VAN ZIERIKZEE HERINNERINGEN AAN DE WATERSNOODRAMP VAN 1953 LS IK op de och tend van zondag, 1 februari 1953, naar beneden loop en de voordeur openmaak, en zie dat in de tuin het water tot de stoeprand van ons huis staat, is de ramp in feite al voorbij. We wonen even buiten het stadje Zierikzee aan de Blokweg. Deze voert in noordelijke richting (en krijgt dan voortdurend andere namen) naar plaatsjes als Brou wershaven en Dreischor. Met mijn vader maak ik wel eens fietstochten over de dijken in die richting Links van de weg, in het Westen, ligt de polder Schouwen. Rechts van de weg, in het Oosten, ligt de polder Vierbannen van Duiveland. Het is acht uur in de morgen. In mijn herinnering verandert het fantasieloze laagland om ons huis, met hier en daar een boer derij, schuur of boom, langzaam maar gestaag in een onafzienba re, grauwe waterplas. Ik ben twaalf jaar, ik heb er geen idee van wat er aan de hand is, maar als ik daar wel een idee van had gehad, zou ik ook niet hebben geweten wat er aan de hand was. Aan de overkant van de Blokweg is het nog droog. Ik ga naar de slaapkamer van mijn ouders om ze te vertellen dat er buiten iets heel merkwaar digs gebeurt en dat ze beter even kunnen komen kijken. Een paar uur daarvoor is het wa ter, opgezweept door een verlate najaarsstorm, door de dijken ge broken. Om vier uur in de mor gen heeft in de Schelphoek de dijk van de polder Schouwen het begeven en een uur later is de dijk bij Vianen van de polder Vierbannen van Duiveland in el kaar gezakt Later, veel later, toen men ging tellen, waren er in de dijken van Schouwen-Duive- land 54 stroomgaten gevallen. Het eiland was zo lek als een mandje. Het is beter om nu maar uit een artikel te citeren dat M. J. bij de Vaate, toen hoofdredacteur van de Zierikzeesche Nieuwsbode, in 1978 over de watersnood heeft geschreven: 'In de polders van Duiveland voltrok de ramp zich met zijn meest vernietigende kracht en daar vielen ook de meeste slachtoffers. De polder Vierbannen van Duiveland werd van twee kanten door immense watergolven overspoeld, die zich baanbraken door de dijkgaten te Ouwerkerk (bij Vianen) aan de zuidkant en bij Stevensluis-Sir- jansland aan de noordkant. Had Ouwerkerk zwaar te lijden door het zich reeds in de eerste door- braakfase baanbrekende water, te Nieuwerkerk ontmoetten de wa terbergen elkaar vlakbij het dorp en maakten vernietigende krach ten vrij, die met die van een aardbeving te vergelijken waren.' Ouwerkerk en Nieuwerkerk wer den weggevaagd. De dodenlijst van Ouwerkerk geeft de namen van 90 slachtoffers en die van Nieuwerkerk van 288 slachtof fers. Op Schouwen-Duiveland komen 534 mensen om. TORMVLOEDEN kunnen in Nederland alleen ontstaan als gevolg van zware noordwesterstormen. Zulke stormen ont wikkelen zich wanneer winden uit een gebied met hoge lucht druk. een gebied met lage lucht druk proberen op te vullen, waar bij zij nooit een rechte lijn vol gen, maar als gevolg van de aswenteling der aarde in een cirkelgang om het gebied met de lage luchtdruk heendraaicn, en wel in een richting tegen de wij zers van de klok in op ons half rond Zo luidt de wet van Buys Ballot die. hoe kan het ook an ders. een Zeeuw was. In de rampnacht ontmoetten noordwcstcrstormcn, met een oorsprong boven de Shetland Eilanden, een gebied van uitzon derlijke depressie waarvan het centrum omstreeks middernacht boven Hamburg lag. Met het itormgewcld op zich viel het overigens wel mee; in het verle den waren er, dikwijls, veel hevi R BESTOND in Zierikzee in 1953 een merkwaardige, karig beloonde bij baan, die werd aan geduid met de beti teling van 'plankenist'. Karig be loond, omdat de vergoeding sinds de crisisjaren, toen deze wel aan trekkelijk was 3,75 voor 3 uur werk, terwijl een weekuitkering voor een groot gezin 11.13 be- droeg) niet gestegen was. Het ambt van plankenist is onbe grijpelijk wanneer niet eerst iets wordt verteld over de geografie van het stadje Zierikzee. Toen ik er woonde, van 1946 tot 1954, stond Zierikzee al sinds een eeuw in open verbinding met de zee, dat is de Oosterschelde, door een havenkanaal van naar ik schat ongeveer een kilometer lengte; het havenkanaal waar in men nu de plezierboten van gefortuneerde Rotterdammers aantreft. Het kwam voor dat door stormen het water in dit ha venkanaal tot zulke hoogte werd opgedreven, dat de kade van het stadje blank kwam te staan. In dat geval overstroomden de smal le. hellende straatjes, die van de kade naar de binnenstad voerden. In 1808 vond hierdoor een over stroming plaats die tot grote schade leidde en waarbij een do de viel. De koning van Holland, Lodcwijk Napoleon, tastte diep zijn beurs, zoals hij meer deed, en betaalde bijna alles wat te vergoeden viel 50.000). Het stadsbestuur besloot dat er vloedplanken moesten komen, die in richels voor de bedreigde straten konden worden geplaatst, voor het geval het uitzonderlijk hoge water zich nog eens zou voordoen. Overigens werd ook aan de bewoners van de huizen op de kade van de Nieuwe Ha ven het consigne gegeven dat zij, in geval van hoge waterstand, hun deuren en vensters met vloedplanken moesten afscher men. De vloedplanken werden dichtge- kit met Schouwse klei, dat van gemeentewege altijd in voldoen de voorraad werd gehouden, ter wijl als het daaraan mocht ont breken ook een beroep op elke gierput in de stad kon worden gedaan. Het stedelijke vrijkorps, dat was belast met het plaatsen van de vloedplanken, werd aan geduid als plankenisten. In de namiddag van zaterdag, 31 januari 1953, stond het water als gevolg van de aanwakkerende storm al om vier uur op de kade van de Oude Haven, die zich als een soort long in de binnenstad van Zierikzee uitstrekt. Om vijf uur 's middags, toen het hoog water was, stond het water tegen de woningen en pakhuizen aan op de kade van de Nieuwe Ha ven, bij het havenkanaal. De vloedplanken waren gezet. Ze werden weggehaald, toen de eb inzette. Maar toen het om elf uur 's avonds eb had moeten zijn, liep het water alweer over de kade heen. De vlocdplanken werden opnieuw gezet; voorlopig nog maar één plank, vermeldden de rapporten, maar er konden er verschillende op elkaar worden gezet tot een hoogte van 4,18 meter boven NAP; althans dat was het officiële voorschrift, in de praktijk nam men het niet zo nauw, en van de waterdichting voor de woningen deugde hele maal weinig. Insiders, en dat waren de plan kenisten natuurlijk en anders wel de vissers van Zierikzee, die al dagen beweerden dat het kwaadaardig spookte op de Schelde beseften nu allang dat het fout moest gaan. De vloed moest nog komen en bo vendien was er springtij afgekon digd voor die nacht (om vijf uur op zondagmorgen). Om elf uur 's avonds arriveerde uit een kolkende zee de provin ciale boot Zierikzee - Katseveer (en diezelfde boot transporteert nu gebronsde vakantiegangers tussen Malta en en een even zon nig buurciland hoe vreemd de dingen kunnen lopen!) vol zeezie ken aan Het Luitje van de Nieu we Haven. De machinisten had den tijdens de barre overtocht vastgebonden hun werk staan NRC HANDELSBLAD 22 JANUAR11983 Peter Bulthuis Niets wees op naderend onheil, die zaterdagavond nu bijna dertig jaar geleden. Al rukten stormvlagen aan daken en schoorstenen, toch voorspelde het weerbericht in de avondbladen alles behalve een ramp: Guur weer met wisselende bewolking en nu en dan regen-, hagel- of natte sneeuwbuien. Krachtige tot stormachtige wind tussen west en noordwest. Toen het zondagmorgen licht werd hadden wind en water vrij spel in grote delen van Zeeland en Holland, hadden honderden het leven gelaten, liep de schade in de vele miljoenen en had de zee ons weer eens gewezen waar onze plaats was: meters beneden NAP. Op die fatale zondag woonde Peter Bulthuis als 12-jarige in het zwaargetrofïen Zierikzee, moesten radio, krant en Polygoonjournaal de rol vervullen die de tv pas jaren later grotendeels zou overnemen en kregen enkele redacteuren van deze krant het begrip Watersnoodramp onuitwisbaar in hun geheugen gegrift. Terugblik op het Holland van ver voor de Deltawerken. doen en nadat de boot was afge meerd stroomden, door de hoge waterstand, de machinekamers vol. Over de Havendijk met de muren van een oude stadspoort, iets hoger gelegen dan de over spoelde kade, gingen de passa giers in paniek van boord. Het werd middernacht. Het wa ter steeg nog steeds. Inderhaast werden de plankenisten uit bed getrommeld en met vloedplanken tot borsthoogte werden de stra ten van de stad afgesloten. Om half twee 's nachts stond het wa ter tot de uiterste rand van de vlocdplanken en daarna begon het er over te slaan. AT HIERNA ge beurde is onbe schrijflijk. Hulp krachten die nog werden opgeroepen bereikten vaak nooit hun doel en werden door de wind en het water eenvoudig van de straat geveegd. Het water gutste over de vlocdplanken heen en omstreeks twee of drie uur in dc morgen dus al geruime tijd voor dc polderdijken het begaven knapten de vloedplankcn op kardinale punten in de verdedi ging als luciferhoutjes. Alsof een staaf ijs met een vaart van 40 kilometer per uur de stad in schoof (en dat is een beeld dat, curieus genoeg, want Zeeuwen zijn niet erg poëtisch ingesteld, tot op vandaag in elk rapport op duikt) stortte het water zich van de kade in de nauwe straatjes van de binnenstad. Huizen zakten in elkaar; straats tenen werden en masse dc lucht in gegooid legen de gevels van huizen die nog wel bleven staan; stoepen werden opzij geslagen en fundamenten van huizen blootge legd; en mensen verdronken als ratten in de val, bijvoorbeeld om- dal hel ze niet meer lukte om deuren open te krijgen in kamers van lage huisjes die in luttele mi nuten, en misschien nog sneller, tot het plafond volliepen met wa ter. In Zierikzee vielen 25 slachtof fers. Dat zegt het artikel van de heer Bij de Vaate waaruit ik eer der heb geciteerd. Volgens het bock Gekwelde Grond van de 'Zeeuwse Boekhandel en Uitge verij' in Zierikzee, waaruit ik ook heb geciteerd, zijn het 24 slachtoffers geweest. Bij een ramp weet na afloop nie mand wat er preciés is gebeurd. E ETEN die zatcr- M ^mÊ dagmiddag van 31 k Wk januari, want we A vA vfl hebben de Zeeuwse gewoonte overgeno- men van 's middags warm, stamppot met peen en uien. Daarna gaan we, vader, moeder en ik, leunend tegen de wind, met een bloemetje op be zoek bij oma, die in een rusthuis woont in Het Vrije, een smal straatje achter het Havenplcin. Al gauw mag ik weg. Ik kan me vaag herinneren dat ik ben gaan kijken aan dc haven, waar toen net, voor de eerste keer, de vloedplanken waren gezet. Maar waarschijnlijk is die herinnering onjuist, en van een vroeger, of later moment (toen het stadje als een merkwaardige door nooddij- ken en zandzakken beschermde enclave in de omspoelende zee was opgesloten), omdat ik me ook kan herinneren, dat ik over de vloedplanken heen mijn hand in het water kon steken, wanneer iemand me optilde met een vreemd gevoel dat hier ies ge beurde, wat niet kon. maar dus kennelijk wel kon en zo hoog stond het water die middag nog niet. 's Avonds borduurt moeder aan een theekleed en vader zit er naar te kijken. Omdat het stormt, ga ik vroeg naar bed, want dat is lekker. Ik sta op zon dagmorgen vroeg op om te kij ken of mijn kat, die ik 's avonds nergens heb kunnen vinden, mis schien voor de deur zit. Als we even later met zijn drieën voor het keukenraam staan, zien we het water achter het huis gestaag komen opzetten met de vastbera den golfslag van de zee als op een winderige dag aan het strand van Renesse. We weten niet zo goed wat we moeten doen. Over de Blokweg, die nog droog staat, passeren auto's en mensen met beladen handkarren in de richting van de stad. Er komt een man voorbij op een fiets die met zijn vrije arm gebaart en roept: 'Jullie mo ten weg, de dijken zijn dóór!' Een lgoische, maar wat zijn reik wijdte betreft volstrekt onbegrij pelijke mededeling. Er staat even later al zo'n 20 cm water in dc gang. We hebben on ze schoenen en kousen uitgetrok ken en beginnen dingen naar bo ven te brengen; de kolenkit bij voorbeeld. een petroleumkachel tje en de pan met stamppot, peen en uien; maar de dingen die we naar boven hadden moeten bren gen, laten we, zoals iedereen in zijn verbijstering, natuurlijk waar ze zijn: een antieke klok, een prachtige verzameling boe ken. antieke meubels en de kis- tenvol houtsneden van mijn va der in het schuurtje, die nu dus waarschijnlijk nog over de ocea nen dobberen. Dan gaat de telefoon. Oom Koos Luijkenaar, directeur van de Zie rikzeesche Muziekschool, is aan de lijn. Of wc wel weten wat er aan de hand is en als de donder willen maken dat we naar de stad en in zijn huis komen. Dat huis zit al vol met drenkelingen want in zulke dingen is oom Koos niet lullig In Zierikzee is het ergste voorbij, daar heeft het water tot het ochtendkrieken soms nog wel meters hoog in de straten en de huizen gestaan, maar daar is het water inmiddels grotendeels weg- igeëbd; omdat de dijken zijn ge broken kunnen wij bij ons in de polder nog veel meer water ver wachten, en pas op, nu is het nog eb, maar straks in de loop van de middag wordt het weer vloed. We begrijpen hier niets van, zoals vrijwel niemand er, tot de ingenieurs van Waterstaat toe, op dat moment iets van begreep. Bovendien zijn er praktische be zwaren, want de hele tuin tot de Blokweg staat nu al vol, hoe moeten we daar doorheen; en dus installeren we ons op de eerste verdieping, toekijkend hoe het water langzaam blijft opzetten, tegen het middaguur dc Blokweg overstroomt (op dat moment is het eb!) en langzaam blijft stij gen. Er drijven koeien voorbij die iets doen wat op zwemmen lijkt en andere koeien die niet meer be wegen. Ik heb gemerkt dat voor iedereen de herinnering aan de watersnood bestaat uit een paar beelden die beklijven, terwijl (daardoor?) al het andere ver dwenen is. Voor mij is dat het beeld van het jongetje dat wordt opgetild - waarschijnlijk door iemand die het ook niet gelooft en over de vloedplanken heen zijn hand in het water steekt. Voor mijn vader is het een beeld van een haan die zich fladderend overeind houdt op een strobaal die langs ons huis drijft. Dat zijn de gelukkige beelden. Er zijn ook andere (uit De Ramp. een boek dat korte tijd later in 1953 verscheen); 'Een man komt aanstrompelen met een dochter in zijn armen. Men neemt haar over. Zij is dood. Hij zegt: Mijn andere dochter is ook dood. Ik heb haar niet kunnen meenemen.' Die nacht wordt voor mijn ouders bepaald niet de leukste uit hun leven. Ik vind het alle maal best en eigenlijk ook wel spannend. Wanneer de stamppot met peen en uien op is, maakt mijn moeder gebakken eitjes voor me op het petroleumka cheltje. Ik lees nog eens mijn fa voriete boek. Dit is ongelofelijk, het boek heet De Blauwe Vaan. en het handelt onder andere over de eerste bedijkingen op Schou wen zo omstreeks 1200; de paral lel met de huidige situatie ont gaat me uiteraard volkomen. Als ik mijn boek uit heb ga ik sla pen. Maar mijn vader heeft een doosje lucifers op de trap gelegd en kijkt voortdurend angstig hoe ver het water trede voor trede nu weer gestegen is. Het water komt tot precies aan de vloer van de eerste verdie ping, dat moet bij vloed, om vijf uur 's ochtends zijn geweest, en dan gaat het zakken. Vader had de deuren overigens al losge maakt om er met lakens een soort vlot van te fabriceren. Dat is gelukkig, zoals voor zoveel an deren wel. voor ons niet nodig geweest. De volgende morgen, het is inmiddels maandag, meert er om elf uur een bootje af onder onze dakgoot en worden we naar de stad gebracht. ■■■■I ANAF maandagmid- A dag, 2 februari, is mijn hoofdkwartier zo voel ik dat in de Zierikzeesche Muziekschool aan het Havenplein gevestigd; een statige voormalige burgemees terswoning met spelonken van kelders, waarin je ook nog stallen voor paarden en een gammel oud rijtuig aantrof. Oom Koos behoort tot de schaarse buitenstaanders die zich een plaats hebben veroverd in de gesloten eilandgemcenschap. Hij is in 1939 voor het eerst, van Rotterdam dat in de magere ja ren na de crisis weinig emplooi bood voor een musicus, met het vliegtuig van Waalhaven naar Haamstede komen vliegen. Van daar heeft hij het stoomtreintje genomen naar Zierikzee. (Dat vliegtuig is nu te bewonderen in het Aerodrome bij Schiphol: een grotendeels linnen geval, met raampjes die men op warme da gen openschoof, wanneer het ding met de vaart van een auto naar zijn bestemming stommel de). Oom Koos houdt ook zijn contacten aan in Rotterdam, wat ware reizen vergt met provincia le boten van Zierikzee naar Kat seveer, of van Zijpe naar Nu- mansdorp, en met treintjes over de eilanden. Hij rijdt nu in zijn Citroën Pallas in ongeveer een half uur van Zierikzee naar Rot terdam. Deze uitweiding dient om aan te geven hoe geïsoleerd Schou wen-Duiveland en Zierikzee wel waren. Twee reguliere bootver bindingen onderhielden hel con tact met het vaste land. Na half tien 's avonds kon niemand het eiland meer op of af, tenzij men gebruik maakte van het bootje Vervolg op pagina 8 ger stormen waargenomen boven de Zeeuwse kust, die dan weer overtrokken, en dat was dat. Nu was er echter door gierend springtij sprake van een uitzon derlijk hoge waterstand. Waar bijkwam dat de storm, door de aanhoudende diepe depressie, zeer lang boven de Noordzee bleef hangen. Het hoge water kreeg de volle laag van de wer velwinden rond het lage drukge- bied en werd met orkaankracht in de richting van het smalle Ka naal tussen Engeland en Frank rijk gedrukt, waar het niet ont wijken kon, zodat het een uitweg zocht en vond in de zee-armen van Zeeland en Zuid-Holland. Met windstoten tot 140 km per uur werd het water er loodrecht op de kust geworpen. Maar zoals gezegd, met die windkracht viel het wel mee, dat had men eerder meegemaakt, zodat de meeste mensen rustig gingen slapen. Men zou later schrijven dat de rampvloed kwam als een dief in de nacht.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - krantenknipsels | 1983 | | pagina 6