extra
20
Ik moest lachen om
ongemerkt te huilen9
30 jaar geleder
DE FOTO VAN DE IIA1V
HET VRIJE VOLK
door JEN VLIETSTRA
"De Ramp", de Watersnood
van 1 februari 1953, is voor mij
één foto gebleven. Een groepje
geredde Zeeuwen staat erop,
gehuld in dekens, kleumend sa
mengeklonterd in een DUKW,
zo'n amfibievoertuig, dat over
land kan rijden en door water
kan varen. Niets beeldt beter de
menselijke ellende tijdens "De
Ramp" uit dan die foto, vind ik.
Maar waér is die foto geble
ven? En waar is de fotograaf?
Hans Akkersdijk, nu 56 jaar
en sinds '71 chef-Fotodienst van
de PTT, was toen in dienst van
Het Vrije Volk. De foto maakte
hij in de buurt van Nieuwer-
kerk op Schouwen en Duive-
land. Voor de krant van van
daag heeft-ie hem weer eens af
gedrukt.
Zaterdagmiddag 31 januari
1953 hadden we samen nog
meegereden in een puzzlerit
van de RAC-West. 's Avonds
werd Hans als één der eersten
van de Vrije Volk-redactie ge
alarmeerd omdat het zo hard
waaide en er overal bomen
werden ontworteld.
Vijf dagen later kwam hij
pas weer thuis bij zijn vrouw
Riekie. En toen had-ie nog
maar net het begin achter de
rug van één van zijn grootste
fotografische karweien. Vier
dagen was hij voor het thuis
front op de krant volkomen
zoek geweest. Alleen zijn auto
had men teruggevonden. Die
had hij onder de brug bij Dor
drecht laten staan.
„Het eerste telefoontje ging
over een auto-ongeluk op het
door BOB NAHUIZEN
"Ik logeerde bij opoe, want
thuis kregen we een nieuw
kindje", zei het meisje afwezig.
Een blond meisje van een jaar
of tien op witte klompjes en
met gebreide bruine kousen
aan en een verkreukeld strikje
in het sluike haar. Ze keek me
even aan om te zien, of ik wel
luisterde en zei toen: "Maar ik
woon eigenlijk daarginds". En
met een kleine, verkleumde
vinger wees ze over de bruine
waterplas, een onafzienbare
grauwe watervlakte. Raar en
vies, allemaal kolkend water
vol rotzooi en dooie beesten en
andere dode dingen, wie weet
wat. En in dat water, de daken
van huizen en boerderijen en de
kruinen van bomen, waarvan
de stammen in het water ver
dwenen, en lange rijen tele
graafpalen. Ik trok het meisje
een eindje terug van de water
lijn, omdat ze anders misschien
natte voeten kreeg, want de
vloed kwam op in de straten
van Middelharnis.
Eb en vloed in de straten van
Middelharnis. En in al die an-k
dere dorpen en steden. Ver
dronken mensen, verkleumde
mensen, ontredderde mensen,
verdreven van hof en haard,
soms door dat water geschei
den van hun kinderen, van hun
naasten, van hun geliefden.
Walgelijk opgezwollen lijken
van koeien en paarden. Geen
wegen meer, geen normale ver
bindingen. En het is koud en
winderig. Wie heeft er laarzen,
wie een boot?
Zó is dus een watersnood!
Wisten wij veel. Ja natuurlijk,
we hadden wel eens gehoord
van watersnoden in verre lan
den, maar in die tijd ik heb
het nu immers over 1953
bracht de televisie die èllendige
beelden nog niet bij je thuis,
want we hadden immers nog
geen televisie. Uit de geschie
denisboekjes kenden we ook
wel watersnoden en overstro
mingen, maar dat was lang ge
leden, iets uit primitieve tijden.
En Walcheren had onder wa
ter gestaan, maar dat was in de
oorlog. Dat is heel iets anders.
Ja. oorlog... Toen was Rotter
dam ook gebombardeerd en er
was nog veel meer gebeurd, te
gruwelijk om aan te denken en
daarom deden we dat ook maar
niet meer. Die vreselijke beel
den, die afschuwelijke herinne
ringen hadden we zo goed mo
gelijk opgeborgen in de onder
ste, klemmende la van ons ge
heugen. Diep weggestopt.
Nu was er ineens een waters
nood. Zo maar van de ene dag
op de andere. In 1953. Drie jaar
eerder hadden we in Rotter
dam het feest van het herstel
van de haven gevierd: Ahoy. En
we waren met z'n allen opge
wekt bezig aan de wederop
bouw en het herstel. Het zou al
lemaal beter worden dan vroe
ger, dat wisten we heel zeker.
En dan ineens een watersnood.
Goed, enkele geleerde heren
hadden er wel eens voor ge
waarschuwd, maar wie daar
door in zorgen wordt gedom
peld, kan altijd wel huilen. Zijn
wij Hollanders niet de be
roemdste, zeg maar rustig: de
beste dijkenbouwers van de we
reld? Nou dan.
En nu was er een waters
nood. Nou ja. een watersnood.,
wat is dat dan wel? Natuurlijk,
overlast, schade en natte voe
ten. Op die vroege zondagmor
gen maakten we een extra edi
tie over het hoge water. Op de
voorpagina stond een kloeke fo
to van het toppunt van ramp
spoed: Een bruid moest uit de
feestzaal gedragen worden, om
dat ze anders natte voeten
kreeg. Ik zei het al: wisten wij
veel... De verbindingen waren
immers grotendeels verbroken.
Een binnenvaartschipper be
sloot om met zijn schip als
ik het goed heb, een Kempe
naar naar Middelharnis te
varen, om zijn gezin op te zoe
ken. Hij vertrouwde de zaak
niet. En hoe wij nou bij hem
aan boord zijn gekomen, weet
ik vandaag de dag nog niet,
maar we gingen mee: de foto
graaf Jan van der Hoeven en
ik. Met die onverstoorbare
schipper, die altijd een uitge
doofde sigarepeuk in zijn
mondhoek had.
Onderweg van Rotterdam
naar Middelharnis, aan boord
van dat lange, lege vrachtschip
ontdekten we al gauw, dat die
Rotterdamse bruid niks te kla
gen had. Want een echte wa
tersnood is veel erger dan je je
kunt voorstellen. Dat is heel
bar en boos. Vrijwel overal
waar we langs kwamen, kon
den we dat zien en het was niet
leuk om te zien.
Nu ontdek ik dat het met die
herinneringen net zo is gegaan
als met die nare oorlogsbeel
den. Ik heb de gruwelijkste ook
weer diep weggestopt. En dat is
misschien maar goed ook. Voor
u, omdat het waarschijnlijk
niet zo leuk is om het te lezen
en voor mij, omdat het mis
schien wel onverdragelijk is
om het je allemaal helder voor
de geest te halen. Maar neem
Op 1 februari is het dertig
jaar geleden dat Zuidwest-
Nederland werd getroffen
door de watersnoodramp.
Daarbij kwamen 1835 men
sen om het leven. 72.000
mensen moesten evacueren.
443.000 gebouwen werden
vernielden de totale materi
ele schade bedroeg anderhalf
miljard gulden.
Als zoiets gebeurt vallen er
niet alleen doden en wordt er
onvoorstelbaar veel schade
aangericht, maar er gebeurt
ook iets met al die mensen,
die zo'n ramp overleven.
Maatschappelijke reuzen
verschrompelen tot dwergen
en omgekeerd. Brave bur
gers worden plotseling
machtswellustelingen, gauw
dieven of angsthazen. Ge
zagsdragers verliezen
ineens gezag en even plotse
ling staan anderen op. die het
moeiteloos op hun schouders
nemen.
Zo is binnen enkele uren een
vertrouwde samenleving tot
in haar grondvesten veran
derden gebeuren er dingen,
die niemand had verwacht,
handelen mensen anders dan
men in zijn stoutste dromen
had kunnen voorzien.
Vele (oud-)verslaggevers en
(oud-jfotografen van Het
Vrije Volk zijn er indertijd
bij geweest en hebben hun
herinneringen. Op deze pagi
na's duikt ex-HVV-verslag-
gever en thans NOS-mede-
werker BOB NAHUISEN nog
eens in gedachten de ramp
gebieden in. JAN MEIJER
keerde terug naar de Hoek-
sche Waard. En JEN VLIETS
TRA praatte na met fotograaf
HANS AKKERSDIJK.
Een foto
zegt vaak
meer dan
duizend
woorden".
JAN VAN
DER HOE
VEN foto
grafeerde
deze vader
en zijn kind
aan boord
van een
schip, dat de
drenkelin
gen ophaal
de uit de
rampgebie
den.
maar gerust aan, dat het heel
beroerd was, daar in dat ramp
gebied.
Als ik nu aan die ramp terug
denk, is het net een verknipte
film. De onaangenaamste stuk
jes zijn er uitgeknipt en die an
dere zie ik voor me, alsof ik ze
gisteren voor het eerst zag,
maar het kan best zijn, dat ze
niet helemaal in de goede volg
orde zitten, al verbeeld ik me
van wel. Het zijn onuitwisbare
indrukken.
Zoals dat meisje, daar aan de
vloedlijn in de straten van Mid
delharnis. Mogelijk denkt u nu,
dat ik u kan vertellen, hoe het
verder is gegaan met dat hoog
blonde, wat verlegen en erg be
zorgde meisje, maar dat kan ik
niet. Ik ben haar totaal uit het
oog verloren. Ze heeft geen nat
te voeten gekregen dat weet
ik zeker. Maar of haar vader en
moeder en haar broertjes en
zusjes en het nieuwe kindje de
ramp hebben overleefd? Ik
weet het niet.
De uitvinder van Acht
huizen
WSnt op dit moment dat
weet ik bijna zeker spoelde
de uitvinder uit Achthuizen
aan. Hem kende ik, omdat ik
een week of drie daarvoor een
verhaal over hem had geschre
ven. Hij beweerde toen, dat hij
!het perpetuum mobile had uit
gevonden. Een leuk verhaal
over een bolle, vriendelijke
man met veel fantasie en grote
toekomstdromen.
Het was ongetwijfeld een
handige man, want hij had nu
een bruikbaar vlot gemaakt
van lege olievaten en een paar
deuren. Op dat vlot kwamen ze
aandrijven over dat over
stroomde land vol onbereken
bare stromingen en gevaarlijke
obstakels. De hele familie, man,
vrouw en, naar ik me meen te
herinneren, een hele boel kinde
ren. Allemaal koud, nat en el
lendig, maar overgelukkig dat
ze weer vaste grond onder de
voeten hadden.
Hij vertelde me totaal ont
daan, met trillende lippen, be
roofd van zijn toekomstdro
men, dat zijn huis tot aan de
dakrand onder water stond.
Zijn hele huisraad, alles, ook
zijn uitvindingen. Dat perpe
tuum mobile moet toen ook zijn
weggespoeld, want ik heb er
nooit meer iets over gehoord.
De Achthuizense uitvinder
vertelde óók dat hij heel zeker
wist, dat er in Oude Tonge wel
vierhonderd mensen waren
verdronken. Vierhonderd! Dat
was andere journalistieke koek
dan een bruid met natte voeten.
Er bleek nog een telefoonver
binding mogelijk met Rotter
dam. Dus: haasje-repje de
krant bellen.
Ze waren er niet kapot van in
Rotterdam. Ze wilden het niet
geloven, ze kónden het niet ge
loven. Vierhonderd doden in
een dorp als Oude Tonge? Niet
te geloven en niet geschikt voor
publicatie. Geen paniek alsje
blieft. Het bericht heeft die dag
de krant niet gehaald. Het was
toch immers ook onvoorstel
baar, vierhonderd doden in één
dorp.
We zijn (vraag niet, hoe)
naar Oude Tonge gegaan en
daar zag ik een ouwe bekende,
burgemeester Bram van Dijk,
een knoestige kerel. En hij zag
mij. Zonder een woord te zeg
gen, legde hij zijn handen op
mijn schouders en hij begon te
janken als een kind, die bonki
ge, onverstoorbare Bram van
Dijk.
Het duurde niet lang en toen
beet hij me verontwaardigd,
bijna verwijtend toe, alsof ik de
aanstichter van het kwaad was:
„Ze zijn allemaal dood,, ze zijn
verdronken!". Meer kon hij
blijkbaar niet zeggen, want hij
keerde me zijn brede rug toe en
beende haastig weg. Ook een
burgemeester van een half ver
dronken dorp heeft veel te
doen, al zou het alleen maar
troosten zijn.
En daarna zijn we toch weer
in Middelharnis beland en het
was, of werd avond. Of was dat
al de volgende dag? Het was in
ieder geval donker en de schip
per ging terug naar Rotterdam,
met een schip vol vluchtelin
gen, evacuées. In het donker
over het opgezweepte Haring
vliet, door het Hellegat, waar
ze nu een verkeersplein hebben
aangelegd.
Waarom dat in het nachtelijk
duister gebeurde, weet ik waar
achtig niet meer. Misschien
moest dat wel van een BB-com-
mandant, of kwam het beter uit
met de verraderlijke eb- en
vloedstromen, of wilde de
schipper het. Sommige mensen
wilden met geen geweld van
het eiland af, anderen wisten
niet hoe gauw ze aan boord
moesten komen.
We gingen varen. Beneden-
deks enige honderden berooide,
bange mensen, de meesten let
terlijk uitgevloerd. Ze sliepen
waar ze lagen, anderen staar
den in een verschrikkelijk ver
leden, sommigen waren fami
lieleden kwijt geraakt. Doffe el
lende. Nooit heb ik zoveel men
sen zó stil horen zijn.
We voeren over het Haring
vliet. In het aardedonker, want
overal was het licht uitgeval
len. Geen lichtboeien, geen
vuurtorens en alle bakens en
boeien, nou ja, bijna alle bakens
en boeien waren door de vlie
gende noordwesterstorm weg
geslagen. En toch voeren we,
want op de punt van de voor
plecht lag de zestienjarige
dochter van de schipper.
„Ik zie een
zwarte boei"
Ze riep af en toe: „Ik zie een
zwarte boei aan bakboord" of
zoiets en dan dacht haar vader
diep na, zoog aan zijn dove si
garepeuk en zei dan: „Dan weet
ik wel ongeveer, waar we zit
ten" en hij draaide aan het
roer. Zo gingen we met al die
hulpeloze mensen aan boord
door de nacht. Een riskante
tocht. Hun levens hingen af van
dat meisje op de voorplecht en
het geheugen van de schipper.
In het ruim lagen al die men
sen. En fotograaf Jan van der
Hoeven begreep, dat van hem
werd verwacht dat hij foto's
zou maken. Maar het kostte
hem moeite, hij moest er heel
wat voor overwinnen, maar
tenslotte won zijn beroepstrots
het van zijn mededogen. Hij
heeft die deerniswekkende
mensen gefotografeerd en de
foto's zijn over de gehele we
reld gegaan en ze staan in her
denkingsboeken. Ze zeggen
vaak ook meer dan duizend
woorden. Maar het heeft Jan
van der Hoeven jaren van zijn
leven gekost om ze te maken.
Die schipper met zijn onaf
scheidelijke peuk heb ik nooit
meer terug gezien, ook al heb
ik naar hem gezocht. En ik had
dat meisje ook nog eens willen
ontmoeten, om haar te bedan
ken, omdat ze daar urenlang in
de ijzige kou op de uitkijk heeft
gelegen, want ik wil het best
bekennen: ik heb doodsangsten
uitgestaan op dat schip. Ik zag
ons al met man en muis ver
gaan.
Maar dat is, zoate u merkt,
niet gebeurd. We zijn veilig in
Dordrecht aangekomen en daar
hebben wij het schip verlaten.
Ik weet niet eens, hoe het heette
en ik denk dat de meeste men
sen, die met dat schip in veilig
heid werden gebracht, het ook
niet meer weten, want zo gaat
dat tijdens een watersnood.
Er gebeurt van alles. Er zijn
lafhartige mensen, er zijn zelfs
plunderaars. Er zijn helden. Er
zijn ook mensen, die heel rustig
hun werk doen. Plichtsge
trouw? Moedig? Zoals die
schipper en zijn dochter en
zoals zovele anderen. Soms
hebben mensen geluk, soms
pech, of tegenslag en dat ver
schil betekent dan leven of
dood. Wie het heeft meege
maakt, kijkt verbijsterd terug.
Even later was ik weer in
Middelharnis en toen kwam de
koningin. Dat zal ik ook niet
gauw vergeten. De burgemees
ter van Middelharnis wist, dat
de koningin zou komen en hij
ging gauw naar huis om zich
passend te kleden. Zwarte
glimmende schoenen, een
streepjesbroek, een zwart jasje
en de ambtsketen. Geheel vol
gens de regels.
Toen kwam de
koningin
Toen kwam de koningin. In
een regenjas, met een hoofd
doekje om en op laarzen. Voor
het gemeentehuis stond een fer
me plas water, misschien was
het wel weer vloed. De burge
meester riep in paniek: „Een
boot voor de majesteit. Een
boot voor de majesteit". Maar
er was geen boot. Er was alleen
maar water, zoals er overal
water was.
Maar koningin Juliana
wachtte niet op een boot. Ze
stapte het water in om naar het
gemeentehuis te gaan. En de
burgemeester stond even volko
men radeloos aan de rand van
dat water. Hij sprong van het
ene been op het andere, de
glimmend-zwarte schoenen
even van de grond tillend en
toen ging hij het water in en de
zwarte streepjes-broek slobber
de om zijn benen.
En ik heb onbedaarlijk gela
chen. Ik vond dat dolkomisch,
maar nu ik het opschrijf, is het
eigenlijk helemaal niet zo vre
selijk leuk. Toch moest ik toen
huilen van het lachen. Of lachte
ik zo onbedaarlijk, omdat ik
dan even ongemerkt kon hui
len?
Want een watersnood is echt
niet om te lachen.
Hans Akkersdijk nu: „Tromme
Foto JEN VLIETSTRA
Weena," herinnert Hans Ak
kersdijk zich. „Het leek een
routineklusje, waar ik met een
taxi heenging. Maar de taxi
chauffeur, een doorgewinterde
Rotterdammer, waarschuwde
de jongens op", riep ik, „het wcpr
me al. „Meneer," zei hij, „er I
gaat nog véél meer gebeuren!
Bij het Witte Huis stroomt het j
water al over de Gelderse Kade
en het is nog uren vóór hoogtij.
„Nou, het liep inderdaad fout."