Verhalen over de watersnood
Twijfel
ZATERDAG 28 JANUAR11978
ND-VARIANT pag. 11
den namen toe, de recreatie in het eens zo
getroffen gebied ontwikkelde zich storm
achtig, stedelingen kochten er hun tweede
woning of vestigden zich er voorgoed. De
afsluitdammen hebben dit proces alleen
maar versneld, maar menige Zeeuw die
vindt dat Zeeland het Zeeland van weleer
niet meer is, geeft de schuld toch nog aan
de ramp en het Deltaplan.
In allerijl vluchtten de bewoners van de getroffen Zuidhollandse en Zeeuwse dorpen uit het overstroomde gebied.
HET BOEK „Toen 't
schuimend zeenat hevig
bruiste... van Rik Valken
burg heb ik met gemengde
gevoelens gelezen. Een deel
van die gemengde gevoelens
wijt ik aan de vooraankon
diging van het boek, die de
indruk wekte dat het boek
louter menselijke ervaringen
tijdens de ramp opgedaan,
zou bevatten. Dat kwam
niet helemaal uit, de auteur
gaat soms in discussie met
de ondervraagden en dat
wordt zo nadrukkelijk weer
gegeven, dat zo'n gedeelte
meer weg heeft van een arti
kel in de krant. Het boek
maakt dan ook de indruk
een bundeling losse artike
len te zijn, soms in stukken
gehakt om aan korte hoofd
stukken te komen. De inter
rupties van de auteur had
den mij wellicht minder ge
ïrriteerd, als hij het conse
quent had gedaan. Rik Val
kenburg heeft met leden van
verscheidene kerkelijke de
nominaties gesproken, maar
kritiekloos geeft hij de
woorden van de meest ,,be-
v indelij kenonder hen
weer, terwijl de lochtere
figuren juist in geloofszaken
nader aan de tand worden
gevoeld. Daarmee wekt Val
kenburg de indruk deel te
hebben aan het sombere ge
loofsleven van het meest or
thodoxe volksdeel, dat wel
van ellende weet, maar niet
altijd even overtuigd is van
de Verlossing. Hun dank
baarheid komt dan ook niet
altijd even overtuigend
over. Het geeft overigens wel
een duidelijk beeld van een
stukje kerkelijk Nederland.
Toch blijven veel vragen on
beantwoord.
EEN enkel voorbeeld (pag.
35): „Op twaalfjarige leeftijd
mocht hij zich reeds een „ver
loste" noemen". Vervolgens
wordt beschreven hoe deze
gelovige in militaire dienst van
wege zijn geloof moet lijden.
Zijn plaaggeest, een korporaal,
zoekt hem te treffen, maar dat
mislukt op wonderlijke wijze.
Het verhaal gaat dan verder:
„Het slot van het liedje was,
dat de korporaal bestraft werd.
Later werd de korporaal in het
kamp Oldebroek plotseling
krankzinnig en werd naar een
gesticht vervoerd"...
Het verhaal heeft met de
Ramp van 1953 niets te maken
en komt uit de zoveelste hand,
maar waarom het kritiekloos is
overgenomen wordt niet duide
lijk.
De watersnoodramp wordt
een enkele keer vergeleken met
de Zondvloed, bijv. pag. 341:
„Zou je ondergaan als in de
dagen van Noach.... of zou je
er bovenuit komen?" Het
verbond dat God met Noach na
de zondvloed sloot, blijft ech
ter onbesproken.
Nog een kritiekloos overge
nomen verhaal dat mij trof:
„Veel woningen werden mèt
haar bewoners weggespoeld.
Zó verging het ook Broeder
Potappel, zodat hij met één
golfslag ingirtg in die veilige
haven der eeuwigheid, om daar
volmaakt sabbath te houden....
Het was voor hem en voor mij
een vreemde weg, maar niet
voqr de Heere, die hem als
rijpgeworden graan inzamelde
in het paleis der Heiligheid.
'Weliswaar ging hij mede weg
onder het oordeel van God,
maar om eeuwig boven het
oordeel te gaan leven. Wat zal
„...Zelden schreef ik zulk een
aangrijpend boek, als nu voor u
ligt. 't Was soms bijna of geheel
niet mogelijk met „droge ogen"
te beschrijven wat me verteld
werd. Ik denk dat dit boek dan
ook niet, door wie ook, zonder
ontroering gelezen zal wor
den..." RIK VALKENBURG
het onderscheid groot geweest
:zijn tussen hen die onverzoend'.
voor Gods rechterstoel moesten
verschijnen en zo plotseling
omkwamen in die verschrikke
lijke vloed.
Echter, wie er onder al die
slachtoffers nog meer geweest
zijn met een (geestelijk) leven,
zal de eeuwigheid openbaren.
Wat hier voor ons nog onlees
baar heen gaat en toch een brief
van Christus kan zijn, zal daar
dan volkomen leesbaar zijn".
Een onleesbare brief van
Christus in een land met volle
dige Godsdienstvrijheid? Ener
zijds troost voor de nabestaan
den van hen die zich in hun
leven niet opstelden als levende
getuigen van Christus en an
derzijds wordt twijfel gezaaid
bij de familieleden van ver
dronken gelovigen die geen
bovenschriftuurlijke openba
ring over hun verlossing in
Christus hadden ervaren. In
derdaad, wie niet mèg geloven
dat „wie geloofd zal hebben en
gedoopt zal zijn zalig zal zijn"
heeft zonder die bovenschrif
tuurlijke openbaring alle reden
om geen geloofsblijheid te to
nen, maar in het boek wordt
een discussie over deze zaak
angstvallig uit de weg gegaan.
HET kranteartikel-idee wordt
verder versterkt door het breed
citeren van allerlei boeken,
bladen en kranten en bijdragen
van anderen. Ook het ND
wordt geciteerd, evenals de bij
onze lezers wellicht niet onbe
kende gereformeerde auteur
W. P. Balkenende. Het gevolg
is wel een bonte verscheiden
heid aan stijlen. Vooral de in
het begin gehanteerde taal doet
nogal archaïsch aan. De auteur
schijnt daar plezier in te heb
ben, want zowel het voorwoord
als de verbindende tekst in het
begin is geschreven in eenzelfde
soort „gezwollen" taal.
EEN ander deel van de ge
mengde voelens werd veroor
zaakt doordat de auteur er
zaken bijgesleept heeft die m.i.
weinig met de Ramp te maken
hebben, zoals het interview met
de zoon van uitgever Van Tol,
hoofdstuk 48, of hoofdstuk 83
„Gebroken dijken" en het
interview met de heer Rijksen
(hoofdstuk 72).
Het Vraaggesprek (met tussen
de regels commentaar van de
auteur) met ds. Van Griethuij-
sen (pag. 363 e.v.) komt tame
lijk onbevredigend over, maar
Valkenburg zal daar zelf niet
anders over denken, vermoed
ik zo. Echter ondanks de wat
verknipte indruk die het boek
maakt, is Valkenburg er wel in
geslaagd de zwakke mens in zijn
totale afhankelijkheid van God
weer te geven. Wellicht dat
juist een man als Rik Valken
burg de aangewezen persoon
was om dë somber en gesloten
ogende eilandbewoners aan het
praten te krijgen over hun
ervaringen en hun zieleroerse-
len. Wie die mens wil leren
kennen, komt in dit boek wel
aan zijn trekken, al moet men
soms de neiging onderdrukken
met de betrokkene en/of de
auteur een discussie aan te gaan
over geloofszaken en bijbelge
bruik.
Het boek is netjes uitgevoerd,
al zijn de foto's over het
algemeen niet zo best. De
auteur gebruikt een enkele keer
een germanisme („bedui
dend") en strooit met apostrofs
als waren het pepernoten
(meervoud- en genitief-s).
WIE DIT BOEK aanschaft,
hoeft zich beslist niet bekocht
te voelen, maar dan moet hij of
zij wel weten dat het boek toch
iets anders is „uitgevallen" dan
de vooraankondiging deed
vermoeden. Ik geloof niet dat
het boek in onkerkelijke en
vrijzinnige kring veel succes zal
hebben, daarvoor heeft Rik
Valkenburg er te sterk zijn
„eigen" stempel op gedrukt.
j.c.
N.a.v. „Toen 't schuimend
zeenat hevig bruiste" door
Rik Valkenburg. 422 pagi
na's. Pr(js tot 15 februari
47,50. Daarna 52,50.
Uitg. J. P. van den Tol,
Dordrecht.
Luctor et Emergo, ik worstel en kom
boven, is de wapenspreuk van Zeeland.
Er is geworsteld, maar er is een ander
Zeeland boven gekomen, in materieel
opzicht, maar ook in immaterieel op
zicht. Er is veel ten goede veranderd,
maar ook veel ten kwade. Het was
allemaal begonnen om een door de zee
bedreigd gebied meer veiligheid te bieden,
maar nu 25 jaar na de ramp vragen vele
Zeeuwen zich af, of het dat allemaal
waard is geweest. Want bij menige
Zeeuw, ook bij hen die belast zijn met het
dijkbeheer bestaat nu 25 jaar na de ramp
nog steeds twijfel of de veiligheid wel
voldoende gewaarborgd is. De eerste 7
jaar zeker niet, maar zelfs als de Ooster-
schelde in 1985 gereed zal zijn, zelfs dan
is het de vraag of de ramp van 1953 zich
in dat gebied niet zou kunnen herhalen.
De biologen, de ecologen en andere
milieubewusten hebben met succes de
volledige afsluiting van de Oosterschelde
weten te voorkomen, maar ook die zijn
niet helemaal tevreden; het gaat hun nog
te ver, maar de bevolking achter de
dijken gaat de pijlerdam niet ver genoeg.
Van de eenheid waarvan bevolking en rege
ring in 1953 en de jaren daarop blijk gaf is
niet zo erg veel meer over. Maar de kogel is
nu door de kerkHet enige wat de overheid
nog kan doen voor de verontruste
Zeeuwen, is een rampenplan opstellen
voor de gebieden waar dat nog niet is ge
beurd, voor het geval dat. Of zou men
nog steeds bang zijn voor het veroor
zaken van een panieksituatie? En de be
volking? Die kan bidden en hopen dat het
bij die ene ramp van 1953 zal blijven.