Cherubijn van de romantiek" FRANZ SCHUBERT 31 januari 1797 - 19 november 1828 Gewijzigde plannen Prestatie Oponthoud door dr. K. Deddens Leven Composities plan was er al voordat in 1954 de Delta commissie met haar Deltaplan op de proppen kwam. De vage plannen om ons land beter tegen de zee te beschermen hadden er in 1950 al toe geleid, dat de Botlek en het Brielse gat waren afge sloten, maar voor de afsluiting van de andere zeearmen leken de technische en financiële problemen voorlopig te groot. Daar kon voorlopig niets van komen, dacht men. Wellicht hebben de toenmalige regeer ders gedacht dat het allemaal niet zo'n vaart liep. In het verslag dat Rijkswater staat na de ramp publiceerde staat: „De door de Rijkswaterstaat uitgegeven reeks stormvloedverslagen wordt hierbij voort gezet. Tot nu toe verschenen verslagen van de stormvloeden van 1877, 1881, 1883, 1889, 1894, 1906, 1911 en 1916. Over een periode van veertig jaar ge middeld elke vijf jaar een stormvloed met ernstige schade. Vooral de dijken langs de Zuiderzee moesten het ontgelden, Zeeland werd slechts in 1906 door de stormvloed verrast. Statistisch gezien leek Zeeland dus een veilige provincie. Na de aanleg van de afsluitdijk leek de water wolf getemd. De ramp van 1953 kwam daarom voor velen totaal onverwacht. De enkeling die met de mogelijkheid van een ramp rekening hield had voor dovemansoren gesproken. Ook al omdat men een panieksituatie wilde voorkomen en zo ging Nederland zaterdagavond 31 januari 1953 ondanks de storm rustig naar bedAlleen in enkele bedreigde woon kernen vreesde men het ergste - het werd trouwens nog erger - maar over het alge meen was niet eens bekend hoe men in geval van een ramp zou moeten handelen. En zelfs waar men maatregelen nam - dijkbewaking, dijkversterking, vloed planken aanbrengen, het aanleggen van voorraden zakken met zand - moest men later ervaren dat het werk tevergeefs was. Nu 25 jaar na de ramp zijn de sporen van de ramp bijna volledig uitgewist. Wie vandaag gaat kijken op de plaatsen waar de zee toen weer bezit van het land had genomen, kan zich nauwelijks voorstellen dat er in 25 jaar zoveel kan veranderen, en niet alleen het landschap. Dat land schap ligt nu voor het grootste gedeelte achter een zeewering die op voorstel van de Deltacommissie zo veilig is gemaakt, dat een watervloed van plus 5 meter NAP gekeerd kan worden. Er is berekend dat zo'n stormvloed zich slechts eenmaal in de 10.000 jaar kan voordoen. Overigens steeg het water tijdens stormweer medio november van het vorig jaar al tot 4,35 boven NAP; in Zeeland hield men de adem in, maar de dijken hielden het net. Maar de Oosterschelde is nog steeds open, terwijl het Deltaplan dit jaar uitge voerd had moeten zijn. In 1985 zal een gedeeltelijk open dam het ergste storm en watergeweld moeten keren. Of dat lukt moet nog blijken. De waterstaat kundigen zijn niet pessimistisch, veel Zeeuwen niet optimistisch. Het oorspron kelijke plan voorzag in een volledige af sluiting van de Oosterschelde, die dit jaar voltooid had moeten zijn. De reden van de gewijzigde plannen? Bij velen sleet de herinnering aan de ramp, weer anderen kenden de gevolgen van de ramp alleen van een plaatje en bovendien, er groeide een generatie op, die de ramp alleen uit een geschiedenisboekje kent. Had men in de eerste jaren na de oorlog eigenlijk alleen oog voor het herstel van de schade, aan de economie van ons land berokkend, toen de welvaart eenmaal tot ongekende hoogte was gestegen, kreeg het milieu, de natuur steeds meer aandacht en zo rees verzet tegen de aanleg van de wel erg veilige maar in ecologisch opzicht nogal ingrijpende Oosterschelde- dam. Van een zoutwatergebied met getij den, zou er een kalm zoetwaterbassin ontstaan en dat is in het oog van velen eveneens een ramp. Onder politieke en maatschappelijke druk werd de aanleg van de Oosterscheldedam in 1973 stilgelegd. De commissie-Klaasesz, die zich over de ontstane problemen moest buigen stelde in 1974 voor een doorlaatbare dam aan te leggen. Rijkswaterstaat heeft na ampel onderzoek voorgesteld het compromis van de commissie-Klaasesz uit te voeren De Volkerakdam met daarin de jacht en- sluis, onderdeel van het Deltaplan, kwam vorig jaar klaar. gaat ook allemaal langer duren. En nog zijn er mensen ontevreden. Die zien het liefst de hele dijkverhoging niet door gaan, omdat ondanks alle wijzigingen de verhoging toch een aantasting van het landschap betekent. Sommige critici vin den dat zo'n ingrijpende verandering van het karakteristieke polderlandschap en de dijkdorpen niet verantwoord is. Hun argument is, dat een ramp die zich hoog- uit éénmaal in de tienduizend jaar zou kunnen voordoen, zo'n operatie niet wettigt, maar ja, deskundigen zeiden in 1939, dat tot het jaar 2000 het water maximaal tot 4 meter boven NAP zou kunnen stijgen. In 1953 was het bijna zover en vorig jaar steeg het zeewater zelfs nog hoger. Bovendien stijgt de zee spiegel langzaam maar gestaag, terwijl ons landje steeds verder in de diepte komt te liggen. De goedgekeurde plannen tot dijkverhoging worden daarom ondanks alle protesten toch uitgevoerd. Misschien ook omdat men in 1953 toch iets heeft geleerd, of omdat de polderbewoners, die merendeels toch voor dijk verbetering zijn, de schoonheid van het landschap niet helemaal ondergeschikt willen maken aan hun eigen veiligheid. Met de uitvoering van de Deltawerken hebben de waterstaatkundigen een weer galoze prestatie verricht. In vele opzich ten hebben zij pioniersarbeid verricht, waarnaar in het buitenland in ademloze bewondering is gekeken. De ervaring opgedaan met dit werk, wordt nu benut om in het Midden-Oosten Arabische mil jardenorders uit te voeren, maar dat zal veel Zeeuwen misschien een zorg zijn. Voor hen is er met de uitvoering van de Deltawerken meer veranderd dan alleen de kustverdediging tegen het nimmer af latende watergeweld. De eilandbewoners zijn met een ruk uit hun isolement ge haald. Niet alleen omdat de dammen in de Zuidhollandse en Zeeuwse zeearmen de voormalige eilanden rechtstreeks met het vaste land verbonden; de ramp veroor zaakte een kleine volksverhuizing, zodat mensen die voorheen weinig of niets van elkaar wisten contact met elkaar kregen, kennis namen van eikaars zeden en ge woonten. Na de ramp van 1953 stak er weer een storm op, die nog niet helemaal uitgewoed is: tradities werden omver ge blazen, de televisie bracht de uithoeken der aarde in de huiskamer, de bevolking werd mobieler, de invloed van de kerken verminderde, de opleidingsmogelijkhe- in de vorm van een pijlerdam. Zo kan het typische Oosterscheldemilieu althans voor een groot gedeelte bewaard blijven. Het verschil tussen eb en vloed zal minder groot worden, maar er bestaat hoop dat de oester- en mosselteelt ongehinderd voortgang kunnen vinden. In de oor spronkelijke plannen was de oester- en mosselteelt in dit gebied ten dode opge schreven. De gewijzigde plannen hebben de Delta werken aanmerkelijk duurder gemaakt. Waren de oorspronkelijke kosten voor het gehele werk geraamd op 2 Vi miljard gulden (1954), toen het kabinet onlangs zijn fiat hechtte aan één van de voorstel len van Rijkswaterstaat, bleek dat de gekozen pijlerdam alleen al 5,7 miljard gulden moet gaan kosten. Hoeveel de totale kosten van de Delta werken uiteindelijk zullen bedragen is niet te zeggen. Maar dat het een astrono misch getal wordt, dat staat al wel vast. In het kader van de Deltawerken worden ook de dijken langs de rivieren die in open verbinding met de zee staan op Del tahoogte gebracht. Die plannen vlotten minder dan men voorzien had, want niet alleen een verhoging van het milieube wustzijn zorgt voor wat oponthoud, het fenomeen inspraak, veelal in nauwe relatie met dat verhoogde milieubewust zijn, heeft de plannenmakers van Rijks waterstaat, de waterschappen, de (hoog) heemraadschappen en andere dijkonder- houders het vuur na aan de schenen ge legd. De eenvoudigste manier om een dijk te verstevigen en te verhogen is materiaal storten, nadat eerst kaalslag heeft plaats gevonden. Met andere woorden, in de oorspronkelijke plannen zouden veel dijkwoningen worden afgebroken en bomen worden gerooid, onder het motto „veiligheid voor alles". Maar het vooruitzicht van strakke, kale, uniforme dijken werd voor velen steeds minder aantrekkelijk. Allerlei schilder achtige tafereeltjes zouden moeten ver dwijnen en het verzet tegen de oor spronkelijke plannen werd steeds sterker. Het gevolg was dat de bevolking meer bij de plannen werd betrokken. De projecten die nu worden uitgevoerd zijn lang zo in grijpend niet meer. Wel duurder en het Dankzij direkt optreden van de plaatselijke bevolking van Ouderkerk a/d IJssel kon de Krimpenerwaard voor een algehele overstroming worden behoed. Nadat de dijk was doorgebroken lieten de Ouderkerkers reeds die zondagmiddag twee schepen vóór het gat aan de grond zetten en werd achter de schepen een dam van zandzakken opgeworpen. Daardoor gelukte het de volgende dag al om het gat weer te sluiten. [Foto uit: Nederland en de zee]. ZATERDAG 28 JANUAR11978 ND-VARIANT pag. Het jaar 1978 is uitgeroepen tot het Schubert-jaar. Het zal dit jaar anderhalve eeuw geleden zijn dat de grote musicus te Wenen overleed, op de leeftijd van 31 jaar. Wij willen in deze eerste maand van het jaar (zijn geboorte datum viel op de laatste van deze maand) aandacht geven aan ,,een van de grootste muzikale genieën van alle tijden", zoals men Franz Schubert wel eens heeft getypeerd. „Cherubijn van de romantiek", zo noemt men wel de Weense componist Franz Schubert. Maar andere muziekhistorici eisen deze grote musicus met evenveel klem op voor de Weense klassieken. Hij wordt dan wel de laatste van de vier Weense klassieken genoemd; na Haydn, Mozart en Beethoven. Nu denken wij wat deze drie betreft, vooral aan de beide laatste decennia van de 18e eeuw en het prille begin van de 19e eeuw. Het was de periode waarin deze drie grote Weense compo nisten tot een zelfstandige vorm gekomen waren, uit een mentaliteit die vanwege haar evenwichtigheid, bezonkenheid en klaar heid de naam klassiek verdiende, waarin ze haar verwantschap toonde met het voor beeld van al het klassieke: de Oudheid. Het zijn vooral de grote vormen: de symfonie, de kamermuziek en de sonate, die in deze periode tot grote bloei komen. Wat de romantiek betreft: men is het er vrijwel over eens dat de romantische periode in de muziekgeschiedenis om streeks het jaar 1815 wordt ingeluid. Het zwaartepunt wordt dan verplaatst naar de lyriek en naar de kleinere vormen. De grote vormen verliezen dan aan eenheid door dat de tegenstellingen verslappen en de inhoud wordt meer lyrisch dan dramatisch. Later, in de tijd van de „hoog-romantiek" streven de componisten dan weer naar omvangrijke composities met zware bezet ting, maar in de periode van omstreeks 1815-1850 is dat nog niet het geval. Wel komt de neiging op, in de beginperiode van de romantiek, de muziek een meer nationa le tint te geven. Overzien wij deze pe rioden, dan is het duidelijk dat Franz Schubert weliswaar een overgangsfiguur genoemd moet worden, maar dan is hij stellig dichter bij de romantiek te plaatsen dan dat hij fungeert als een soort hekkesluiter van de Weense klassieken. Franz Peter Schubert werd op 31 januari 1779 in Liechtenthal bij Wenen geborea Zijn vader was een arme schoolmeester die uit twee huwelijken niet minder dan 19 kinderen had. Toen Franz nog maar 15 jaar oud was, overleed zijn moeder. Geen wonder dat armoe troef was in het grote gezin Schubert. Franz kon dan ook niet die opleiding krijgen, die paste bij zijn muzikale aanleg. Want dat hij muzikaal zeer begaafd was, ontdekte zijn vader al in zijn prille jeugd. Vader Schubert zelf gaf aan Franz (zoals hij trouwens ook twee van zijn broers gedaan had) de eerste vioollessen; van één van zijn broers kreeg hij pianoles en de organist van de kerk, Michael Holzer, leerde hem orgel spelen en gaf hem ook zangles. Deze laatste verklaarde meermalen dat hij zo'n leerling nog nooit had gehad: „Als ik hem iets nieuws wilde bijbrengen, wist hij het altijd al; vaak heb ik hem stilzwijgend met verbazing aan zitten staren". Trouwens, ook zijn eigen vader, met wie hij een hele tijd overhoop lag, verklaar de later, dat zoon Franz op zeer jeug dige leeftijd al behoorlijk duetten kon spelen op de viool. Toen hij elf jaar was, werd hij so praan in de Liechtenthaler kerk. In die tijd speelde hij al een viool-solo op het kerkkoor en componeerde hij kleine liede ren, strijkkwartetten en pianostukken. In oktober 1808 moest Franz proefzingen voor de directie van het „Konvikt" (een soort kerkmuziek-kostschool) en baarde hij opzien door zijn zekerheid in het treffen van de hem voorgelegde proefstukken. Hij werd aangenomen. Na vijf jaar keerde hij terug naar het ouderlijk huis: van de gelegenheid om na de stemmutatie te blijven, teneinde verdere universitaire stu die te volgen, wilde hij geen gebruik maken. De hofkapelmeester Salieri gaf hem les in het componeren. Hij zei in deze tijd over zijn leerling: „Die kan alles; hij compo neert opera's, liederen, kwartetten, sym fonieën en wat men maar verder wil". Om de dienst te ontlopen, besloot Franz hulponderwijzer te worden. Hij was dit enkele jaren, maar ook niet langer dan strikt noodzakelijk was. Toen de periode waarin hij opgeroepen zou kunnen worden voorbij was in de herfst van 1817 legde hij onmiddellijk het werk als hulponderwijzer neer. Maar in deze tijd, van zijn 17e tot zijn 20e jaar, bezocht hij weer het Liechten thaler kerkkoor en dat laatste was onge-. twijfeld de aanleiding tot het componeren van een grote Mis, die in Liechtenthal opzien baarde, maar die tien dagen later ook de belangstelling trok in de Augustijner kerk te Wenen. Schubert was toen nog maar 17 jaar oud! Hij was de jongste onder de aanwezige musici, en hij dirigeerde zijn eigen compositie. Een van de ouderen zei bij die gelegenheid: „Die zou best al 30 jaar hofkapelmeester kunnen zijn, dan zou hij het niet beter doen!". In deze periode solliciteerde Schubert naar de betrekking van muziekleraar aan de normaalschool te Leibachhij wilde trouwen met zijn jeugdvriendin Therese Grob. Noch het huwelijk, noch de benoeming ging dóór: volgens de wens van haar ouders trouwde zijn geliefde met een ander, en de benoe ming ontging hem omdat hij niet les kon geven in het bespelen van alle blaasinstru menten. Met behulp van zijn vriend Franz von Schober zag hij nu kans, voor de kunst te leven. Een enkele keer is hij in Hongarije, maar verder leeft hij in Wenen, omgeven door een vriendenkring, gepasseerd (ten faveure van minder-begaafden) bij benoe mingen, en in 1824 huurt hij voor het eerst in zijn leven een eigen kamer, waardoor hij op financieel gebied alleen maar groter moeite krijgt. Maar inzijndagboek schrijft hij op 24 maart 1824: „Smart scherpt het verstand, en versterkt het gemoed, maar vreugde be kommert zich zelden daarom, en maakt lichtzinnig". Er zit een zekere tragiek in zijn levensgang: toen hij in 1825 de positie van tweede hofmeester kon krijgen, bedankte hij, maar toen hij voor deze functie noodgedwongen in het daaropvolgende jaar moest solliciteren, werd hij niet benoemd. In het voorjaar van 1828 had Schubert een grote-zaalconcert gegeven en daarmee 800 gulden verdiend. Daarmee kon hij een deel van zijn schulden afbetalen en voor het eerst van zijn leven een piano kopen. Op 11 november van datzelfde jaar brak tyfus bij hem uit, en acht dagen later bezweek hij aan deze ziekte op 31-jarige leeftijd. Zoals gezegd: Schubert was een tragische figuur. Hij heeft altijd in de schaduw geleefd van Beethoven, die een jaar vóór hem stierf. Men verhaalt dat hij als jongeman dikwijls wachtte op een kruispunt in de omgeving van Wenen, waarlangs Beethoven van zijn dagelijkse wandeling placht terug te keren. Hij wachtte omdat het zijn levensdroom was, slechts een enkele maal met de grote meester te mogen spreken. Maar nooit is zijn wens in vervulling gegaan: hij heeft Beethoven nooit gesproken. Op de dag vóór zijn sterven moet hij tegenover zijn broer nog de naam van Beethoven geroepen hebben in verband met zijn naderend einde en komende begrafenis. Men heeft dit toen opgevat als zijn laatste wil, om begraven te worden in de nabij heid van Beethoven. Zo is het ook gebeurd. Op 21 november 1828, tegen betaling van 70 gulden extra omdat het een vreemde parochie betrof, maar na een dienst in de eigen parochiekerk van Margarethen, is Schubert inderdaad dicht bij Beethoven begraven. Men verhaalt dat Schubert in zijn werkzame jaren de indruk maakte van een heel gewone, enigszins onverschillige, wei nig innemende figuur. Hij kon zelfs onbeleefd zijn en bezigde niet zelden grove woorden. Hij sprak Weens dialekt en onderscheidde zich in zijn kleding niet van de doorsnee-Wener. Schubert was maar klein van stuk (ongeveer 157 cmen was tamelijk zwaarlijvig. Vanwege zijn bijziendheid droeg hij een stalen brilletje, dat hij zelfs bij het slapen gaan vaak niet afzette. Ongelooflijk was zijn werkkracht: hij componeerde van dag tot dag en dat duurde meestal van negen uur 's morgens tot twee uur in de middag achtereen. Maar dan had hij ook dikwijls meer dan één compositie voltooid. Hoe beter deze composities hem naar de zin waren, des te vrolijker stapte hij dan 's avonds bij zijn vrienden aan huis of in een café binnen. Dan werd hij spraakzaam, vooral als de wijn vloeide en hij gaf in scherpe bewoordingen zijn oordeel over muziek of dichtkunst. Zelden sprak hij dan over personen, over de zkkV. van de muziek des te meer. Wat zijn eigen composities betreft: in de eerste plaats is Schubert wel de grootmees ter geweest van het lied. Een onuitput telijke melodische bron en een scherp inzicht in het karakter van de meest uiteenlopende gedichten maakten hem tot de grote lied-componist. Men noemt Schubert wel de evenknie van Mozart in begaafdheid, maar het feit dat hij achter bleef bij dit wonderkind is té verkla ren uit het feit dat Mozart een veel zorgvuldiger opleiding genoot. Schubert's aangeboren talent heeft zich veel meer autodidaktisch ontwikkeld, maar ook als melodieus is hij minstens zo veelzijdig als Mozart, terwijl hij als harmonieus weer een inspiratiebron was voor musici als Schu mann en Liszt. Schubert componeerde fabelachtig veel en snel. Hij gunde zich geen tijd voor revisie en correctie. Hij componeerde meer dan 600 liederen, veel kerkelijke werken (waar onder vijf Missen), werken voor gemengde koren en vooral ook voor mannenkoren (zowel met als zonder begeleiding), verder: opera's, kamermuziek, veel werken voor piano (zowel 2- als 4-handig). Verder componeerde Schubert (net als de door hem zo bewonderde Beethoven) negen symfonieën. De achtste ging verlo ren, de vierde heet de „tragische" (maa Schumann wilde daar niet van weten), d zevende is de „Unvollendete", die naa sommiger oordeel beter de „tragische" ha< kunnen heten. Men zegt wel: heel het leven van Schuber stond in het teken van de tragiek. „Hij zot immer verlangen, maar nooit bezitten. Hi is de mens met het onvoldane hart, d< kunsternaar van het onvoltooide. Veli dingen liet Schubert onvoltooid, zijr schoonste symfonie, een strijkkwartet, eer strijktrio, en, helaas, ook zijn leven..." (Van Ackere). Toch man men zo niet spreken. Schuberl heeft ongetwijfeld een moelijk lever gehad: armoede, teleurstellingen, tegensla gen, ziekten. Maar wij mogen van nie mand, ook niet van de musicus Schubert, zeggen dat zijn leven incompleet was, „unvollendet". De hemelse Vader, Die de Schepper van alle leven is, laat niemand te vroeg sterven en ook niemand te lang leven. Men heeft wel - over-romantisch - Schu bert's leven in verband gebracht met zijn „Unvollendete" symfonie. Deze symfonie „is jarenlang beschouwd als Schuberts zwanezang: na het zachte, vredige slotak koord van het Andante con moto liet men in gedachten zijn tranen de vrije loop en schudde men het hoofd over de tragiek van een 31-jarige arme componist, die door een dodelijke ziekte werd tegengehouden zo'n prachtig werk af te maken. De romantische hoorder beeldde zich maar al te graag in, dat hij telkens weer deelnam aan het voor zichzelf geschreven requiem van een genie.. Alleen... het verhaal was verzonnen! Want tussen de juiste ontstaansdatum, oktober 1822, van het rijpste en ontroerendste van al Schuberts orkestwerken en zijn allerlaatste compositie: Der Hirt auf dem Felsen varJ oktober 1828 en zijn overlijden een kleine maand daarna, schreef hij nog vierhonderd kleine en grote composities! Toen men tenslotte ontdekte hoe de vork in de steel] zat, nl. dat de laatste ware Symfonie in C was geschreven in maart 1828 en hoewel 6 jaar jonger „reeds" in 1839 te Leipzig onder Mendelssohn haar première beleef de, terwijl de Unvollendete daar nog tot 1865 op had moeten wachten, was dat wel een heel grote teleurstelling voor Schuberts meelijdende bewonderaars...". (Glastra van Loon). Het geheim van de Unvol lendete ligt heel nuchter in het feit dat Schubert eind 1822 het werk aan deze symfonie in b had moeten staken om zo snel mogelijk een behoorlijk verkoopbare compositie (en dan geen orkestwerk, want dat was niet zo goed verkoopbaar) af te leveren, teneinde van de opbrengst daarvan de beide doktoren te betalen die hem behandelden voor een ernstige ziekte die het gevolg was van een besmetting. „Unvollendet" - het leven van Schu bert? Wij mogen het niet zeggen. Wél was er een wonderlijke gespletenheid in zijn leven, met de wondere mengeling van diepe ellende en onbezorgd geluk. Schubert heeft veel ellende gekend. Dan laat hij, zoals in zijn „Gebet" van 8 mei 1823 de noodkreet horen: „Grote Vader, reik Uw zoon, diepe smart alleen tot loon, mijns levens martelgang nadert eeuwige ondergang". Schubert had zijn vertwijfelingen, zijn wanhoop soms. En bovenstaande regels dateren uit één van de somberste ogen blikken van zijn leven. Hij ging soms ook door de diepte. Was hij zonder geloof? Schubert was Rooms. Vóór zijn dood ontving hij de „sacramenten van de stervenden". Maar heeft hij in het geloof gelééfd? Kende hij de zekerheid en de blijdschap van het geloof? Het past ons niet te oordelen. Maar met name aan dit laatste zou men kunnen twijfelen, gezien meer dan één uitlating van de componist. Hij bleef de lyrische lied zanger, tot het einde toe. Schubert heeft zich dikwijls eenzaam gevoeld, en die eenzaamheid heeft hij ook verklankt, als het ware in tonen omgezet. Zwaarmoedig heid wisselt dan bij hem af met het zoeken naar een vast rustpunt. Eén ding staat vast: hij wist zich klein, temidden van groten die de aarde beroeren, klein, temidden van de wijde en weidse schepping van God. Maar een zeker onvervuld en tragisch verlangen blijft spreken uit zijn lyrisch en romantisch lied!

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - krantenknipsels | 1954 | | pagina 12