Cherubijn van de romantiek"
FRANZ SCHUBERT
31 januari 1797 -
19 november 1828
Gewijzigde plannen
Prestatie
Oponthoud
door dr. K. Deddens
Leven
Composities
plan was er al voordat in 1954 de Delta
commissie met haar Deltaplan op de
proppen kwam. De vage plannen om ons
land beter tegen de zee te beschermen
hadden er in 1950 al toe geleid, dat de
Botlek en het Brielse gat waren afge
sloten, maar voor de afsluiting van de
andere zeearmen leken de technische en
financiële problemen voorlopig te groot.
Daar kon voorlopig niets van komen,
dacht men.
Wellicht hebben de toenmalige regeer
ders gedacht dat het allemaal niet zo'n
vaart liep. In het verslag dat Rijkswater
staat na de ramp publiceerde staat: „De
door de Rijkswaterstaat uitgegeven reeks
stormvloedverslagen wordt hierbij voort
gezet. Tot nu toe verschenen verslagen
van de stormvloeden van 1877, 1881,
1883, 1889, 1894, 1906, 1911 en 1916.
Over een periode van veertig jaar ge
middeld elke vijf jaar een stormvloed met
ernstige schade. Vooral de dijken langs
de Zuiderzee moesten het ontgelden,
Zeeland werd slechts in 1906 door de
stormvloed verrast. Statistisch gezien leek
Zeeland dus een veilige provincie. Na de
aanleg van de afsluitdijk leek de water
wolf getemd. De ramp van 1953 kwam
daarom voor velen totaal onverwacht.
De enkeling die met de mogelijkheid van
een ramp rekening hield had voor
dovemansoren gesproken. Ook al omdat
men een panieksituatie wilde voorkomen
en zo ging Nederland zaterdagavond 31
januari 1953 ondanks de storm rustig
naar bedAlleen in enkele bedreigde woon
kernen vreesde men het ergste - het werd
trouwens nog erger - maar over het alge
meen was niet eens bekend hoe men in
geval van een ramp zou moeten handelen.
En zelfs waar men maatregelen nam -
dijkbewaking, dijkversterking, vloed
planken aanbrengen, het aanleggen van
voorraden zakken met zand - moest men
later ervaren dat het werk tevergeefs was.
Nu 25 jaar na de ramp zijn de sporen
van de ramp bijna volledig uitgewist. Wie
vandaag gaat kijken op de plaatsen waar
de zee toen weer bezit van het land had
genomen, kan zich nauwelijks voorstellen
dat er in 25 jaar zoveel kan veranderen,
en niet alleen het landschap. Dat land
schap ligt nu voor het grootste gedeelte
achter een zeewering die op voorstel van
de Deltacommissie zo veilig is gemaakt,
dat een watervloed van plus 5 meter NAP
gekeerd kan worden. Er is berekend dat
zo'n stormvloed zich slechts eenmaal in
de 10.000 jaar kan voordoen. Overigens
steeg het water tijdens stormweer medio
november van het vorig jaar al tot 4,35
boven NAP; in Zeeland hield men de
adem in, maar de dijken hielden het net.
Maar de Oosterschelde is nog steeds
open, terwijl het Deltaplan dit jaar uitge
voerd had moeten zijn. In 1985 zal een
gedeeltelijk open dam het ergste storm
en watergeweld moeten keren. Of dat
lukt moet nog blijken. De waterstaat
kundigen zijn niet pessimistisch, veel
Zeeuwen niet optimistisch. Het oorspron
kelijke plan voorzag in een volledige af
sluiting van de Oosterschelde, die dit jaar
voltooid had moeten zijn. De reden van
de gewijzigde plannen? Bij velen sleet de
herinnering aan de ramp, weer anderen
kenden de gevolgen van de ramp alleen
van een plaatje en bovendien, er groeide
een generatie op, die de ramp alleen uit
een geschiedenisboekje kent.
Had men in de eerste jaren na de oorlog
eigenlijk alleen oog voor het herstel van
de schade, aan de economie van ons land
berokkend, toen de welvaart eenmaal tot
ongekende hoogte was gestegen, kreeg
het milieu, de natuur steeds meer
aandacht en zo rees verzet tegen de aanleg
van de wel erg veilige maar in ecologisch
opzicht nogal ingrijpende Oosterschelde-
dam. Van een zoutwatergebied met getij
den, zou er een kalm zoetwaterbassin
ontstaan en dat is in het oog van velen
eveneens een ramp. Onder politieke en
maatschappelijke druk werd de aanleg van
de Oosterscheldedam in 1973 stilgelegd.
De commissie-Klaasesz, die zich over de
ontstane problemen moest buigen stelde
in 1974 voor een doorlaatbare dam aan te
leggen. Rijkswaterstaat heeft na ampel
onderzoek voorgesteld het compromis
van de commissie-Klaasesz uit te voeren
De Volkerakdam met daarin de jacht en-
sluis, onderdeel van het Deltaplan, kwam
vorig jaar klaar.
gaat ook allemaal langer duren. En nog
zijn er mensen ontevreden. Die zien het
liefst de hele dijkverhoging niet door
gaan, omdat ondanks alle wijzigingen de
verhoging toch een aantasting van het
landschap betekent. Sommige critici vin
den dat zo'n ingrijpende verandering van
het karakteristieke polderlandschap en de
dijkdorpen niet verantwoord is. Hun
argument is, dat een ramp die zich hoog-
uit éénmaal in de tienduizend jaar zou
kunnen voordoen, zo'n operatie niet
wettigt, maar ja, deskundigen zeiden in
1939, dat tot het jaar 2000 het water
maximaal tot 4 meter boven NAP zou
kunnen stijgen. In 1953 was het bijna
zover en vorig jaar steeg het zeewater
zelfs nog hoger. Bovendien stijgt de zee
spiegel langzaam maar gestaag, terwijl
ons landje steeds verder in de diepte komt
te liggen. De goedgekeurde plannen tot
dijkverhoging worden daarom ondanks
alle protesten toch uitgevoerd. Misschien
ook omdat men in 1953 toch iets heeft
geleerd, of omdat de polderbewoners, die
merendeels toch voor dijk verbetering
zijn, de schoonheid van het landschap
niet helemaal ondergeschikt willen maken
aan hun eigen veiligheid.
Met de uitvoering van de Deltawerken
hebben de waterstaatkundigen een weer
galoze prestatie verricht. In vele opzich
ten hebben zij pioniersarbeid verricht,
waarnaar in het buitenland in ademloze
bewondering is gekeken. De ervaring
opgedaan met dit werk, wordt nu benut
om in het Midden-Oosten Arabische mil
jardenorders uit te voeren, maar dat zal
veel Zeeuwen misschien een zorg zijn.
Voor hen is er met de uitvoering van de
Deltawerken meer veranderd dan alleen
de kustverdediging tegen het nimmer af
latende watergeweld. De eilandbewoners
zijn met een ruk uit hun isolement ge
haald.
Niet alleen omdat de dammen in de
Zuidhollandse en Zeeuwse zeearmen de
voormalige eilanden rechtstreeks met het
vaste land verbonden; de ramp veroor
zaakte een kleine volksverhuizing, zodat
mensen die voorheen weinig of niets van
elkaar wisten contact met elkaar kregen,
kennis namen van eikaars zeden en ge
woonten. Na de ramp van 1953 stak er
weer een storm op, die nog niet helemaal
uitgewoed is: tradities werden omver ge
blazen, de televisie bracht de uithoeken
der aarde in de huiskamer, de bevolking
werd mobieler, de invloed van de kerken
verminderde, de opleidingsmogelijkhe-
in de vorm van een pijlerdam. Zo kan het
typische Oosterscheldemilieu althans
voor een groot gedeelte bewaard blijven.
Het verschil tussen eb en vloed zal minder
groot worden, maar er bestaat hoop dat
de oester- en mosselteelt ongehinderd
voortgang kunnen vinden. In de oor
spronkelijke plannen was de oester- en
mosselteelt in dit gebied ten dode opge
schreven.
De gewijzigde plannen hebben de Delta
werken aanmerkelijk duurder gemaakt.
Waren de oorspronkelijke kosten voor
het gehele werk geraamd op 2 Vi miljard
gulden (1954), toen het kabinet onlangs
zijn fiat hechtte aan één van de voorstel
len van Rijkswaterstaat, bleek dat de
gekozen pijlerdam alleen al 5,7 miljard
gulden moet gaan kosten.
Hoeveel de totale kosten van de Delta
werken uiteindelijk zullen bedragen is
niet te zeggen. Maar dat het een astrono
misch getal wordt, dat staat al wel vast.
In het kader van de Deltawerken worden
ook de dijken langs de rivieren die in
open verbinding met de zee staan op Del
tahoogte gebracht. Die plannen vlotten
minder dan men voorzien had, want niet
alleen een verhoging van het milieube
wustzijn zorgt voor wat oponthoud, het
fenomeen inspraak, veelal in nauwe
relatie met dat verhoogde milieubewust
zijn, heeft de plannenmakers van Rijks
waterstaat, de waterschappen, de (hoog)
heemraadschappen en andere dijkonder-
houders het vuur na aan de schenen ge
legd. De eenvoudigste manier om een dijk
te verstevigen en te verhogen is materiaal
storten, nadat eerst kaalslag heeft plaats
gevonden. Met andere woorden, in de
oorspronkelijke plannen zouden veel
dijkwoningen worden afgebroken en
bomen worden gerooid, onder het motto
„veiligheid voor alles".
Maar het vooruitzicht van strakke, kale,
uniforme dijken werd voor velen steeds
minder aantrekkelijk. Allerlei schilder
achtige tafereeltjes zouden moeten ver
dwijnen en het verzet tegen de oor
spronkelijke plannen werd steeds sterker.
Het gevolg was dat de bevolking meer bij
de plannen werd betrokken. De projecten
die nu worden uitgevoerd zijn lang zo in
grijpend niet meer. Wel duurder en het
Dankzij direkt optreden van de plaatselijke bevolking van Ouderkerk a/d IJssel kon de
Krimpenerwaard voor een algehele overstroming worden behoed. Nadat de dijk was
doorgebroken lieten de Ouderkerkers reeds die zondagmiddag twee schepen vóór het gat
aan de grond zetten en werd achter de schepen een dam van zandzakken opgeworpen.
Daardoor gelukte het de volgende dag al om het gat weer te sluiten. [Foto uit: Nederland
en de zee].
ZATERDAG 28 JANUAR11978
ND-VARIANT pag.
Het jaar 1978 is uitgeroepen tot het Schubert-jaar.
Het zal dit jaar anderhalve eeuw geleden zijn dat de grote
musicus te Wenen overleed, op de leeftijd van 31 jaar.
Wij willen in deze eerste maand van het jaar (zijn geboorte
datum viel op de laatste van deze maand) aandacht geven aan
,,een van de grootste muzikale genieën van alle tijden", zoals
men Franz Schubert wel eens heeft getypeerd.
„Cherubijn van de romantiek", zo noemt
men wel de Weense componist Franz
Schubert. Maar andere muziekhistorici
eisen deze grote musicus met evenveel klem
op voor de Weense klassieken. Hij wordt
dan wel de laatste van de vier Weense
klassieken genoemd; na Haydn, Mozart en
Beethoven. Nu denken wij wat deze drie
betreft, vooral aan de beide laatste
decennia van de 18e eeuw en het prille
begin van de 19e eeuw. Het was de periode
waarin deze drie grote Weense compo
nisten tot een zelfstandige vorm gekomen
waren, uit een mentaliteit die vanwege haar
evenwichtigheid, bezonkenheid en klaar
heid de naam klassiek verdiende, waarin ze
haar verwantschap toonde met het voor
beeld van al het klassieke: de Oudheid. Het
zijn vooral de grote vormen: de symfonie,
de kamermuziek en de sonate, die in deze
periode tot grote bloei komen.
Wat de romantiek betreft: men is het er
vrijwel over eens dat de romantische
periode in de muziekgeschiedenis om
streeks het jaar 1815 wordt ingeluid. Het
zwaartepunt wordt dan verplaatst naar de
lyriek en naar de kleinere vormen. De grote
vormen verliezen dan aan eenheid door
dat de tegenstellingen verslappen en de
inhoud wordt meer lyrisch dan dramatisch.
Later, in de tijd van de „hoog-romantiek"
streven de componisten dan weer naar
omvangrijke composities met zware bezet
ting, maar in de periode van omstreeks
1815-1850 is dat nog niet het geval. Wel
komt de neiging op, in de beginperiode van
de romantiek, de muziek een meer nationa
le tint te geven. Overzien wij deze pe
rioden, dan is het duidelijk dat Franz
Schubert weliswaar een overgangsfiguur
genoemd moet worden, maar dan is hij
stellig dichter bij de romantiek te plaatsen
dan dat hij fungeert als een soort
hekkesluiter van de Weense klassieken.
Franz Peter Schubert werd op 31 januari
1779 in Liechtenthal bij Wenen geborea
Zijn vader was een arme schoolmeester die
uit twee huwelijken niet minder dan 19
kinderen had.
Toen Franz nog maar 15 jaar oud was,
overleed zijn moeder. Geen wonder dat
armoe troef was in het grote gezin
Schubert. Franz kon dan ook niet die
opleiding krijgen, die paste bij zijn
muzikale aanleg. Want dat hij muzikaal
zeer begaafd was, ontdekte zijn vader al in
zijn prille jeugd.
Vader Schubert zelf gaf aan Franz (zoals
hij trouwens ook twee van zijn broers gedaan
had) de eerste vioollessen; van één van zijn
broers kreeg hij pianoles en de organist van
de kerk, Michael Holzer, leerde hem orgel
spelen en gaf hem ook zangles. Deze laatste
verklaarde meermalen dat hij zo'n leerling
nog nooit had gehad: „Als ik hem iets
nieuws wilde bijbrengen, wist hij het altijd
al; vaak heb ik hem stilzwijgend met
verbazing aan zitten staren".
Trouwens, ook zijn eigen vader, met wie
hij een hele tijd overhoop lag, verklaar
de later, dat zoon Franz op zeer jeug
dige leeftijd al behoorlijk duetten kon spelen
op de viool.
Toen hij elf jaar was, werd hij so
praan in de Liechtenthaler kerk. In die tijd
speelde hij al een viool-solo op het
kerkkoor en componeerde hij kleine liede
ren, strijkkwartetten en pianostukken. In
oktober 1808 moest Franz proefzingen
voor de directie van het „Konvikt" (een
soort kerkmuziek-kostschool) en baarde
hij opzien door zijn zekerheid in het treffen
van de hem voorgelegde proefstukken. Hij
werd aangenomen. Na vijf jaar keerde hij
terug naar het ouderlijk huis: van de
gelegenheid om na de stemmutatie te
blijven, teneinde verdere universitaire stu
die te volgen, wilde hij geen gebruik
maken.
De hofkapelmeester Salieri gaf hem les in
het componeren. Hij zei in deze tijd over
zijn leerling: „Die kan alles; hij compo
neert opera's, liederen, kwartetten, sym
fonieën en wat men maar verder wil".
Om de dienst te ontlopen, besloot Franz
hulponderwijzer te worden. Hij was dit
enkele jaren, maar ook niet langer dan
strikt noodzakelijk was. Toen de periode
waarin hij opgeroepen zou kunnen worden
voorbij was in de herfst van 1817 legde hij
onmiddellijk het werk als hulponderwijzer
neer. Maar in deze tijd, van zijn 17e tot zijn
20e jaar, bezocht hij weer het Liechten
thaler kerkkoor en dat laatste was onge-.
twijfeld de aanleiding tot het componeren
van een grote Mis, die in Liechtenthal opzien
baarde, maar die tien dagen later ook de
belangstelling trok in de Augustijner kerk
te Wenen. Schubert was toen nog maar 17
jaar oud! Hij was de jongste onder de
aanwezige musici, en hij dirigeerde zijn
eigen compositie. Een van de ouderen zei
bij die gelegenheid: „Die zou best al 30 jaar
hofkapelmeester kunnen zijn, dan zou hij
het niet beter doen!".
In deze periode solliciteerde Schubert naar
de betrekking van muziekleraar aan de
normaalschool te Leibachhij wilde trouwen
met zijn jeugdvriendin Therese Grob. Noch
het huwelijk, noch de benoeming ging dóór:
volgens de wens van haar ouders trouwde
zijn geliefde met een ander, en de benoe
ming ontging hem omdat hij niet les kon
geven in het bespelen van alle blaasinstru
menten.
Met behulp van zijn vriend Franz von
Schober zag hij nu kans, voor de kunst te
leven. Een enkele keer is hij in Hongarije,
maar verder leeft hij in Wenen, omgeven
door een vriendenkring, gepasseerd (ten
faveure van minder-begaafden) bij benoe
mingen, en in 1824 huurt hij voor het eerst in
zijn leven een eigen kamer, waardoor hij op
financieel gebied alleen maar groter moeite
krijgt. Maar inzijndagboek schrijft hij op 24
maart 1824: „Smart scherpt het verstand, en
versterkt het gemoed, maar vreugde be
kommert zich zelden daarom, en maakt
lichtzinnig".
Er zit een zekere tragiek in zijn levensgang:
toen hij in 1825 de positie van tweede
hofmeester kon krijgen, bedankte hij, maar
toen hij voor deze functie noodgedwongen in
het daaropvolgende jaar moest solliciteren,
werd hij niet benoemd. In het voorjaar van
1828 had Schubert een grote-zaalconcert
gegeven en daarmee 800 gulden verdiend.
Daarmee kon hij een deel van zijn schulden
afbetalen en voor het eerst van zijn leven een
piano kopen.
Op 11 november van datzelfde jaar brak
tyfus bij hem uit, en acht dagen later bezweek
hij aan deze ziekte op 31-jarige leeftijd.
Zoals gezegd: Schubert was een tragische
figuur. Hij heeft altijd in de schaduw geleefd
van Beethoven, die een jaar vóór hem stierf.
Men verhaalt dat hij als jongeman dikwijls
wachtte op een kruispunt in de omgeving van
Wenen, waarlangs Beethoven van zijn
dagelijkse wandeling placht terug te keren.
Hij wachtte omdat het zijn levensdroom
was, slechts een enkele maal met de grote
meester te mogen spreken. Maar nooit is zijn
wens in vervulling gegaan: hij heeft
Beethoven nooit gesproken.
Op de dag vóór zijn sterven moet hij
tegenover zijn broer nog de naam van
Beethoven geroepen hebben in verband met
zijn naderend einde en komende begrafenis.
Men heeft dit toen opgevat als zijn laatste
wil, om begraven te worden in de nabij
heid van Beethoven. Zo is het ook gebeurd.
Op 21 november 1828, tegen betaling van 70
gulden extra omdat het een vreemde
parochie betrof, maar na een dienst in de
eigen parochiekerk van Margarethen, is
Schubert inderdaad dicht bij Beethoven
begraven.
Men verhaalt dat Schubert in zijn
werkzame jaren de indruk maakte van een
heel gewone, enigszins onverschillige, wei
nig innemende figuur. Hij kon zelfs
onbeleefd zijn en bezigde niet zelden grove
woorden. Hij sprak Weens dialekt en
onderscheidde zich in zijn kleding niet van de
doorsnee-Wener.
Schubert was maar klein van stuk (ongeveer
157 cmen was tamelijk zwaarlijvig.
Vanwege zijn bijziendheid droeg hij een
stalen brilletje, dat hij zelfs bij het slapen
gaan vaak niet afzette.
Ongelooflijk was zijn werkkracht: hij
componeerde van dag tot dag en dat duurde
meestal van negen uur 's morgens tot twee
uur in de middag achtereen. Maar dan had
hij ook dikwijls meer dan één compositie
voltooid. Hoe beter deze composities hem
naar de zin waren, des te vrolijker stapte hij
dan 's avonds bij zijn vrienden aan huis of in
een café binnen. Dan werd hij spraakzaam,
vooral als de wijn vloeide en hij gaf in scherpe
bewoordingen zijn oordeel over muziek of
dichtkunst. Zelden sprak hij dan over
personen, over de zkkV. van de muziek des te
meer.
Wat zijn eigen composities betreft: in de
eerste plaats is Schubert wel de grootmees
ter geweest van het lied. Een onuitput
telijke melodische bron en een scherp
inzicht in het karakter van de meest
uiteenlopende gedichten maakten hem tot
de grote lied-componist. Men noemt
Schubert wel de evenknie van Mozart in
begaafdheid, maar het feit dat hij achter
bleef bij dit wonderkind is té verkla
ren uit het feit dat Mozart een veel
zorgvuldiger opleiding genoot. Schubert's
aangeboren talent heeft zich veel meer
autodidaktisch ontwikkeld, maar ook als
melodieus is hij minstens zo veelzijdig als
Mozart, terwijl hij als harmonieus weer een
inspiratiebron was voor musici als Schu
mann en Liszt.
Schubert componeerde fabelachtig veel en
snel. Hij gunde zich geen tijd voor revisie
en correctie. Hij componeerde meer dan
600 liederen, veel kerkelijke werken (waar
onder vijf Missen), werken voor gemengde
koren en vooral ook voor mannenkoren
(zowel met als zonder begeleiding), verder:
opera's, kamermuziek, veel werken voor
piano (zowel 2- als 4-handig).
Verder componeerde Schubert (net als de
door hem zo bewonderde Beethoven)
negen symfonieën. De achtste ging verlo
ren, de vierde heet de „tragische" (maa
Schumann wilde daar niet van weten), d
zevende is de „Unvollendete", die naa
sommiger oordeel beter de „tragische" ha<
kunnen heten.
Men zegt wel: heel het leven van Schuber
stond in het teken van de tragiek. „Hij zot
immer verlangen, maar nooit bezitten. Hi
is de mens met het onvoldane hart, d<
kunsternaar van het onvoltooide. Veli
dingen liet Schubert onvoltooid, zijr
schoonste symfonie, een strijkkwartet, eer
strijktrio, en, helaas, ook zijn leven..."
(Van Ackere).
Toch man men zo niet spreken. Schuberl
heeft ongetwijfeld een moelijk lever
gehad: armoede, teleurstellingen, tegensla
gen, ziekten. Maar wij mogen van nie
mand, ook niet van de musicus Schubert,
zeggen dat zijn leven incompleet was,
„unvollendet". De hemelse Vader, Die de
Schepper van alle leven is, laat niemand te
vroeg sterven en ook niemand te lang
leven.
Men heeft wel - over-romantisch - Schu
bert's leven in verband gebracht met zijn
„Unvollendete" symfonie. Deze symfonie
„is jarenlang beschouwd als Schuberts
zwanezang: na het zachte, vredige slotak
koord van het Andante con moto liet men
in gedachten zijn tranen de vrije loop en
schudde men het hoofd over de tragiek van
een 31-jarige arme componist, die door een
dodelijke ziekte werd tegengehouden zo'n
prachtig werk af te maken. De romantische
hoorder beeldde zich maar al te graag in,
dat hij telkens weer deelnam aan het voor
zichzelf geschreven requiem van een genie..
Alleen... het verhaal was verzonnen! Want
tussen de juiste ontstaansdatum, oktober
1822, van het rijpste en ontroerendste van al
Schuberts orkestwerken en zijn allerlaatste
compositie: Der Hirt auf dem Felsen varJ
oktober 1828 en zijn overlijden een kleine
maand daarna, schreef hij nog vierhonderd
kleine en grote composities! Toen men
tenslotte ontdekte hoe de vork in de steel]
zat, nl. dat de laatste ware Symfonie in C
was geschreven in maart 1828 en hoewel 6
jaar jonger „reeds" in 1839 te Leipzig
onder Mendelssohn haar première beleef
de, terwijl de Unvollendete daar nog tot
1865 op had moeten wachten, was dat wel
een heel grote teleurstelling voor Schuberts
meelijdende bewonderaars...". (Glastra
van Loon). Het geheim van de Unvol
lendete ligt heel nuchter in het feit dat
Schubert eind 1822 het werk aan deze
symfonie in b had moeten staken om zo
snel mogelijk een behoorlijk verkoopbare
compositie (en dan geen orkestwerk, want
dat was niet zo goed verkoopbaar) af te
leveren, teneinde van de opbrengst daarvan
de beide doktoren te betalen die hem
behandelden voor een ernstige ziekte die
het gevolg was van een besmetting.
„Unvollendet" - het leven van Schu
bert? Wij mogen het niet zeggen. Wél was
er een wonderlijke gespletenheid in zijn
leven, met de wondere mengeling van
diepe ellende en onbezorgd geluk. Schubert
heeft veel ellende gekend. Dan laat hij,
zoals in zijn „Gebet" van 8 mei 1823 de
noodkreet horen:
„Grote Vader, reik Uw zoon,
diepe smart alleen tot loon,
mijns levens martelgang
nadert eeuwige ondergang".
Schubert had zijn vertwijfelingen, zijn
wanhoop soms. En bovenstaande regels
dateren uit één van de somberste ogen
blikken van zijn leven. Hij ging soms ook
door de diepte. Was hij zonder geloof?
Schubert was Rooms. Vóór zijn dood
ontving hij de „sacramenten van de
stervenden". Maar heeft hij in het geloof
gelééfd? Kende hij de zekerheid en de
blijdschap van het geloof?
Het past ons niet te oordelen. Maar met
name aan dit laatste zou men kunnen
twijfelen, gezien meer dan één uitlating van
de componist. Hij bleef de lyrische lied
zanger, tot het einde toe. Schubert heeft
zich dikwijls eenzaam gevoeld, en die
eenzaamheid heeft hij ook verklankt, als
het ware in tonen omgezet. Zwaarmoedig
heid wisselt dan bij hem af met het zoeken
naar een vast rustpunt. Eén ding staat vast:
hij wist zich klein, temidden van groten die
de aarde beroeren, klein, temidden van de
wijde en weidse schepping van God. Maar
een zeker onvervuld en tragisch verlangen
blijft spreken uit zijn lyrisch en romantisch
lied!