Met de Deltawerken
veranderde
er meer
dan de
zeewering
Oosterschelde 25 jaar na de ramp nog steeds bron van gevaar
NEDERLAND EN DE ZEE
Een eeuwigdurende strijd
Hemels wonder
Deltaplan
door
J. Cordia
ZATERDAG 28 JANUAR11978
ND-VARIANT pag. 8/pag. 9
VIJFENTWINTIG JAAR GELEDEN vond De Ramp plaats. Het lag voor de
hand dat naar aanleiding van deze droeve mijlpaal de nodigeterugblikken'in
druk zouden verschijnen. Een van deze uitgaven heetNederland en de zee", is
samengesteld onder redactie van Koen Aartsma en uitgegeven bij Zomer
Keuning in Wageningen. De prijs is 17,50.
Het boek is in meer dan een opzicht een openbaring. Deskundige medewerkers
hebben kans gezien met elkaar een document te vervaardigen, dat meer
verdiend had dan het slappe kaftje wat er nu omheen zit. De lage prijs zal daar
wel debet aan zijn.
Wie de ramp heeft meegemaakt, zal het lezen met een schok van herinnering
dat geldt nog sterker bij het bekijken van de foto's. Voor anderen is het een
leerzaam werkstuk geworden, maar ook voor degenen die de ramp aan den lijve
hebben ondervonden staat er genoeg in om kennis over de oorzaken en gevolgen
van de ramp te vergaren.
De uitvoering van Deltawerken, de gevolgen ervan voor de mens, voor de
natuur en voor het land zijn op boeiende wijze toegelicht. In het boek is
aandacht voor het „grote" en het „kleine" leed, voor de historie, voor het
heden en voor de toekomst.
Het is een wonderlijk veelzijdig boek geworden, waarop weinig is aan te
merken. Dat de auteurs niet alten vanuit dezelfde levensbeschouwing hebben
gewerkt komt in het boek duidelijk naar voren. Op pag. 7 poneert ir. A. G
Maris: „Mensen zijn vreemde dieren". Daar zal niet iedereen het mee eens zijn.
Ing. W. Metzelaar schrijft op pag. 83; „Maar voor de opgroeiende jeugd
bestonden er ongetwijfeld tekortkomingen. De jeugdverenigingen waren de
„knapen-, meisjes-en jongelingsverenigingen" in kerkelijk verband. Maar
algemeen vormende organisaties als padvinderij of A. J. C. ontbraken ge
heel... IN hoeverre hier de schoenmaker zijn leest in desteek liet om de plank
mis te slaan wordt niet duidelijk; het doet aan de waarde van het boek overigens
weinig af, trouwens dezelfde auteur schrijft op pag. 98:„Reeds het bijbelse-
paradijs lag vermoedelijk in een delta van Tigris en Eufraat...en dat is hele
andere taal.
Nederland en de zee, een eeuwigdurende strijd, is een boek dat waard is om
bekeken, gelezen en herlezen te worden. Want het is meer dan een brokje ge
schiedschrijving; het is een leerboek en een historisch document ineen over een
ramp die grotere gevolgen had dan men in februari 1953 kon bevroeden.
j.c.
Nevenstaande foto's werden met toestemming van de uitgever overgenomen uit
het hierboven besproken boek.
schroefvliegtuigen. Ook de radiozend
amateurs bewezen toen hun onmisbaar
heid.
De ontstellende kracht van het water,
dat met miljoenen tonnen tegelijk het
land besprong, bleek ondermeer uit de
gewelddadige wijze waarop gebouwen als
kartonnen dozen in elkaar werden ge
drukt. Tegen dat natuurgeweld bleek de
mens in de meeste gevallen niet opgewas
sen. Alleen nabij Ouderkerk aan den
IJssel werd met schier bovenmenselijke
inspanning een geweldige ramp voorko
men: de zwaar beschadigde dijk kon
provisorisch worden gedicht met twee
binnenschepen en ontelbare zakken zand.
Had men in Ouderkerk de strijd
verloren, dan waren de gevolgen niet te
overzien geweest. Volgens sommige wa
terstaatkundigen had zelfs de Haarlem
mermeerpolder weer onder kunnen lo
pen; nagenoeg heel Zuid-Holland - op
sommige plaatsen meer dan 6 meter
min NAP - zou tijdelijk weer een deel van
de Zee zijn geweest. Dat het zover niet is
gekomen, is niet minder dan een hemels
wonder. Wie de foto's van de bedreigde
dijk - genomen op het moment dat men
de situatie baas werd na 25 jaar bekijkt,
kan dat alleen maar beamen.
Toen duidelijk was dat er sprake was
van een ramp: 1835 doden, 70.000
evacués (volgens sommigen meer dan
100.000), een kwart van de tarweoogst
vernietigd, bijna 8 procent van ons land
onder water, bleek dat het Nederlandse
volk in tijd van nood één kan zijn. Er
kwam een Rampenfonds, er kwam hulp
in alle mogelijke vormen. Ook in het
buitenland toonde men zich geschokt en
vandaar kwam eveneens geld, goederen
en hulp. De samensteller van het gedenk
boek „De ramp" - dat nog dezelfde
maand verscheen - schreef zeer terecht:
„Het leek alsof een Barmhartige Samari
taan over deze verscheurde wereld ging".
Er gebeurde meen Dr. ir. J. van Veen,
hoofd van de studiedienst voor de
benedenrivierenvan Rijkswaterstaatwerd
secretaris van de vrijwel, onmiddellijk
ingestelde Deltacommissie. Hijwerd dat
niet zomaar. Dr. ir. Van Veen - wiens
naam om onnaspeurbare reden in geen
encyclopedie is terug te vinden - was al
voor de oorlog tot de conclusie gekomen
dat ons land een ramp te wachten stond.
Zijn onderzoekingen hadden hem tot de
schokkende conclusie gebracht, dat grote
gedeelten van Nederland achter onveilige
dijken lagen en dat de bevolking zich
daarachter ten onrechte veilig waande.
Een oplossing had hij wel, maar voorlo
pig luidde hij vergeefs de alarmbel.
Alleen minister Algera zag wel iets in de
plannen van ir. Van Veen. Deze gaf hem
twee maanden voor de dag dat zijn
sombere voorspellingen uitkwamen op
dracht te onderzoeken hoe de Zuidhol
landse en Zeeuwse zeearmen konden
worden afgesloten. Daarom kon de
Deltacommissie haar werk binnen een
jaar afronden.
De basis van het rapport van de
Deltacommissie was al voor de ramp
gelegd.
Er was nog iemand geweest die gewaar
schuwd had voor een mogelijke ramp. In
1947 zei prof. Thijsse dat het dijkonder-
houd te lang verwaarloosd was en dat bij
een flinke storm de dijken het zouden
begeven.
.Haddeoverheiddangeengehoorvoor de
ze onheilsprofeten? Ja en neen, ook staats
lieden en politici zijn maar mensen, en de
mens is van nature hardleers. Ir. Lely
mocht ook pas de afsluitdijk aanleggen,
nadat zijn voorspelling, dat er een ramp
zou plaatsvinden als de aanleg achterwe
ge bleef, was uitgekomen.
Tot hun verontschuldiging kan worden
aangevoerd dat Nederland nog niet he
lemaal over de gevolgen van de oorlog
heen was en omdat niemand kon voor
spellen waar en wanneer zich een ramp
zou voordoen, schoof men de kwestie
op de lange baan, maar een soort Delta-
Het is over enkele dagen precies 25 jaar geleden dat in het
Zuidwesten van Nederland de dijken braken. De helft van
de 1100 km lange waterkering in dat gebied werd vernield.
Voor duizenden mensen was het alsof in de nacht van
KR UININGEN1953 KRUININGEN NU
Koningin Juliana bezocht persoonlijk de getroffen gebieden
om zich op de hoogte te stellen van de omvang van de ramp.
Wie de watersnoodramp van 1953,
kortweg „de ramp" genoemd, aan den
lijve heeft ervaren weet het allemaal nog
wel. De ramp vond plaats bij spring
vloed, maar dat was niet doorslaggevend.
Op zaterdag 31 januari verplaatste een
diepe depressie zich langzaam in Zuid
oostelijke richting over de Noordzee.
Voor de kust van Schotland stak een
zware storm op, die het zeewater zuid
waarts joeg. Toen 's middags de depressie
in het midden van de Noordzee lag werd
het Noordzeewater over de hele breedte
van de zee opgestuwd in de richting van
het Kanaal, waar de kusten van het vaste
land en Engeland steeds dichter bij elkaar
komen. Bovendien loopt de zeebodem
daar op, zodat het wateroppervlak in het
Zuidelijk deel van de Noordzee als het
ware schuin kwam te staan. Het water
kwam zo hoog, dat bij eb het water niet
merkbaar zakte en zelfs hoger stond dan
gewoonlijk bij hoog tij. Drie achtereen
volgende vloeden kwamen min of meer
over elkaar heen en maakten zo de
situatie al benarder dan het al was.
Zondagmorgen tegen 4 uur stond het
water al ruim 3 meter boven het normale
vloedpeil. De dijken waren berekend op
hooguit VA meter. Hier en daar zelfs nog
minder. De golven sloegen hier en daar
over de dijken heen, soms liep bet water
er gewoon over.
zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 de wereld
verging. Meer dan 1800 van hen kwamen in het kolkende
water om. Sommigen werden in hun slaap verrast, ande
ren vonden de dood na zich uren of soms dagen wanhopig
tegen het water te hebben verzet. De bittere kou en een
storm van ongekende kracht maakten het allemaal nog erger.
Het geweld van storm en water veroorzaakte niet alleen on
peilbaar menselijk leed, ook de materiële schade die werd
aangericht was gigantisch. Tienduizenden mensen werden
van huis en haard verdreven. Velen van hen konden alleen
het vege lijf redden en bezaten niets meer dan de kleding die
zij aanhadden. In het getroffen gebied werd de veestapel ge
decimeerd; 20.000 koeien, 12.000 varkens, 1750 paarden en
ontelbare kleine huisdieren, pluimvee en andere dieren over
leefden de ramp niet. Een kleine 200.000 hectare land, vaak
vruchtbare landbouwgrond, liep onder water. Toen de scha
de in ogenschouw kon worden genomen bleek dat 47.000
huizen, kerken, scholen, boerderijen, winkels en andere
panden beschadigd of totaal verwoest waren.
Onmiddellijk nadat de desastreuze gevolgen van de water
snoodramp van 1953 in volle omvang bekend waren, stelde
de regering de Deltacommissie in met de opdracht een plan
op te stellen, opdat zou kunnen worden voorkomen dat een
dergelijke catastrofe zich nog eens zou voordoen. De com
missie werd al op 21 februari 1953 geïnstalleerd. Zij bracht
nauwelijks een jaar later rapport uit. Op 16 maart 1954 pre
senteerde de Deltacommissie het Deltaplan, dat voorzag in.
de afsluiting van een aantal zeearmen en de verhoging van
onze zeewerende dijken.
De kosten van het ambitieuze project werden geschat op 2Yi
miljard gulden. Met de uitvoering zou meer dan twintig jaar
gemoeid zijn, dacht men. Nog eens vier jaar later, op 8 mei
1958 was de Deltawet een feit. De toenmalige minister van
verkeer en waterstaat, mr. J. Algera, ondervond in het par
lement geen enkel probleem om zijn wetsvoorstel aangeno
men te krijgen. Ook de benodigde financiën werden zonder
gemor beschikbaar gesteld.
Volgens de Deltawet zou het Deltaplan in 1978 voltooid
moeten zijn. Precies 25 jaar na de ramp, zou men zich in
de laaggelegen delen van ons land veilig voor de waterwolf
moeten kunnen voelen, dat was tenminste de opzet. Eerder
was niet mogelijk, later was onverantwoord. Als alles vol
gens plan was uitgevoerd, dan was 1 februari 1978 een dag
van gemengde gevoelens geworden; enerzijds de droeve her
innering aan wat 25 jaar geleden was gebeurd, maar ander
zijds vreugde over de voltooiing van een verdedigingsstelsel
tegen de zee, dat zijn weerga niet kent. Maar de feestvlaggen
kunnen voorlopig nog jaren in de kast blijven: de Ooster
schelde, waarin vrijwel letterlijk het sluitstuk van het Delta
plan had moeten komen, staat nog steeds in volledig open
verbinding met de zee, zodat grote stukken van de provincie
Zeeland nog immer door de zee worden bedreigd. Waarom
moeten de Zeeuwen zeker zeven jaar langer wachten op de
voltooiing van de Deltawerken dan was voorzien? En als het
Deltaplan is uitgevoerd, wat is er dan allemaal veranderd en
is iedereen daar even gelukkig mee?
Rijkswaterstaat heeft achteraf gerecon
strueerd hoe het kwam, dat de dijk soms
over honderden meters lengte gewoon
verdwenen was. Door de extreem hoge
waterstand sloegen de gojven over de wa
terkering heen. De onbeschermde binnen
kant van het dijklichaam raakte snel
geheel doorweekt; er ontstond een dras
sige, zware massa zonder samenhang.
Door het eigen gewicht raakte dit gedeelte
van de dijk los van de droge kern en zakte
weg. Er ontstond langs de kruin van de
dijk een lengtescheur, zodat het water het
hart van de dijk kon aantasten. Daarna
duurde het niet lang meer, voordat de
dijk op dat punt in elkaar zakte. Wat er
nog stond was in minder dan geen tijd een
prooi van de beukende golven en de
polder er achter werd door de zee
verzwolgen. Trieste bijkomstigheid was
dat veel dijkdoorbraken plaats hadden in
de onmiddellijke nabijheid van dorpen,
zodat de bewoners volledig door het aan
stromende water werden verrast.
Dat de dijken in een deplorabele
toestand verkeerden, was niet iedereen
onbekend, maar erger was dat door de
hoge waterstand de (zwakkere) dijken
aan de zuidzijde van de Zuidhollandse en
Zeeuwse eilanden het net zo hard te
verduren kregen als de meer op storm en
vloed berekende dijken aan de noord- en
westzijde. De meeste dijkdoorbraken
(coupures) vonden dan ook aan de zuid
zijde van de eilanden plaats. Hoe snel het
water soms toesloeg, bleek ondermeer uit
het feit dat het bijna volledig door de zee
opgeslokte Schouwen-Duiveland in eerste
instantie niet tot het rampgebied werd
gerekend: er was immers niet om hulp
gevraagd! De verbindingen met het
getroffen gebied waren allemaal verbro
ken. Moedige vissers brachten de buiten
wereld op de hoogte van de verschrik
kelijke werkelijkheid.
De eerste tijd moest de communicatie
met de geteisterde gebieden worden
onderhouden met vliegtuigen en hef-
DREISCHOR NU
DREISCHOR 1953