Die dag 15 jaar geleden 1 FEBRUARI 1953 gisteren 15 jaar geleden. Een dag en een nacht heeft een wilde noordwes ter onze kusten gebeukt en ge ranseld. Tegen de ochtend is de zwarte, woeste waterlawine niet meer te stuiten. Dood en vernie tiging brengend stort ze zich over het land. De Zeeuwse en Zuid hollandse eilanden worden ge troffen door de grootste water ramp sinds eeuwen. Er verdrin ken 1795 mensen, 164 worden er als blijvend vermist opgegeven. Duizenden dieren gaan ten onder, dorpen worden vrijwel wegge vaagd, boerderijen storten ineen. Gedurende enkele maanden zijn dui zenden ontredderde, in één nacht tot de bedelstaf gebrachte gezinnen dak loos. Ze gaan naar evacuatieadressen. Een grootse hulpactie komt op gang. Terwijl de beurzen in binnen- en bui tenland opengaan, worden de dijken ge dicht. Vijftien jaar later zijn er een paar dingen die je nog levensgroot voorstaan. Onvermijdelijk hoort daar bij de legende, wellicht geïspireerd op halve waarheden, van de vrouw die zich met haar enkele maanden oude baby heeft weten vast te houden op het dak van een schuur die op instor ten staat. Ze heeft haar man zien ver dwijnen in de kolkende golven, in een poging het oudere zoontje te redden. De vrouw is alleen met haar kind, da wind is bedaard. Het kind gilt van de honger. Opeens drijft haar op een kist een pak babykaak en een fles melk te gemoet die ze kan grijpen. .Het an dere verhaal gaat over een zwarte kat op de rand van een wieg waarin een zuigeling ligt. De wieg is blijven drij ven. Telkens wanneer die dreigt om te slaan springt de kat op de andere rand en redt zo het kind. Wranger zijn de gebeurtenissen waar bij je persoonlijk betrokken was. Zo zie ik nog die man, zondagmorgen 1 februari om half zes. Als wethouder waarschuwde hij voor het laatst de mensen van het dorp uit hun huizen te gaan en bescherming te zoeken op hoger gelegen gedeelten. Een uur la ter komt hij met vrouw en vijf kinde ren om in de golven toen ze in een poging zich te redden, in een gat van de dijk lopen en meegesleurd worden met dé golven. Op het hoogste punt van het dorp zie je dan nog dat zielige hoopje rade loze mensen. Het waren er enkele hon derden. Daar tussen in loeiden koeien die een gelukkige boer had weten te redden. Je loopt daar uren rond, vertwijfeld met als enig bezit een kussensloop met wat kleren. Angstige verhalen doen de ronde. Een man vertelt hoe hij een me ter hoge golf water op zich af zag rol len. Hij had zich omgedraaid bij dat verschrikkelijke gezicht, werd opgeno men door een sloot van 800 meter lengte gespoeld als was hij een stuk hout. Hij heeft zich toen vast kunnen grijpen aan een paal en kon zich zo redden. Intussen spoelen aan de dijk de eer ste verdronken koeien aan, opgezwol len met uitpuilende ogen. Een man en een vrouw schenken voor iedereen kof fie en thee. Je herinnert je dan ook hoe een andere man, een notabel, zich met z'n gezin om t'afel schaart com pleet met wit laken en servetten en hoe het, net als elke andere zondag vlees, aardappelen en groente eet. Vanuit het raam bekijkt het gezin mij, bekijkt het ons, zielig hoopje ellende. En je kijkt voor je om ze niet in hun maaltijd te storen. Wat er dan nog meer van de ramp over is, is de evacuatie. Als kind ging je uit logeren, meer niet. Je denkt al leen met ontzetting aan de adressen in de stad waar alle kleren bijeen wa ren gebracht die het Nederlandse volk had afgestaan. Je stond in de rij en zocht uit afdankertjes. Het beste was er altijd al uit. Weken later terug op mijn dorp herinner ik me nog die lucht van lysol die overal en altijd aanwe zig was. Verder modder, lagen mod der. Dan weer die 'klerenbeurs' die om een of andere onduidelijke reden 'de hark' genoemd werd. Je ging er heen om je totaal verloren garderobe op peil te brengen maar je bracht nooit iets fatsoenlijks thuis. Het distri butiecomité bestond uit notabelen, waarschijnlijk mensen die het goed be doelden. Ik zie me nog scheef kijken naar de burgermeesterszoon die met 'n bontjas liep en naar diens vriend met ook één. Er was een hele zending ge komen, zei men. We hebben er maar een paar van terug gezien en het stak ons dat de gemeenteraad en de reser- ve-politie en een paar mensen 'die niet in het water gezeten hadden' ze droe gen. Je denkt ook aan dat verdronken kind dat je vond, acht weken lag het op een stuk land. Het was afschuwe lijk om te zien en je schreeuwde hard. Verder de betaling door het rampen fonds. Er was een schade-expert die in twintig verschillende huizen steeds dezelfde door het water vernielde brom fiets terugvond. Een 'geintje' dat ook met een naaimachine, een radiotoestel en meer 'kapitaalgoederen' werd uitge haald. Er werd toen gezegd dat de fatsoenlijksten het minst kregen. Maar die fatsoenlijken verzonnen later een luguber grapje dat honend het dorp doorging: 'O Here, geef ons heden ons dagelijks brood en ieder jaar een wa tersnood. R. v. M

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - krantenknipsels | 1954 | | pagina 10