Pastorale
WIE WINT HET W.K.-TIENTJE
r
J
W.K.-FEUILLETON No. 23
door NEVIL 5HUTE
Wat vooraf ging:
De piloot Marshall en het
meisje van de seinafdeling
Gervase beleven het begin van
een idylle, die door Marshalls
huwelijksaanzoek wordt ver
stoord. Zijn geprikkelde stem
ming doet geen goed aan de
bemanning en op een raid
naar Mannheim loopt het bijna
mis. De chef van het vliegveld
tracht er verbetering in te
brengen en stuurt de mannen
met verlof. Tijdens d'i't verlof
besluiten Peter en Gervase het
weer eens te proberen. Maar
de chef besluit Gervase over
te plaatsen.
De officier van administratie ging
voort: „Wanneer een bemanning op
die manier afzakt tracht wing-com
mander Dobbie altijd de reden daar
van op te speuren, zodat we de zaak
zo mogelijk weer in het reine kunnen
brengen. In dit geval was onenigheid
de oorzaak, alhoewel daartoe weinig
reden scheen te zijn# De hele bemanning
schijnt bijzonder gesteld te zijn op de
piloot, luitenant-vlieger Marshall."
Gervase sloeg haar ogen op. „Ja, dat
geloof ik ook," zei ze. „Een paar avon
den geleden heb ik nog met de staart-
schutter gesproken."
Chesterton glimlachte. Dit scheen
eenvoudiger te zijn dan hij gedacht
had. „En nu meende ik, dat u wellicht
in staat zou zijn om ons te helpen in
deze kwestie," zei hij. „We weten
weliswaar niet nauwkeurig waardoor
de moeilijkheden ontstaan zijn, maar
zover wij kunnen nagaan schuilt de
fout voornamelijk bij de piloot
Hij zweeg en keek haar vol verwach
ting aan.
Een man van vijftig kan het zelden
opnemen tegen een jong meisje. Hij
had te veel en te langzaam gepraat en
daardoor een grote tactische fout ge
maakt. Hij had Gervase ruimschoots
gelegenheid gegeven om haar zelfbe
heersing te herwinnen na de eerste
schok. Op dit ogenblik was ze volko
men tegen hem opgewassen.
Ze lachte onschuldig tegen hem.
„Ja, het is heel wonderlijk, vindt u
niet?" vroeg ze. „We hadden het er
toevallig in de mess over. We konden
maar niet begrijpen hoe zo'n ervaren
bemanning een dergelijke fout kon be
gaan. Maar toen sprak ik de staart-
schutter en die heeft me alles er van
verteld. Ik geloof niet, dat u zich
verder nog bezorgd hoeft te maken.
Als ze terugkomen na hun verlof zal
alles wel weer in orden zijn."
Ze zwegen een ogenblik. „Hoe
komt u er toe dat te denken?" vroeg
hij ernstig.
„Ik heb gezorgd, dat ze weer kun
nen gaan vissen," zei ze.
HOOFDSTUK VI
Beyond this place of wrath and tears
Looms b'it the Horror of the shade
And yet the menace of the years
Finds and shall find me unafraid.
W. E. Henley.
e oude officier knipperde ver
rast met zijn oogleden. Tever
geefs trachtte hij zijn geest te
richten op dit volkomen nieuwe as
pect van de kwestie.
„W - wat zegt u?" vroeg hij.
Met een paar onschuldige kinder
ogen keek Gervase naar hem op.
„Weet u," zei ze, „die hele bemanning
is dol op vissen. Dat vertelde de staart-
sehutter me en dat wist iedereen
trouwens al Ze gingen er altijd
met zijn allen op uit. Maar toen het
visseizoen gesloten werd half Maart
ging alles verkeerd en ze begonnen op
eikaars zenuwen te werken, omdat ze
zich zo afschuwelijk verveelden. Het
klinkt misschien wat dwaas, overste,
maar zo zei de staartschutter het let
terlijk."
Ze zweeg even. Dan vervolgde ze:
„Maar nu heb ik vergunning voor hen
gekregen om te gaan vissen in een
vijver, hier vlakbij. Ik heb er natuur
lijk niets mee te maken, maar ik dacht,
dat het misschien zou helpen. Ik hoop,
dat ik niets verkeerds heb gedaan."
„Maar als het visseizoen gesloten is,
hoe kunnen ze dan gaan vissen?"
vroeg hij, van de ene verbazing in de
andere vallend.
Gervase glimlachte toegefelijk tegen
hem. „Het seizoen is alleen maar ge
sloten voor voorn en snoek en nog een
paar andere vissoorten," zei ze. „Het
karperseizoen wordt juist half Maart
geopend. Ze kunnen karper gaan vis
sen."
Chesterton dacht aan het vlakke
land rondom Hartley, met de trage
moddersloten. „Ik wist helemaal niet,
dat hier karper zat," zei hij. „Vertel
me eens, hoe u daarin geslaagd bent."
's Woensdagsmorgens had ze een
half uur wakker gelegen in bed. Ze had
naar het plafond liggen staren en aan
Peter Marshall gedacht. Ze had ge
dacht aan het weekend, dat ze samen
tegemoet gingen, aan de druk van zijn
hand op de hare en aan hun afspraak,
die als een donderwolk boven hun
hoofd hing. En toen had ze opeens
weer aan sergeant Philips en aan het
vissen van die hele bemanning moeten
denken, en aan Philips' woorden:
Het is erg vervelend als je met je
tijd geen raad weet
En opeens dacht ze: „Dit is vol
komen belachelijk - Er mocht
naar hartelust karper gevist worden en
in Kingslake zat karper in overvloed.
Ze had ze zelf gezien en er met een
stok wat beweging in trachten te
krijgen. Ze had geen notie van wie die
beesten waren, maar daar zou ze wel
achter zien te komen. Met het enthou
siasme der jeugd was ze haar bed
uitgesprongen en had een bad geno
men.
In de loop van de morgen belde ze
Ellison, de tractorverkoper op en zei:
„Met sectiecommandante Robertson
van het vliegveld. Herinnert u zich
mij nog, mijnheer Ellison? Ik hen toen
meegeweest op die duivenjacht. Ik
was met wing-commander Dobbie in
de jeep."
„Ik herinner me u nog opperbest,"
zie hij. „Juffrouw Robertson, is het
niet?"
Juistmijnheer Ellison, u kent
iedereen hier in de omgeving. Wie
woont er in Kingslaké House, bij
Chipping Hinton in de buurt?"
„Ik zou 't waarachtig niet weten.
Maar ik kan er wel voor u achter
komen."
„Zou dat niet te veel moeite zijn?
Ilc zou het graag vanmorgen willen
weten, ziet u. Als dat mogelijk is ten
minste." - Ze aarzelde even. „Ik zal
u vertellen waar het over gaat. Er is
daar op het terrein een vijver met
karper er in. En nu vragen een paar
van ons zich af, of de eigenaar van het
huis goed zou vinden wanneer we daar
eens gingen vissen."
„Ik snap het," zei hij. „Over een
half uurtje bel ik u terug."
Ze ging weer aan haar werk en even
later belde hij haar inderdaad op. „Wat
die karpervisserij betreft kan ik u niet
veel hoop geven," zei hij. „Niemand
mag zelfs maar bij die vijver in de
buurt komen."
„Van wie is het huis?" vroeg ze.
„Er woont daar een zekere kolonel
Carter-Hayes met zijn moeder, me
vrouw Carter-Hayes. Het is nog een
soort land-adel, met een hoop poeha
en de neus in de wind. Kolonel Carter-
Hayes is weg, hij zit ergens in het
Midden-Oosten. De oude mevrouw
woont er op het ogenblik alleen, maar
iedereen moet van die vis afblijven.
Ze waakt dag en nacht over het heilig
dom, dat haar is toevertrouwd."
Dat klonk niet erg hoopvol. „Ze
moet dl tamelijk oud zijn als ze een
zoon heeft, die kolonel is," zei Gervase.
„Ze loopt tegen de tachtig. Ze be
woont het huis met drie dienstboden,
allemaal boven de zestig. De benja
min is een kindje van drie en zestig."
Gervase bedankte hem en belde af.
Teleurgesteld zat ze even voor zich
uit te staren. Er scheen niet veel van
haar mooie inval terecht te zullen
komenMaar dan bedacht ze,
dat het toch altijd te proberen was.
Als ze die oude dame ging bezoeken
om voor de bemanning van de R van
Robert verlof te vragen om in die vij
ver te mogen vissen, zou een be
leefde weigering het ergste zijnwathaar
overkomen kon, en dat had ze er graag
voor over.
's Middags fietste ze het kamp uit.
Ze reed voorbij het hek waar ze inder
tijd met Peter was ingegaan om dat
dassenhol te gaan bekijken, ging over
een bruggetje waar de afwatering
van de vijver onderdoor stroomde, en
kwam zo op de brede oprijlaan naar
het huis.
Het was een lange oprijlaan, om
zoomd met statige beuken. Op het
grote grasveld graasden een paar
schapen met lammetjes. Glimlachend
reed ze er langs. Ze zou graag zijn afge
stapt om ze even van naderbij te gaan
bekijken, maar tenslotte was ze hier
niet gekomen om lammetjes te bestu
deren.
Eindelijk kwam ze bij het huis.
Vredig lag het daar, door hoge beuken
beschut tegen de wind. Er vóór strekte
het gazon met de rhododendronstrui-
ken zich uit. Terzijde van het huis
stond de prunus in bloei. In een sfeer
van veilige rust lag het huis daar stil
in de voorjaarszon.
Gervase zette haar fiets tegen de
muur, liep naar de voordeur en belde
aan. Even later werd de zware eiken
houten deur geopend door een oude
dienstbode, die gekleed was zoals de
dienstbodes in de vorige eeuw gekleed
waren: een zwarte japon, een glanzend
gesteven schort, en een gesteven kapje
op het grijze haar.
„Goedenmiddag," zei Gervase. „Zou
ik mevrouw Carter-Hayes even kun
nen spreken?"
Eerbiedig zei de dienstbode: „Het
spijt me erg, mevrouw, maar me-
Onze wekelijkse fotoprijsvraag
Kunt u zien wat deze foto voorstelt? Zendt dan uw oplossing inet
vermelding Fotoprijsvraag nr. 29, uiterlijk Donderdag 19 Februari a.s.
aan de redactie van de Wereldkroniek, Wagenstraat 80, Den Haag. U
dingt dan mee naar de prijs van f 10.die wij wekelijks onder de
goede oplossers verloten.
Oplossing Fotoprijsvraag nr. 27. Deze foto stelde voor: „Schuimend
zeewater". De prijs van f 10.gaat deze week naar: Mej. N. Bos,
Willemstraat 19, Zwolle.