ALLERZIELEN IN HET RAMPJAAR
Stavenisse's dodenakker
ALLERZIELEN 1953. Nu vandaag de Moeder
kerk beklemtoont dat het goed en heilzaam
is te bidden voor de doden, gaan de gedachten
na een bede voor de eigen afgestorvenen
vanzelf naar de bijna tweeduizend landgenoten,
die negen maanden geleden ten offer vielen aan
het ontboeide water.
De zee is op een enkel stroomgat na weer gebreideld,
maar de zee van leed ervaart men nóg en op heden
vooral op eèn watersnoodkerkhof, zoals dat van Stave-
nisse hierboven. Als schüimflarden van de vloedgolf door
de dijkbres van twee kilometer blinken er de withouten
naamzerkjes boven de kluitige kerkhofgrond van door
zilte Zeeuwse klei. Een aangrijpend Veld van Beproeving
deze van aanblik zo letterlijke dodenakker, overdekt met
de zaaiselmerken van hen die wachten op de tuba der
opstanding. Denkend aan de door het water verzwolgenen
leest men met bijzondere ontroering het Epistel van
Allerzielen: „Als dan het sterfelijke is bekleed met on
sterfelijkheid zal het woord in vervulling gaan dat staat
geschreven: verzwolgen is nu, Dood, uw overwinning".
IN de schaduw van hun kerkje, van hun verbrokkelde
huizen en schuren, naast het oude, door de zee geploeg
de kerkhof vol ondermijnde grafstenen, maar ook pal
naast de keten der wederopbouwers rust van de dren
kelingen uit de rampnacht „het ingestorte aards verblijf"
van hun zielen, waarvoor zoals Sint Paulus óók zegt
een hemelse woning gereed staat. Mogen zij door de
kracht van het katholieke dat is: waarlijk algemene
gebed van heden vanuit die eeuwige woning toezien op
het reeds vorderend herstel van dit Tholense dodendorp,
waar weeral kinderen worden geboren, huwelijken ge
sloten, velden toebereid voor het zaad.
Zo in Stavenisse zo elders. In Halsteren op de naburige
Westbrabantse Schel de-oever, waar men de zestig doden
uit de Auvergnepolder en de Oude Bijmoerpolder ver
zamelde in een met vier marmeren rouwborden gewaar
merkt massagraf. Die borden een in zijn eeuwige stilte
diep treffend appèl nominaal zijn verbonden met het
naambord der twee brandweerlieden, die omkwamen bij
het reddingswerk. Nóg twee doden, in vrede rustend on
der het Kruis, dat de nabestaanden kracht geeft het leed
te dragen.
HET aanschemerende, hoopvolle licht van Al
lerzielen boven de graven van de waters
nood. De massagraven op de Hollandse en
Zeeuwse eilanden en boven de onvindbare gra
ven der vermisten: de een afgedreven naar zee,
de ander bedolven onder het zand van nood-
bedijkingen, aldus de grond heiligend voor de
overlevenden langs de vaderlandse waterkant.
Voor deze en alle doden bidden wij vandaag met
de Kerk „dat zij de goedheid huns Heren zullen
zien in het land der levenden".