Tweede Blad. acantie-herinnering I N VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1937. d het schoone land van Tholen NTa mijn eerste bezoek aan het and Tholen, in 1936, schreef ik een .ikeltje, waarin ik mijn bewondering te voor de schoonheid van het euwsche land. Dat ik er nu, in J7, wederom geweest ben, is dus azellsprekend. Het zou getuigd bben van groote ondankbaarheid <ens de landstreek, waar ik zooveel itvrijheid en ook vriendschap onder lid, indien ik dat niet zou hebben *daan. pmdat het mooi weer was wat, ischen twee haakjes, niet veel is orgekomeninden afgeloopen zomer I maakten we den tocht van Delft ar Oud-Vossemeer op de fiets. Vë' dat zijn Joanlje en ikzij een chter van het land van Tholen en een stedeling. Het is een prettige fietstocht naar Zuiden. Vooral, omdat de wind er hel algemeen uit Noordelijke hting pleegt waaien. Hij duwde s dien middag van ons vertrek dan k heerlijk in den rug en de zon s nog niet eens in het glanzende esten verzonken, toen we door de eek van Merijntje Gijsen reden op t spitse torentje van Nieuw-Vos- °:er aanv Het schemerde toen we i het veer stonden. Stil en schoon s het daar aan het water en het et me niets, dat het geruimen tijd urde voordat de pont ons halen am. Er was een roep van den overkant, teeken dat de veerman ons had gemerkt. Daarna was even het ge il van kettingen, die binnen boord rden gesleept en tenslotte was er zachte, regelmatige klotsen van riemen, dat steeds nader kwam. wij stonden daar en zagen over et water het Zeeuwsche laird, dat rust van den nacht inging. We een de zilte geur van de zee. In het bootje zitten we tegenover de veerman, die de riemen hanteert. De avond valt snel en het is moeilijk nu nog gezichten te onderscheiden. Maar als hij een poosje aandachtig naar Joantje heeft zitten kijken, informeert hij Ben jie 'r nie eene van die en die? Dat ben 'k net, zegt Joantje. En ze praat nu anders dan in de stad. Want nu voelt ze zich weer het meisje van het dorp, waarmee de herinneringen aan haar kinderjaren verankerd zijn. Als we den Veerweg zijn afgereden en den Vogelsangschedijk gepasseerd zijn vind ik dat we in het dorp zijn Maar Joantje zegt: Neeje, 'ier is de Buurte. 't Dorp is verder. Kijk, dat zijn van die dingen, waar mee je als vreemdeling niet zoo direct raad weet. Voor mij is alles wat hier bebouwd is, van „De Doel" tot „Onder den molen" toe, het dorp, maar iemand die hier geboren en getogen is, kan het uiteraard beter weten. De menschen uit de Buurte hebben het over de menschen uit het dorp en de menschen uit het dorp hebben het over de menschen uit de Buurte. Zoo is het. De groote gastvrijheid is een van de goede eigenschappen, welke ik hier bij de beweners heb gevonden. Als men bij iemand aanloopt, hetzij 's ochtends, 's middags of 's avonds, het komt altijd gelegen en altijd is er thee of koffie of een andere smakelijke drank. En is het soms tegen etenstijd, probeer dan maarniet om weg te gaan, want de gastvrouw is al bezig om er aardappelen bij te schillen of brood bij te snijden. Als stadsmensch wordt men door zoo'n hartelijke gastvrijheid aangenaam getroffen. Op een avond ben ik alleen even het dorp ingegaan om sigaretten te halen. In de Molenstraat staat een vrouwtje aan het hek. Ik groet haar zooals ik hier iedereen .groet. 'n Goei avend, zegt ze. Komme julder maergen om de koffie? Ik beloof het. En als ik in huis ben zeg ik tegen Joantje, dat we den volgenden dag bij die en die op de koffie moeten. Maar zij heeft inmiddels ook al een uitnoodiging voor de koffie aanvaard. Het doet er niet toe. Twee koffie-adressen kunnen we ook wel hebben. Het zijn er wel eens meer op één ochtend. Niet zoo heel gauw zal het me te veel zijn, want tijdens het koffiedrinken wordt er zoo ge zellig gebabbeld over alle nieuwtjes uit hel dorp. En daarin zit voor mij heel wat stof tot schrijven. Maar dat laatste vind ik eveneens, wanneer we rondom het dorp door de polders of over de dijken kuieren. Dan zie ik over dat schoone Zeeuw sche land, over zijn wijde, vruchtbare velden, waarover de zeewind strijk. JAN H. OOSTERLOO. Delft, September 1937. Korte verhandeling over de teelt van moerbeiplanten ten behoeve van de zijdeteelt Voor de voeding der zijderupsen is het blad van den moerbei onont beerlijk. Met de teelt der moerbeien staat en valt de zijdeteelt. In ons eiland worden wel hier en daar de zwarte moerbeiboomen aan getroffen. Hetzij als overblijfsel van vroeger ondernomen zijdeteelt, of om hun smakelijke vruchten. Hoewel de jonge rupsen het blad niet gaarne eten, heeft het op de zijde geen on- gunstigen invloed. Beter hiervoor geschikt is de witte moerbei, welke uit China afkomstig is. De ongelobde bladeren doen wel iets denken aan een smal lindeblad. Ze groeit sneller dan de zwarte moerbei, geeft veel en zacht blad en is wintervast. Zoodra de bladeren gevallen zijn, dus tegen November, kan de moerbei worden gepoot. Najaarsplanting is beter dan voor jaarsplanting. Het dient vooral zorg vuldig te gebeuren, de wortels moeten recht in het plantgat zitten. Vooral moet er op gelet worden, dat er niets van den dikken, geelrooden, vleezigen penwortel boven den grond uitsteekt. Men poot het best 2- of 3-jarige planten. Voor aanleg van hagen rond tuin of boomgaard zijn zij zeer ge schikt, in tegenstelling met de mei doornhagen lokt de moerbei geen ooftboom vijanden. Men kan ze het beste planten op 2 rijen, die 40 cm. van elkaar loopen. In de rijen op 60 cm., maar zoo dat de planten ten opzichte van de andere rij verspringen. De zon moet tusschen de planten kunnen schijnen, dus richting Z.-N. Daar het plukken der bladeren veel van de planten vergt, is een goede bemesting steeds noodig. Alleen staande planten kan men moeren of afleggen. De plant wordt £0 cm. boven de grond afgehakt. De in den zomer nieuw ontwikkelde loten worden einde Juli naar den grond gebogen en door grond er op te leggen, vastgezet. JAN1E KLEINBOER. (Wordt vervolgd) GEMEENTERAAD ST. MAARTENSDIJK, 21 Sept. 1937. Voorzitter burgemeester mr. H. H. Schuller. Secretaris de heer J. E. B. Meloen. Aanwezig alle leden. De voorzitter opent de vergadering en zegt, het is misschien wel een eigenaardig paralel orn te trekken, maar over een paar uren zal er in ons land ook een vergadering worden geopend, waaraan straks hetzelfde voor het land zal worden opgedragen als hetwelk wij thans voor de ge meente zullen gaan behandelen. De agenda is zeer klein en het voor naamste punt is het tweede vaststel ling van de gemeentebegrooting voor 1938. De notulen van de vorige ver gadering worden aangehouden. Als eerste punt op de agenda staat vaststelling regeling inzake fraude in de gemeente. De voorzitter zet uiteen dat door de nieuwe wet de zekerheid stelling is komen te vervallen en dat deze nu overgedragen wordt op de gemeente en nu zijn er van verschil lende particuliere mij.'s aanbiedingen gekomen om zich te verzekeren en ook is er een schrijven van de ver- eeniging van Ned. gemeenten om een onderlinge verzekering op te richten. De gemeente wordt de verplichting opgelegd, dus dit wordt weer een schadepostje voor de gemeente. De vereeniging van Ned. gemeenten heeft ook reeds een maatstaf aange geven en dan zou hel voor de ge meente St. Maartensdijk zijn een grondkapitaal van f5100, wat neer komt op een premie van f200 per jaar waarvoor men dan verzekerd zou zijn. Wethouder Koopman vindt het belachelijk dat men hierover spreekt, het is weer maar betalen. De voorzitter antwoordt dat dit verplichtend is voor de gemeente en het is nu afgewikkeld van particuliere personen op de gemeente. Wethouder Koopman zal er nooit zijn stem aan geven. De heer Hage zegt door de wet krijgt men een verkapte salarisver- hooging. De voorzitter antwoordt dat dit niet zoo is De heer Hage vindt dit wel, want vroeger moest een ambtenaar die een borgstelling had en deze wilde verzekeren zelf de premie betalen en dit behoeft hij nu niet meer te doen dus ergo houdt hij dit in zijn zak. Spr. zou eerst nog eens uit willen zien of ergeen mij.isdiegoedkooperis. De heer Langejan valt de.wetgeving ook tegen. De voorzitter antwoordt, dat men thans niet voor diefstal is verzekerd, maar dat dit er nu ook onder valt, het wordt nogal uitgebreid. De heer Hage vraagt of het mogelijk is dat de gemeente het risico voor zichzelf neemt, want hij meent dat het voor deze gemeente niet noodig is een verzekering daarvoor af te sluiten. Hij meent dat het met deze verzekering te sluiten de fraude in de hand werken is. Wethouder Koopman is het daar mee eens, hij vindt het belachelijk dat de wet dit oplegt, de regeering zegt, daar moet f 10 af want dat is te veel en nu wordt er nog wat op- gelegd. De voorzitter antwoordt dat volgens de wet de gemeente verplicht is een verzekering af te sluiten, want eigen risico is niet voldoende omdat dit geen zekerheid stelt. De heer Bout heeft gelezen dat het de gemeente f 72 zal kosten. De heer Langejan stelt voor het maar aan te houden en eerst eens goed te bezien. Met alg. stemmen wordt dit goedgevonden. Nu komt aan de orde vaststelling van de begrooting voor 1938. De voorzitter stelt voor deze maar op de gewone wijze te behandelen en post voor post voor te lezen. De heer Hage acht dit niet noodig ze is nu al een paar maal de revu,

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1937 | | pagina 3