Md» Courant Tweede Blad. VAN VRIJDAG 16 OCTOBER 1936. GEMEENTERAAD OUD-VOSSEMEER, 9 Oclober 1936. Voorzitter Burgemeester Mr. J. J. Versluijs. Secretaris de heer W. van der Ploeg. Aanwezig alle leden. De notulen van de vorige vergadering worden voorgelezen cn ongewijzigd vastgesteld. Ingekomen stukken Een schrijven van den Commissaris der Koningin de Kon. goedkeuring op de helling secretarieleges. Van Ged. Staten de ontvangst van de vastgestelde verordening ex. art. 208 der gemeentewet. Proces verbaal van kasopname bij den gemeente-ontvanger. Het vijfjarig verslag over de toe stand van de gemeente. Van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in W. Brabant inhoudende de oprichting van een borgstellings fonds voor den Middenstand. Daar Burg. en Weth. van oordeel zijn dat het belang van de gemeente daar niet bij betrokken is, stellen ze voor dit voor kennisgeving aan te nemen. Wethouder Eindhout zegt het kost veel geld voor onze gemeente, maar hij meent dat enkele rnenschen er toch wel mee gebaat zouden zijn. Het zal echter niet opwegen tegen de kosten die de gemeente moet be talen. De voorzitter meent dat er niet veel rnenschen mee geholpen zullen zijn, want er wordt maar een crediet verleend van f 500 en dat moet in 3 jaar afgelost zijn. Met alg. stemmen wordt besloten er niet toe over te gaan. Een schrijven van A. Jeroense, waarin hij zich beschuldigd acht, in verband met het gesprokene in den raad, over het niet gaan per fiets naar de werkverschaffing te St. Philipsland. Hij deelt er in mede den heer Lindhout nooit gesproken te hebben en ook in deze is wethouder Daane valsch beschuldigd, want de heer Daane heelt mij dit ook nooit gezegd. Hij eischt als Nederlander zijn recht op en wil zich dan ook door dit schrijven in het openbaar verdedigen. De voorzitter merkt op dat wat de zaak betreft, de heer Daane heeft dit niet gezegd, dus de beschuldiging van den heer Daane is vervhllen. Nu is het adres niet heel duidelijk, daar gesproken wordt van heeren-, zonder aanduiding welke heeren dat zijn, zoover spr. bekend is, is er gezegd door den heer Heijboer, dat hij gehoord heeft van den heer Lindhout en deze had het gehoord van het raadslid Jeroense en deze had het van Arend Jeroense. Spr. kan dus hierin niet zien dat er een beschuldiging geuit is. Wethouder Lindhout zegt dat die andere persoon bedoeld wordt als spr. zelf. Maar wat Jeroense schrijft is niet gegrond op de waarheid. De voorzitter vermoedt dat de heer Jeroense het niet goed heeft geweten. De heer Heijboer zegt ook mijn naam wordt genoemd in dit adres, maar dat heeft hij niet zoo gezegd. De voorzitter antwoordt ook te weten dat het zoo niet is gezegd. Wethouder Lindhout zegt dat hij het den broer van Jeroense precies zoo heeft hooren zeggen als hij het heeft overgebracht en met lu-t andere heeft hij niets te maken. Hij heeft dit ook openlik in den raad gezegd. Wethouder Daane zegt in het schrijven staat dat Jeroense het weet van bevoegde zijde en van wie hij dat nu weet dat is een raadsel, spr. doet het alleen genoegen dat deze zaak nu in orde komt. Hij heeft er ook over gesproken in de wethouders vergadering en de voorzitter weet wat ik daar gezegd heb en nu is het zeker dat er iemand is die er met Jeroense over gesproken heeft, want anders kan hij niet zeggen dat hij het van bevoegde zijde weet. De heer Heijboer zegt deze man zijn naam niet te hebben genoemd en de voor zit! er weet het niet en de secretaris weet het niet en ook in de notulen slaat er niets van, maar dat doet er niets toe er staat wel eens meer wat niet in de notulen dat toch gesproken is. Wat de heer Heijboer gezegd heeft is niels bijzonders, het is alleen maar dat de heer Heijboer moet laten weten dat hij het wel gezegd heelt, nu wordt er gezegd dat de heer Heijboer ge zegd heeft ik weet het van wethouder Lindhout en die weet het van de broer van Jeroense maar dat is niet waar. De heer Heijboer heeft dat zoo niet gezegd, en spr. zit heusch niet te slapen, want hij kan zich altijd goed herinneren wat er gesproken is al is het jaren later. Spr. blijft op zijn standpunt staan dat de heer Heijboer gezegd heeft het is A. Je roense en spr. heeft A. Jeroense niet genoemd. De heer Heijboer leugent door anders te beweren, en hij doet dan ook een beroep op zijn mederaads leden, of het waar is ja of neen. Het gaat er niet om, om daar nu een heele zaak van te maken, maar ik blijf er op staan dat ik er niemand over gesproken heb en spr. staat dan ook aan de zijde van A. Jeroense, die er van is beschuldigd en hij kan goed begrijpen dat de organisatie hem daar ook over heeft gesproken. Het antwoord is dan ook aan den heer Heijboer. De heer Heijboer merkt op dat het toch niet aangaat te spreken uit een besloten vergadering. De voorzitter merkt ook op dat dit niet dadelijk een verbod is dat het niet mag, wel als er geheimhou ding is opgelegd. De heer Heijboer zegt niemand genoemd te hebben in het openbaar en later in besloten vergadering, toen heeft spr. wel degelijk gezegd dat hij het gehoord had van wethonder Lind hout en die had het gehoord van Jeroense en deze had het gehoord van zijn broer, verder heb ik niets gezegd en stond dan ook te kijken van dit adres. De voorzitter merkt op dat de heer Heijboer in het adres niet pertinent wordt genoemd. De heer Daane zegt nooit* uit een besloten vergadering te zullen spre ken, maar het is uitgelekt en hoe dat gekomen is Iaat spr. in het midden. De heer Heijboer heeft letterlijk gezegd dat hij het wist van A. Je roense en nu wordt er gezegd da} hij het wist van den Lindhout en deze wist het van den heer Jeroense en deze wist het van zijn broer. Spr. zegt nogmaals dat dit niet waar is, het is mogelijk dat hij zich vergist maar doet een beroep op de andere raadsleden, of het zoo is. De voorzitter antwoordt dat als het gaat over het gesprokene in de be sloten vergadering, dit stuk niet verder behaudeld behoeft te worden, want het gaat toch niet aan dat uit een besloten vergadering zaken be handeld worden. Een buitenstaander heeft geen recht daar een beroep op te doen. De hoer Heijboer zegt het is pre cies zoo, hij had gehoord dat het gezegd was tegen A. Jeroense en toen zag hij deze op de haven staan en heeft gevraagd Jeroense is het waar dat wethouder Daane tegen U gezegd heeft niet per fiets naar St. Philips land te gaan en Jeroense. antwoordde dat heeft hij niet tegen mij gezegd. Spr. heeft dan ook niet gezegd dat wethouder Daane het heeft gezegd. Wethouder Daane zegt de heer Heijboer zit voor mij persoonlijk te leugenen, het schijnt dat hij het zich niet meer kan herinneren. De heeren Mees, Jeroense en van Dienst bevestigen dat de heer Heij boer gezegd heeft zooals de heer Daane het naar voren heelt gebracht, terwijl wethouder Lindhout zegt dat de heer Heijboer gezegd heeft dat hij het van hem wist en spr. wist het van het mederaadslid Jeroense en deze wist het van zijn broer Arend. Wethouder Daane blijft bij zijn standpunt en hoopt dat men in het vervolg zich dan beter uitdrukt. De heer Jeroense merkt op niet te weten dit gezegd te hebben tegen zijn mederaadslid Lindhout, hij is wel bij Jandhout geweest, maar kan zich niet herinneren ook over deze zaak gesproken te hebben. De voorzitter acht stemming over bodig en sluit de discussie. Een schrijven van Ged. Staten be treffende de regeling met de ge meente Tholen over de U.L.O. school. De voorzitter zegt wat betreft deze kwestie die is al meer aan de orde geweest en toen is besloten er niet mee accoord te gaan omdat de bui tengemeenten net zooveel moesten bijdragen als de centrum gemeente Tholen zelf. Burg. en Weth. stellen nu echter voor net als de andere gemeenten 2/3 in de kosten te willen dragen. Met alg. st. wordt hiertoe besloten. Burg. en Weth. stellen voor op de verzoeken van Joh. Lindhout en J. A. Heijboer, betrelfende vermindering schoolgeld, gunstig te beslissen daar gebleken is dat deze te hoog waren. Met algem. stemmen wordt hiertoe besloten. Op een verzoek van Ooms, dat in de vorige vergadering is aangehouden stellen Burg. en Weth. voor de aan slag te handhaven, daar ze alleen rekening hebben te houden met het bedrag van den aanslag en niet wat er betaald wordt aan belasting. Met alg. stemmen wordt dit goed gevonden. Burg. en Weth. stellen voor op de verzoeken van B. E. J. Quist, A. Duine en L.)P. End hoven om vermindering van schoolgeld, daar hun kinderen de school niet meer bezoeken, gunstig te beschikken, waartoe met algem. stemmen besloten wordl. Met alg. stemmen wordt benoemd tot onderwijzer der O. L. School de heer M. J. de Rijke met ingang van 12 October a.s. Verder is nog ingekomen een schrijven van Ged. Staten betreffende goedkeuring raadsbesluit tot wijziging van de begrooting voor 1936. Ged. Staten doen tevens de opmerking maken dat, wat als winslbedrag van de haven boven de f750 gaat, gestort wordt op de kapilaaldienst. Burg. en Weth. stellen voor daar mede accoord te gaan, waartoe met alg. stemmen wordt besloten. De voorzitter zegt dat de toegangs wegen tot de haven nauwkeurig be keken en de noodige verbeteringen aangebracht zouden moeten worden. Burgem. en Weth. vragen dan ook machtiging om voor f 1009 straat klinkers aan te mogen koopen. Met alg. stemmen wordt dit goed gevonden. Nu komt aan de orde vaststelling van de begrootingen der armbesturen en van de gemeente voor 1937. De voorzitter leest het verslag van de commissie voor, en ze stelt voor de begrootingen vast te stellen zooals

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1936 | | pagina 5