WAARIN OPGENOMEN DE IERSEKSCHE EN THOOLSCHE COURAN NIEUWSBLAD VOOR HET EILAND THOLEN HOOP" - IV© ROL Vrijdag 20 Maart 1936 No. 12 Drie en vijftigste jaarga Tholen, Poortvliet, Scherpenisse, St-Maartensdijk, Stavenisse, St-Annaland en Oud-Vossemeer "eiters naar' piaatsruu UITGAVE FIRMA I. M. C. POT, THOLEN - TEL INTERC. 16 - POSTREK. 1043 Eerste Blad. DE MOLEN „DE 1736 26-3 1936 cMooóa wiiïüz tonden, THOOLSGHE COURANT Dit- blacl verschijnt eiken Vrijdag. Prijs per kwartaal /"0,8U; met Geïllustreerd Zondagsblad ƒ1,376, franco per post f '1,(55 '15 ct. disp. kosten. Bij abonnement aanmerkt PUBLICATIES. Durgemeesler en Wethouders van Tholen doen te weten, dat door den raad dier gemeente in zijne vergade ring van 6 October '1920 is vastge steld de volgende verordening KEURINGSVERORDENING VOOR DE GEMEENTE THOLEN, zijnde deze veroidening bij Koninklijk besluit van 22 Februari 193(3,no. 108 goedgekeurd. 16 En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 17 Maart 1936. „Die hooge molen, die twee „lang onwankelbaar zijn nuttige plicht „deed, kreeg naast de statige schoon- „heid van zijn lijnen, de wijding van „den tijd en wekt bij ons den vromen „eerbied voor den trouwen werker". inaar Dr. v. Gelder.) De stad Tholen bezat eertijds vier korenmolens, die alle het oorspron kelijk eigendom geweest zijn van de Graven van Holland en Zeeland. Zoouls de heer C. Hollestelle, ge meen te-archivaris van Tholen, me welwillend mededeelde'), heeft Philips de Goede, hertog van Bourgoudië, deze molens evenals de voormalige veren op 27 Sept. 1162 tegen een billijke erfpacht aan de stad Tholen afgestaan. Deze molens warenlo. de mole 't ende wege" (even ten oosten van de tegenwoordige villa „Oslrea"aan het .jMoienwegje"); 2o. „de mole aen de veste" (dit was de watermolen die bij de haven stond, aan het voorma lige „molenwater", met welks water men de haven schuurde"); 3o. de mole in Schakerloo (op de Bergweide bij het Ouduland); -lo. „de mole op Strieue" (staande in de Uud Slrijen- polder). Deze beide laatste molens, welke bouten standaurdmoleus waren, zijn respectievelijk in 1573 en 1576 door de rebellen verbrand. 'De molen 't ende wege'", eveneens een standaard molen, is in Dee. 1575 bij een storm omgewaaid. Het stadsbe stuur besloot daarop het volgende jaar een nieuwen te doen bouwen en wel op het stadsbolwerk, waar thans de bekende molen van de familie Dorst staat. „Die statige reuzen met hun ranke wiekeu" werden vaak op de stadswallen gebouwd, „teneinde beter in hooger en vrijer lucht te kunnen werken." Waar voorts de steden oorspronkelijk van al het graan dat binnen haar veste kwain „rnete- geld" vorderden, en zij bij de op brengst van het maalloon geïnteres seerd waren, is het begrijpelijk, dat juist daar menige molen verrees. Niettemin zijn in den loop der tijden ook tal van molens in het vrije veld gebouwd in „het bloote", zooals de Vlaming het uitdrukt. Soms werd dan eerst een heuvel opgeworpen, de „molenberg" („meulherg"), soms ook werd op een dijk gebouwd. Vele dier molens waren eigendom der arnbacbtsheeren, die het profita bele recht van de wind en de dwang- malerij hadden. De stadsmolen nu op het bolwerk was ook een houten standaardmolen. In 1736 werd deze vervangen door een steenen „baliemolen" (molen met gaanderij of galerij, in 't dialect gel- derieë genoemd) die er nog staat, evenwel met dien verstande, dat hij ruim 50 jaar geleden belangrijk is verhoogd. Deze stadsmolen was ook een z.g. banmolen, dus met maaldwang. De in- en omwonenden waren ver plicht er hun graan te laten malen tegen de tarieven door het stadsbe stuur vastgesteld en door de Staten goedgekeurd. De Thoolsche stadsmolens werden aanvankelijk door het stadsbestuur voor zeven jaren verpacht aan den meestbiedende, wat een einde nam in 1805, toen de molen de Hoop op 6 Mei van dat jaar in particuliere handen overging. Kooper werd Cor- nelis Stoutjesdijk voor f 9100, aan wien tevens „het gaande werk" van den voormaligen watermolen aan de haven kwam. Op welk een decoratieve wijze, die hooge baliemolens het stadsaanzien kunuen verfraaien, daarvan is de Thoolsche muien wel een der aller beste voorbeelden in ons land. Nu het nog altijd onzeker is of deze 276 45332 parel der Nederlandsche windmolens m volledigen slaat gehandhaafd zal kunnen blijven en het bestendigen van haar schoonheid in den vollen omvang dus voor Tholen een aclueele, ja een urgente aangelegenheid is ge worden, is liet zeker dienstig, dat een wijle hij deze typische bouw werken, die van ons landschap zoo 'n karakteristiek element zijn, wordt stilgestaan. De tweehonderdste jaardag is daartoe mede een gereede aanleiding. Schoon niet de oudste, is de water molen van den windmolen de oudere broeder. De eerste kende men reeds langs den Tiber in bet Oud Romein- sche rijk. De windmolen heeft echter eveneens een eeuwenoud verleden. Hij was er wellicht reeds ten tijde van Karei den Grooten, zoowel aan deze als gene zijde van de Noordzee. Geen enkele plaat ot afbeelding uit dien lijd licht ons echter in hoe deze molen er heeft uitgezien. Stellig zal hij van eenvoudiger makelei en be scheidener omvang zijn geweest, dan de molen uit latei' tijd. Volgens sommigen is de windmolen een Arabische vinding, die tijdens de Kruistochten naar hier moet zijn overgebracht. Het is zeker het vei ligste in het midden te laten of dit al dan niet juist is. Vast staat wel, dat in het begin der 12e eeuw iu Gallië het tegenwoordige Frank rijk windmolens werden gebouwd Bekend is o.m. uit dien tijd, dal door den landheer, die niet enkel eigenaar was van zijn grond, doch van den wind daarboven (windrecht) en het er door stroomende water levens,aan een klooster daartoe vergunning werd verleend. Verder blijkt uit diverse oude stukken, dat in verschillende deelen der Nederlanden molens in de 13e eeuw zijn gesticht. In ons land is de oudste giftbrief uit 1299, waarin de Brabantsche Hertog Jan 1 aan Arnoldus Heijme verlof geeft een molen te bouwen en hel recht van den vrijen wind Ie genieten tusschen St. Oedenrode en 8cbijndel. Voor welk een wonder deze molens in de middeleeuwen werden aange zien, wordt ons wel nergens geesti ger geschilderd dan in het ridder verhaal van Don Quichot en zijn immer dienstvaardige schildknaap Sancho Panza, welke helden met deze moderne munsters den strijd aanbon den om ze te vernietigen. Hoe dus, ook toen reeds een afkeer jegens het nieuwe, Jiet moderne, be stond. De oudste vorm van windmolen is de „staak"- of „standaard" molen, geheel van hout. Ook de voormalige houten molen te Oud-Vossemeer was van deze soort en wel van het „ge sloten" standaardtype. („Gesloten", hier op te vatten, dat orn het voet- kruis een getimmerte was gemaakt voor bergruimte). De zijde welke op den windkant werd geplaatst was niet zelden met schalies gedekt. Van Frankrijk uit is dit molen model, ook wel Fransche molen ge noemd, via Vlaanderen naar noorde lijker sfeer over gekomen. Het is de soort molen, waarvan Timmer mans in zijn Pallieter op zoo eenvou dige doch tevens zoo origineele wijze zegt„dat het heldere mos in de „machtig stralende zon zoo weelderig „zijn zwarte houten romp beplakte „en bestreepte en die, doordat hij wat „achterover hing, nog vriendelijker „leek en trotsch als een kerk van „alle kanten zichtbaar domineerde „over het land". Niet alleen voor den schrijver, doch ook voor den landschapsschilder is dit soort molen nog steeds het meest geliefde model. Een heele vlucht moet de molen- bouw in de 16e eeuw hebben genomen. Zoowel water als wind-molens begon men toen van grooter capaciteit te houwen, zoodat meer dan één stel steenen tegelijk kon werken. Hoog tepunt was wel, dat men einde dezer eeuw de draaibare kap uitvond. Volgens sommigen zou deze vin ding van Engelsche.n, volgens anderen van Vlaamsehen oorsprong zijn. Op het continent ziet men de molens met draaibare kap, of in vakwoorden de „bovenkruiers" in de 17e eeuw verrij zen. Eerst in Frankrijk en Vlaanderen, later ook meer noordelijk. In Holland is volgens Dr. van Gelder de eerste bovenkruier gebouwd in 1582 te Alkmaar door den Vlaming Lieve Jansz. van Moirbeke, die zich te Alk maar had gevestigd. In 1604 paste de bekende waterbouwkundige Leegh- water de vinding bij de polderbe maling te De Rijp toe. Vooral in de 17e en de 18e eeuw moesten heel wal staakmolens (in het Engelsch „postmill) plaats maken voor steenen bovenkruiers (Eng. „smock mill".) 't Is ook uit dien tijd,jdat onze fraaie molen „de Hoop" dateert. Inlusschen hebben zich tot op den huidigen dag nog heel wat standaard- molens weten te handhaven, al is hun aantal ook sterk verminderd.**) De overgebleven watermolens deden gewoonlijk dienst, als er geen wind was. Thans zijn deze, op een heel enkele na, in ons land verdwenen. Evenzoo zijn volslagen iu onbruik geraakt de handmolens, die uien in Holland in de 17e eeuw had uitge vonden, eveneens om de windmolens bij windstilte te vervangen. De ontwikkeling der techniek schreed intusschen gestadig voort. En zoo zien we in 1789 ook weer in En geland voor bet eerst de stoom toepassen in bet molenaarsbedrijf. Op het continent verrees de eerste stoom- molen naar Engelschen trant in 1817, doch het duurde nog tot omstreeks 1830, eer van algeineene navolging sprake was. Een hachelijke periode, voor onze fraaie molens, die van zoo menig dorp het sieraad zijn en van hun silhouet niet zelden de statige hoofd figuur vormen, was hiermede ingeluid. Echter was het niet enkel de nimmer stilstaande machinetechniek die steeds dieper in het muldersvak ingreep ook de agrarische ontplooiing der overzeesche wereld ging daar een krachtig woord meespreken. Na de laatste der tachtiger jaren toch zien we den vloedgolf van Amerikaansche bloem en dito tarwe naar Europa steeds grooter omvang aannemen, en nam de fabriekmatige meelmanl- derij ook hier te lande band over hand toe. Inmiddels deed de explosie-motor zijn entree en zag menig mulder daarin een uitstekend hulpmiddel om zijn zoo in moeilijkheden gerakend bedrijf te rationaliseeren. Hij was nu van een meer geregelden bedrijfsgang verzekerd en was nu bovendien bij windstilte van nacht- en Zondagsar- beid verlost. Het viel hem dus waar lijk niet euvel te duiden, dat hij de oude drijfkracht, den wind, geheel of ten deele vaarwel zeide en aan zijn molen, in overeenstemming met de nieuwe bedrijfseischen de noodige veranderingen aanbracht, zij het ook, dat dit vaak ten koste ging van heel wat landschaps- dorps- of steden schoon. Doch nog meer wolken pakten zich samen aan den donkeren nemel van het toch reeds zoo zwaar getroffen molenaarsbedrijf. Was de productie er reeds enorm teruggeloopen, op nieuw kreeg deze een groote knauw toen in de oorlogsjaren de vereenigde bakkers verschillende meelfabrieken overnamen, deze coöperatief gingen exploiteeren en hel eigen vervaar digde meel afzet vond tot in het kleinste bakkerijtje in het meest af gelegen dorpje toe. Daar kwam nog bij, dat in vele streken van ons land niet alleen het aantal der mo tor-maalderijen van landbouw-coöpe- raties beduidend was toegenomen, doch ook in omvang hadden deze zich aanmerkelijk weten te vergrooten. Was het dus wonder, dat de molens zonder werk kwamen, en een betee- kenend aantal werd gesloopt of „ont takeld", ja scheen niet het oogenblik nabij, zooals het in een vers gew(jd aan den grooten Viaamschen molen kenner en beschermer, Alfred Ronse, Voorzitter van den Raad van Bel gisch West-Vlaanderen wordt gezegd: „alsof de molen nog slechts voor „vroolijkheid en niet meer voor winning „zou draaien?'") Komt tijd, komt raadZoo ook hier. De Vereeniging „de Hollandsche molen", die voor het behoud van tal van molens in ons land al zoo veel heeft gedaan, legde een activiteit aan den dag grooter dan o'oit. In 1924 schreef zij een prijsvraag uit i.z. het verbeteren van den oud-flollandschen windmolen, waardoor hij aan de mededinging van moderne kracht- werktuigen het hoofd zou kunnen bieden, zonder aan schoonheid te verliezen". Het was de Hollandsche molen bouwer A. J. Dekker te Leiden, die hier de oplossing bracht. Worden volgens zijn aanwijzingen de wieken (armen) van stroomlijnen voorzien en de nssenlagers in rollagers ver anderd, dan is het mogelijk, dat de molen zei fs bij zeer geringe windsterkte maalt. (De ervaring heeft uitgewezen dat de werkgelegenheid zich bij dit systeem uitbreidde van 2273 ter wijl het elïect bij dezelfde windsnel heid beduidend stijgt.'») Het vakblad „de Molenaar" droeg er niet weinig toe bij, dat deze be langrijke vinding steeds meer de aandacht onzer molenaars trok en niet zonder gevolg. Zoowel in Belgisch- Vlaanderen als in ons eigen land drong het systeem Dekker door, zoodat in Noord-Nederland thans ruim 50 mo lens zijn „verdekkerd." (In Zeeland te Koudekerke, Sasput bij Schoondijke en Ellewoutsdijk). En wat nog meer zegt, men ging de laatste jaren zelfs over tot het bouwen van nieuwe molens Het bleef echter" niet bij het sy steem Dekker. Men was ook in het buitenland meer aandacht aan het molen vraagstuk gaan schen ken, zoodat thans weer al een beter systeem, te weten het Von Bülow-systeem met zelfzwicbting, met goed gevolg toe passing vindt, o. a. op een molen te Ovezande. Om niet al te uitvoerig te worden, zullen we het bij het maken van deze korte opmerkingen op technisch terrein laten. Alleen willen we er nog op wijzen, dat de Ver. „De Hol landsche Molen" te allen tijde gaarne de hulpbiedende hand toesteekt, niet alleen door het verstrekken van tech nische adviezen, doch ook voor zoo ver de middelen dat toelaten, door bet verleenen van een subsidie. Zooals de lezers van dit blad bekend 3i kan zijn, staat de familie Dors genover restauratieplannen voor f raaien molen niet onsympathiek laten we gerust zeggen dat dezen een royaal standpunt innei Ook zij wil den molen om zijt et terlijk schoon liefst in z'n oorsp kelij ken staat terugbrengen en hou ja, heeft daarvoor zelfs offers niettegenstaande zij meent deze een oogpunt van bedrijfseconi beter op andere wijze te kunnen stemmen. Dergelijk standpunt valt sic hoogelijkte waardeeren en waar hier gaat om het al of niet onge voortbestaan van het schoon van van Tholens allermeest interess: punten is het nu aan de Tholen er door daden blijk van te ge dat zij op dit schoon van hun veste waarlijk prijs stellen. De o spreekwoorden: „De liefde kan van één kant komen," „Eendr maakt macht" en „Vele klein maken een grooten," mogen in verband in herinnering worden bracht. Volgensden bekenden Hollandse steden- en landschapskenner, H Polak, lid der le Kamer, is de molen" te Tholen een der schoo windmolens van ons land. Bent U zich van dit laatste voldoende bewust, oud-stadgenoot Ja, laat ik nog verder gaan vragenweet ge eigenlijk wel Uw aloude „stad aan 't veer" van menige kant bezien, U over vlo van de allerfraaiste stadsgezichtei bewonderen schenkt? Hoe in 3 ontwaart men dat, als men reeds j; uit Uw typische plaatsje met fraaie ommanteling,zijn buitengew schoone kathedraal en z'n fiere mo weg is en er weer terugkomt, geruimen tijd te hebben getoefi een dorp waar vrijwel elk plaatsf schoon ontbreekt. De Oostenrijksche aquarellist, fecker, noemde het schoon van Tht voor den kunstenaar een onuitpu lijke bron van begeesterin mijzelve betreft, waag ik het de boezeming van Dr. Veltenaar, die geliefde Tholen „de parel van eiland" noemde, op nog wijder ki toe te passen door te zeggen, ons oude stadje een der paarlen ons dierbaar Zeeland is. Helaas is die parel reeds al te geschonden. De wijze, waarop met de molen aan de Vlasmarkt omgesprongen, is daarvan een meest treffende voorbeelden, om ander vandalisme in de stad maa zwijgen. Én zoudt gij Tholenaren nu g(j gen, dat straks een tweede wan drocht, gelijk er al een is, zelfs der fraaiste punten van Uw keui stadswandeling voor goed zou maken Ik kan het me niet indenken ik heb er dan ook met groote doening kennis van genomen, zich uit de burgerij een comité h gevormd, dat ijverig bezig is me organisatie van een bazaar, waa als doel voorzit gelden bij een brengen om het schoon van Thol „witte molen" veilig te stellen, wordt U dus bij vernieuwing met Uw stadsschool). BravoM ook deze bazaar evenals die voor Kerk destijds, een reuzen-sm worden 1 „De Hoop" dient behouden, in [ongeschonden prach Werkt daarvoor uit alle macht Zijn het niet de grooten onder o schilders door de eeuwen heen, den Hollandschen molen bij hei ling tot het onderwerp hunner beelding hebben uitverkoren En is niet bij een der winni van den Nobelprijs voor de lel kunde de windmolen de plaats handeling van een zijner meest g zen boeken? Welaan dan Tholenaren, toont gij de crisis ten spijt oog Ei

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1936 | | pagina 1