WAARIN OPGENOMEN DE IERSEKSCHE EN THOOLSCHE COURANT NIEUWSBLAD VOOR HET EILAND THOLEN Vrijdag 13 April 1934 No. 15 Een en vijftigste jaargang Tholen, Poortvliet, Scherpenisse, St-Maartensdijk. Stavenisse, St-Annaland en Oud-Vossemeer letTers^naar pluimt UITGAVE FIRMA J. M. C. POT, THOLEN - TEL. INTERC. 16 - POSTREK. 1043 pr'Jsv6rmi""er'"g- J THOOLSGHE COURANT Dit blad verschijnt eiken Vrijdag. Prijs per kwartaal ƒ0,80; met Geïllustreerd Zondagsblad ƒ1,376, franco per post ƒ1,65 15 ct. disp. kosten. Advertentiën van 1 to 4 regels 75 ct.iedere rege De installatie van Mr. J.J. Versluijs als Burgemeester van Oud-Vossemeer. Na de koude en regenachtige dagen die we achter ons hebben, deed het milde Aprilweer aangenaam aan, toen we ons Woensdag naar Oud- Vossemeer begaven om getuige te zijn van de plechtige installatie van Oud-Vossemeersnieuwe burgemeester Mr. Versluys met zijn verloofde, mej. Sybrandi, afgehaald te Bergen op Zoom door wethouder van Gorsel, arriveerde ongeveer twee uur aan de grens der Gemeente Oud-Vosse meer, alwaar hij werd opgewacht door de leden van den Raad, met aan het hoofd wethouder Heijboer, die getooid met ambtsketen, den burgemeester verwelkomde en de Jeden van den Raad aan hem voor stelde. Daarna werd naar Oud-Vossemeer gereden, waar bij den ingang van het dorp de schoolkinderen stonden opgesteld onder leiding van de hoofden der drie scholen, terwijl de Gym- nastiekvereeniging S. S.S.; de Zang- vereeniging en het muziekgezelschap eveneens aanwezig waren. Oud-Vossemeer's Muziek vereen iging speelde het Wilhelmus dat door de kinderen werd meegezongen. De heer J. Fluijt, hoofd der O. L. School sprak hierna alsvolgt Mijnheer de Burgemeester, het is mij een voorrecht U aan de kom van onze gemeente hartelijk welkom te heeten namens de Muziekvereen., de Zangvereeniging, de Gymnastiek vereniging en de schoolkinderen met hun onderwijzers, die hier allen gereed staan om U in onze Gemeente binnen te leiden alshun Burgemeester. Het is ons een eer en een genoegen dat te mogen doen. Moge deze ont vangst voor U een symbolische be- teekenis hebben nl. deze, dat Gij niet alleen komt tot ons, maar ook dat wij komen tot U. Moge dit in de toekomst ook zoo zijn, dat U en de ingezetenen elkaar steeds weten te vinden in een wederzijdsch en hartelijk vertrouwen. Moge ik U mejuffrouw verzoeken deze bloemen van de schoolkinderen te aanvaarden. Gaarne wensch ik U toe, dal eens aan de zijde van den burgemeester, veel geluk en voorspoed in onze gemeente Uw deel moge zijn. Hierna werd door een dochtertje van dhr Ampt, begeleid door een leerlinge van de Ghr. en de R. K. School een bloemruiker aan de ver loofde van Mr. Versluys aangeboden die met een hartelijk woord van dank werd aanvaard. Daarna werd de tocht naar het Gemeentehuis aanvaardt, door het met vele vlaggen versierde dorp, waar reeds tal van familieleden van den nieuwen burgemeester en andere be langstellenden een plaatsje in de raadszaal hadden gevonden. Het bordes van het Gemeentehuis was keurig versierd, terwijl ook de raadszaal een feestelijk aanblik bood en de tafel met bloemen was versierd. Nadat allen gezeten waren opende deloco-burgemeester,de heer Heijboer de vergadering en verzocht aan Wet houder van Gorsel en den Secretaris om den nieuw benoemden burge meester binnen te leiden. Wethouder Heijboer sprak daarna het volgende: Mijnheer de Burgemeester. Heb ik U als wnd. burgemeester aan de grens der gemeente het welkom toegesproken, gaarne doe ik het hier in ons oud „Rechthuis" thans in ge bruik als gemeentehuis, te midden van den Raad en de ingezetenen. Bij dit woord van welkom voeg ik den wensch dat U door Gods goedheid zeer lang voor onze gemeente een goed burgemeester moogt zijn. Dat. dit in een raadsvergadering geschiedt is niet te verwonderen, de raad is het hoofd van de gemeente, en als burgemeester is U Voorzitter van den Raad en geeft aan de vergadering leiding. Wij begroeten U dus als burgemeester en als Voorzitter, en feliciteeren U met Uwe benoeming, alsook Uw verlooide en familie hier aanwezig. Mijnheer de Burgemeester. Er is hier voor U een zware taak en moei lijke taak weggelegd. Gedurende den tijd dat ik waarnemend burgemeester was, had ik ruimschoots gelegenheid de moeilijkheden die aan Uw ambt verbonden zijn, te leeren kennen. Ook onze gemeente ondervindt de zwaar drukkende hand Gods, en de moeilijkheden blijven onze Gemeente niet gespaard. Allerwege is achter uitgang van het welvaartspeil, de bronnen van inkomsten zijn bij velen ingekrompen zoo zeer zeils dat de noodige belastinggelden, niet, of met groote moeite opgebracht kunnen worden, de linantieele toestand onzer gemeente wordt steeds moeilijker, ook al door de groote uitgaven die de gemeente zich moet getroosten, om hen te steunen, die door de werk loosheid zijn getroffen. Het arbeidsveld dat U gaat be treden is ook door de werkloosheid veel uitgebreid. Ik hoop dat het arbeidsveld wat voor U hier in dezen geopend wordt niet alleen betreden maar ook in volle en ernstige plichts betrachting zal bewerkt worden. Mijnheer de Burgemeester, nog een andere moeilijkheid doet zich voor die Uwe taak verzwaart. Onze ge meente heeft een bevolking die in denken en gevoelen niet één eenheid is. Wij hopen dat U een burgemeester zult zijn die zich kan plaatsen boven de partijen en U in al Uw laten en doen richten naar de zuivere uitspraak van Gods eeuwig blijvend getuigenis. Hartelijk wenschen wij dat U in onzen raad een Voorzitter zult zijn, die met vaste hand de besprekingen leidt, en den goeden toon houdt. Bij alle verschil van meening kan men toch vruchtbaar samenwerken, als wij slechts bedenken, dat wij allen onvolmaakte menschen zijn, die ge makkelijk fouten en vergissingen maken, indien wij dit willen erkennen zullen wij cok toegankelijk zijn voor betere inzichten. Dan alleen zullen wij met elkander als raad der ge meente Oud-Vossemeer in deze be narde tijden de gemeentebelangen kunnen behartigen. Gaarne geef ik U de verzekering dat U dan op mijn steun en medewerking, ook in het College van B. en W. kunt rekenen. Mijnheer de Burgemeester, dag aan dag zullen vele zaken die de Ge meente en de bevolking raken Uwe aandacht vragen. Daarbij zullen ge wichtige en ook kleine zaken zijn. Ik hoop dat U ook in dit opzicht het kleine zult eeren en dat U met lust en opgewektheid zult mogen doen wat Uw hand vindt om te doen. En thans rust op mij de aange name taak U den ambtsketen om te hangen, en U te verzoeken den Voor zitterszetel in te nemen en den Voorzittershamer en sleutel van het Raadhuis als een bewijs van macht in ontvangst te nemen. Daarbij spreek ik den wensch uit dat U dit ambt van Burgemeerter van Oud-Vosse meer moogt vervullen, in de weten schap dat ook dit ambt uit God is, en dat U aan Hem rekenschap en verantwoording schuldig zijt en ook eens zult moeten afleggen. Hiermede verklaar ik U geinstalleerd als bur gemeester van Oud-Vossemeer. Spr. verzoekt daarna aan den Secretaris het besluit der benoeming te willen voorlezen, hetgeen geschiedt. Burgemeester Versluys nam hierna het woord en spreekt als volgt: Mijne Heeren, Leden van den Raad. Bij de aanvaarding van mijn ambt als Burgemeester dezer gemeente, voel ik mij gedrongen mijn oprechten dank uit te spreken jegens Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Konin gin, welke het behaagd heeft mij tot Uw Burgemeester te benoemen. Ook zijne Excellentie, den Minister van Binnenlandsche Zaken en den heer Commissaris der Koningin dezer provincie, mijn welgemeenden dank, dat zij mijn benoeming te dezer plaatse bevorderden. Bovenal echter een woord van diepen dank aan God, die het leven der menschen leidt, langs de wegen door Hem in Zijn wijsheid en goed heid bepaald, en den mensch stelt op de door Hem gewilden plaats, met de hulpe van Wien wij alle dingen vermogen. De wetenschap, door God hier in Uw midden te zijn geplaatst, en het geloof, gegrond op Zijn beloften, dat Hij niet beschaamt, dengene, die in het gebed van Hem kracht vraagt, zijn ambt uit te oefenen tot verheer lijking van Zijn naam. Deze weten schap en dat geloof doet mij thans met vreugde en moed mijn arbeid in Uw midden aanvangen, met de bede dat Hij U en mij genadiglijk wijsheid verieene, onze krachten te doen strekken tot het waarachtig belang dezer gemeente. Alleen in het vertrouwen op Hem, den Almachtige, aanvaard ik mijn ambt, een ambt, hetwelk in deze donkere tijden buitengewoon moeilijk is. Steeds nog wordt de wereld door de geesel der werkloosheid geteisterd. Uok in onze gemeente zijn talloos vele personen niet in staat door den arbeid in de behoeften van hun ge zinnen te voorzien. De arbeid, door God den mensch als een zegen geschonken, ontgaat hen. Daarvoor in de plaats getreden is de lediggang, langen tijd achtereen metalde aan haar verbonden gevaren. Die gevaren zijn groot; laten we ze niet uit het oog verliezen. Zoowel de stoiïelijke als de gees telijke nood der werkloozen dient te worden behartigd door U en door mij. Dit is een vaak ondankbare taak ik weet het, mijn verblijf te Rijnsburg heeft het mij geleerd. Men moet blijven binnen de grenzen der voorschriften door het Rijk op dit stuk gegeven, en deze voorschrif ten zullen door mij onverzwakt worden gehandhaafd, gehoorzamend de Overheid, die ze gaf. Naastdewerkloosheidsvoorschriften moet ik U wijzen op de vele crisis maatregelen, betreffende ook de be drijven, waarin vele inwoners dezer gemeente hun bestaan vonden. Deze maatregelen mogen zich niet verheugen in een algemeene instem ming, ik weet het. Toch zal de hand having dezer maatregelen door mij krachtig worden bevorderd, overtuigd dat alleen medewerking aan deze maatregelen de bedrijven onzer in woners tot voordeel kan zijn, en dat ook op dit punt verzet tegen de Over heid niet kan worden geduld. Het in het evenwicht houden van de ontvangsten en uitgaven der ge- meente-financiën baart grooter zorg dan ooit. Door de mindere financiëele draag kracht der inwoners en andere fac toren zijn de inkomsten, ook van de gemeente gedaald. De zorg voor de werkloozen eischt steeds grooter bedragen aan uitgaaf. Deze tweezijdige oorzaak brengt mede een tweezijdig gevolg, te weten: scherpe bezuiniging op de uitgaven, waar mogelijk, en verhooging der belasting-percentages. Het eerste dient voorop te gaan; het tweede zal m. i. ondanks het eerste noodzakelijk blijken. Mijne heeren, het is een heerlijke, doch zware verantwoordelijkheid, die onze roeping als Raad der gemeente op ons legt. Meer dan ooit is het thans de tijd om met handhaving van onze le vensbeginselen saam te werken. Een eenigszins uitgewerkt program van handelen U te geven, acht ik ongewenscht, alvorens ik in staat ben mij een juist beeld te vormen van de plaatselijke toestand onzer gemeente. Waar ik wel prijs op stel is, U te verzekeren, dat het mijn hoogste streven zal zijn, met alle kracht die in mij is, de belangen dezer gemeente in haar geheel voor te staan en te behartigen, wetende als Burgemeester niet geroepen te zijn tot behartiging der belangen van een bepaald gedeelte der burgerij, doch van die der bur gerij in haar geheel. Politiek behooren wij tot verse il- lende partijen, hetgeen mede zal brengen dat er omtrent verschillende vraagstukken in onze vergaderingen verschil van opvatting zal zijn. We derzijdsch vertrouwen en het streven de door ons bij de aanvaarding onzer taak afgelegde eed of belofte waar te maken, zal ons echter in staat stellen partijzucht buiten te sluiten, en de gemeentebelangen te behartigen tot welzijn van alle inwoners. Om die schoone taak aldus te ver vullen, roep ik Uw aller steun in. In het bizonder doe ik een beroep op U, heeren Wethouders, met wie ik te samen mag vormen het College van Burgemeester en Wethouders, aan wie zoovele werkzaamheden zijn opgedragen, dat eensgezindheid en eerbiediging van eikaars principes moge leiden tot het welslagen van onzen arbeid, opdat ons werk vele rijke vruchten mag dragen voor den bloei onzer gemeente. Een aangename wijze van samen werking moge er ook zijn tusschen U en mij, mijnheer de Secretaris, die reeds zoovele jaren Uw krachten aan deze gemeente hebt gegeven. Een bizon der woord van dank, wil ik nog tot u richten mijnheer Heij boer zoowel voor de hartelijke wijze, waarop u mij geïnstalleerd hebt als Burgemeester onzer gemeente en de goede wenschen, die u daarbij uitge sproken hebt, als om hartelijk dank te zeggen voor de wijze, waarop u de belangen onzer gemeente hebt behartigd tijdens de vacature van het Burgemeestersambt dezer gemeente en gedurende de dagen waarop ik afwezig was. Stelle God u nog langen tijd tot Zegen van de gemeente. Mijne Heeren, gij allen kent het wapen onzer provincie. Daarin staat het devies „Luctor et Emergo" „lk worstel en optkom". In onze provincie is in den loop der jaren veel geworsteld. Gode zij dank, telkens weer was er een ontkomen. De tijden zijn thans weder tijden van worsteling, en zullen het naar mij voorkomt nog langen tijd zijn. Het ochtendgloren van een beteren tijd daagt nog niet aan de kimme Wij weten niet wat God nog met Nederland en ook met onze gemeente voor heeft. Maar één ding weten wij, wij zijn in Godes hand. Het ontkomen, de uitkomst is al leen bij Hem. Laten wij doen, wat Hij van ons, als menschen, vraagt te doen, wor stelen met de gaven, die Hij ons verleend heeft, onze arbeidskrachten eensgezind stellen in dienst der ge meente, maar laat dan dit worstelen zijn in afhankelijkheid van en met het oog geslagen op Hem, die het al bestuurt, wiens Zegen op onze zwakke arbeid noodig is, wil onze arbeid vruchtdragend zijn en strekken tot de bloei en het welzijn van onze ge meente en haar inwoners. Hij bekwame ons daartoe, als Raad, als College van Burgemeester en Wet houders, als Secretaris en als Burge meester dezer gemeente. En hiermede aanvaard ik mijn ambt als Burgemeester onzer gemeente. Hierop spreekt de heer van Gorsel als volgt Edelachtbare Burgemeester Hartelijk gefeliciteerd met Uw be noeming en installatie als Burge meester van Oud Vossemeer. Het is altijd geen gemakkelijke taak om Burgemeester te zijn, vooral niet in deze crisis-tijd en ook niet over een gemeente als deze meteen bevolking van allerlei pluimage. Maar ik hoop dat U staande boven alle partijen gegeven mag worden, te regeeren over de gemeente Oud Vossemeer, zooveel mogelijk rekening houdende met een ieder zijn over tuiging en belangen, dan ben ik over tuigd dat U de volle medewerking en sympathie zal genieten van bijna alle ingezetenen. De burgemeester dankte voor de door wethouder Van Gorsel gespro ken woorden en hoopt aangenaam met hem te zullen samenwerken tot bloei der gemeente. De secretaris dhr W. van der Ploeg geeft de verzekering dat aan zya samenwerking met den nieuwen burgemeester niets zal ontbreken. De burgemeester dankt dhr van dei- Ploeg voor zijn toezegging en hoopt ook met hem op aangename wijze te zullen samenwerken. Hierna wordt de openbare verga dering gesloten. De burgemeester van Rijnsburg spreekt een kort woord, releveerend dat gedurende de 2ya jaar dat mr. Versluys op de secretarie te Rijns burg heeft gewerkt, hij steeds zijn beste krachten aan dit werk heeft gegeven en wenscht hem in zijn nieuwe standplaats het beste toe. De burgemeester van St. Philips- land roept den nieuwen burgemeester hartelijk welkom toe in zijn nieuwe standplaats als collega van een na burige gemeente en hoopt waar dit kan, als collega in het belang van beider gemeenten te mogen samen werken. De burgemeester van Nieuw Vos meer wenscht den nieuw benoemden burgemeester en diens familie harte lijk geluk met zijn benoeming en gedachtig aan het spreekwoord, een goede buur is beter dan een verre vriend, hoopt hij dat zij als naburige collega's onderling mogen samenwer ken in het algemeen belang. Mr. Versluys dankt al deze sprekers voor hun gelukwenschen en vindt goede buurmanschap een groot voor recht. Daarna worden de burgemeester en de genoodigden verzocht op het bordes van het gemeentehuis te komen waar de zangvereeniging Soli Deo Gloria den nieuwen burgemeester toezingt. Hierna neemt Burgemeester Ver sluys het woord zeggende: Het is mij een groote behoefte, burgers van Oud Vossemeer, U allen te danken voor de buitengewoon har telijke wijze, waarop U mij als Uw Burgemeester in Uw midden hebt ontvangen. Gij hebt dezen dag voor mij en de mijnen tot een onvergetelijke gemaakt, tot een dag, waarop wij steeds in dankbare herinnering zullen terug zien, U allen afzonderlijk te danken voor Uw hartelijkheid mij betoond door Uw medewerking aan mijn ont vangst in Uw midden, is mij onmo gelijk, daar gij in zoo groote getale daaraan hebt willen deelnemen. Niet gaarne zou ik vergeten één Uwer mijn dank te betuigen. Laat ik daarom Uw sympathiebetuiging mogen zien als die van de geheele burgerij, daarin mogen zien een uiting van eenheid, welke door mij zoozeer wordt gewaardeerd. Als Burgemeester is het mijn streven de belangen der geheele burgerij te behartigen. Ik wil U dan ook verzekeren, dat gij allen, zonder onderscheid, steeds bij mij zult vinden een open oor voor welke zaak ook het gemeentebelang betreffende.

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1934 | | pagina 1