I Tweede Blad. VAN VRIJDAG 8 APRJL 1932. LAND- EN TUINBOUW. iel Wat elke maand te doen geeft. Mi 1 In moes- en bloemtuin, keuken en kelder. Ie holt'i April; Nadruk verboden. Jog altijd ia er wat te zaaieD, als spinazie, raap- on, radijs, kropsla, wortelen, molsla, melde enz. >r de beide laatste groenten, iD vele tuinen niet end trillen we iets zeggen. Villon we molsla kweeken, dan gaan we bij de len in de leer, doen evenals zij, bedekken de aten in 't najaar met wat aarde en snijden de die aarde ontwikkelde blaadjes voor 't gebruik Muisla stelt aan den bodem en standplaats geen ge eisohen om echter flinke wortels ie kweekeD, diep omspitten aan te raden een weinig schaduw 'tnt zo evenwel voor lief, vandaar dat een plaatsje schen opgaande vruohtboomen of andere min of Br beschaduwde plaatseu nog molsla kannen inbrengen. We zaaien in MaartApril op rijen, die een ierlingen afstand 25 cM. moeten hebben; later Q we de plantjes op de rij een afstand van 10 cM- kuonen ook dichter opeen zaaien en dan later een kweekbed de plantjes op den gewenschten Hand uitplanten. Gedurende den zomer zijn de derhoudskosten gering, want heeft de paardebloem ;ens eenmaal oen plaats ingenomen, dan laat zy h niet zoo gemakkelijk verdringen. Toch is het adszaam het bed, waar ze staan van onkruid vry houden hoe ongestoorder ze in den zomer kunnen Bfgroeien, hoe grooter de kans om in het najaar tke wortels in den grond te zullen viuden. Brengen na over zoo'n bed met paardebloemen «en laagje 'de, dan zal zich daarin evenals in de molshoopen molsla ontwikkelen doeo we dit bij opvolging, j kunnen we geruimen tijd van soo'n bed oogsten. Zoodra echter de wintervorst alle groei heeft doen ihouden. is 'i ook tydelijk met onze molsla gedaan moeten we zachter weer afwachten. Om dit onder- eken van den oogst te voorkomen kunnen we 'er het bed een koudewerende laag bladeren, stroo, 't. aanbrengen, die het mogelijk maakt ook bij lerend weer molsla te soyden. Ook de Tuiumelde ontbreekt in do meeste tuinen «nmige deelen van 't land treft men ze iu den hof bij de boeren aaD, in plaats van spinazie. Op deze groente lijkt ae veel ook wat smaak be'reft maar ze is grover en groeit veel gemakkelijker, s elt mindere eischen aan den bodem dan spinazie die een vetten van ouds goed geinesten grond ver- eischt. Men beeft geel-, rood- en groenbladerige melde, de eerste soort, de gele is het smakelijkst ze wordt bereid als spinazie. Geeft de laatste een aangename groente in 't voor jaar ook in den winter van de melde kan men in den zomer* profiteeren. Evenals spinazie zaait men ze, om hel schieten tegen te gaan, by gedeelten, dus telkens wat, en wel in Maart en April. Waar ze eenmaal zaad voortgebracht en gestrooid beeft, komt ze licht ieder jaar terug waarom wo aanraden de melde niet uit te zaaien op een afzouderlijk bed, maar tusschen andere groenten. Wil men geregeld groenten in den tt^i bobben, dan zaaie men zóó dat niet alles tegelijk troar achter eenvolgens te gebruiken is. Heeft dus de groente den halven wasdom bereikt, dan kan men weer bijzaaieu. Met spinazie en raapstelen gaat dit echter niet den geheelen zomer daar deze groenten door de warmte spoedig doorschieten. Na dezen tijd zaaie men ze niet weer. Doperwten kan men echter wel tot Juli leggen. Ziju de eerste goed boven den grond of hebben ze een paar blaadjes dan legt men weer. Dit geldt ook weer voor capucijners en peulsoorten. Het is evonwel niet goed, twee jaren achtereen op denzelfden grond erwten te telen. Behandeling van Cyclamen de onde cyclamen, die uitgebloeid zijn, moeten voorloopig nog onder glas gehouden en matig begoten worden. Die welke nog bloeien of nog zullen bloeien verlangen wat meer water, doch niet te veel. Ze behoeven slechts tegen de zon beschermd te worden, wanneer ze er volstrekt niet aan gewoon waren. Ook nu nog kan men Cyclamen zaaien beter is hot echter dit in begin van Maart te doen. Hei duurt ongeveer 3 a 4 weken, eer het zaad opkomt. Men zaait ze in schotels met zuivere goed vergane bladaarde gevuld. De schotels bedekke men met eeu ruit ea plaatse ze warm in een warmen bak of in een warme kas. Zoo dra de plantjes opkomen worden ze afzonderlijk in een kleine pot gezet, onder glas een weinig warm voortgekweekt, en gedurende den zomer onder glas gehouden. Ze zullen dun in 't volgende voorjaar bloeien. Canna's en Dahlia's deze knolgewassen, die des winters op een droge plaats bewaard werden moeten thans ook aan den groei worden gebracht. Men kan ze buiten in den grond ingraven. Daar hel echter vrij laDe duurt, eer ze beginnen uit te loopen is deze wijze niet aan te bevelen. Beter is het, ze achter een bak te leggen. Daar is de grond altijd eenigszins warm en ze ontwikkelen spoediger. En heelt men ruimte in den bak, dan plante men ze daarin. Ze zijn dan beschut tegen vorst enz. Zoo dra ze goed zijn uitgeloopen, kan 't raam er worden afgenomen en behoeven ze slechts 's nachts gedekt te worden. Voordal ze op 'i perk geplant worden, kan men ze van aen scheuren. Daardoor laten ze zich gemakkelijk vermeuigvulden. ONS VOGELHOEKJE. No. 3. DE WILDE GANS. Natuurlijk heeft ieder wel eens een vlucht wilde gaozen gezien In October als ze hoog iu de lncht zoidwaarts trekkensoms in V vorm. Wij als jongens, zeiden dan vroeger er komt vórst. Die V be- teekende iu onze oogen vorst. Ook hebben de meeste onzer lezers misschien wel eens in de verte een troep wilde ganzen op het weiland zien zitten. In de verte natuurlijk, want de wilde gans laat zich niet zoo heel gemakkelijk benaderen. Anderen hebben denkelijk «el eens een wilde ganzenbont gegeten en genieteod van den lekkeren smaak en er zich niet in verdiept, hoe die wilde gans er in natuurstaat uitziet. Weer aoderett hebben 'cd bij de poelier zien hangen en gedacht'n lekkere bont, 't lijkt wel een groole eend doch over de ganzen zelf hebben ze verder niet nagedacht en nog minder dat vóór die gans bij den poelier aan den haak bing, er heel wat aan voorafgegaan, is om hem daar te krijgen De wild= gans, die in Oc'ober uit het noorden, nit vrees voor de strenge noordscbe winter, mildere oorden opzoekt, zwerft den geheelen winter door Weet Eoropa. Natunrlijk zoekt hij de waterrijkst gebieden op, zooals de uitmon dingen van groote rivieren en allerlei laagvlakten, 's Winters treft men ze iu groote troepen overal in Nederland aan, waar maar water is en lage weilandeD ook komen ze voor in bonwstreken, waar ie vooral aan hel wintergraan groote schade aanrichten. Ze zijn er evenals de eenden in groote ver scheidenheid. De soorten die bier overwinteren zijn o.l. de gewoDe wilde gans (Aoseres anee.r), de kolgans, de dwerggaDs, rietgaos, kleine riet gans, brandgans, rotgaDS en roodhalsgane. De brandgans is zwart, doch heeft witte wangen de rotgans heeft een zwarte kop, maar aan den nrk witte vlekken terwijl de veel zeldzamer roodhalsgans, zooals zijn Daam aanduidt roodbruin heeft aan kop en hals. De kolgans is grijsbruin, is kleiner dan de wilde of grauwe gans. Hij beeft een witte ring tasschen kop eo snavel en is onder de bnik wit. Ook de slagpennen vertoonen witte kleuren. De gewone wilde of grauwe gans flinke groote vogel, heeft een bl uw grijs vederdek en is zwart aan de slagpennen. Hij is de meest bekende en over hem willen we 't nu eens hebben. In 't begin van dit „vogelhoekje" schreven we dat de ganzen dikwijls in V-vorm vliegeD Op den trek naar andere oorden vliegen ze meestal op 300 h 500 M. hoogte. Vlak achter elkander. Als ge goed opmerkt ziet ge dat ze hun vleugels niet gelijktijdig bewegen en het lijkt alsof een golving door de rij gaat. Zij doeo dit om hun vleugelslag zoodanig ia te richteD, dat ieder zooveel mogelijk profileert van de beweging, die zijn voorman in de lucht gemaakt heeft. Ook kunt ge 'i soms waarnemen, dat er van voorman verwisseld wordt, het lijkt dan wel of ze oneenigheid hebben, 't Evenwicht wordt dan even verbroken en onder luid gegak eo gesnater heeft d9ze wisseling plaats. De wilde gans is een zeer scherpzinnige vogel. Wie ze wel eens heeft gadegeslagen in het weiland, kan opmerken, dat in bet midden der troep rustig wordt geraasd, doch dat aau alle hoeken der kadde, eeuige exemplaren herhaal delijk op den du kijk slaan en bij onraad een waarschuwend geluid geven. Een jager kan ze dan ook zeer moeilijk ongemerkt naderen. Typisch is evenwel, dat als men ze per fiets passeert, ze gewoon blijven zitten. Nadert een wandelaar met stok of spade in de hand, tien tegen een of ze vliegeu reeds op meer dan 300 meter afatands vau den naderenden persoon op. Bovendien mijden ee hooimijten of hooge polderdijken en schijnen instinctmatig te voelen dat achter derge lijke verhevenheden de dood op hen loert. Als in eiode Maart en begin April deze winter- gasteu zich weer verzamelen om de groote reiB naar 't noorden te aanvaarden, zijn ze bij bonderdeu bijeen op of by de Friesche meren. Per boot ot per voet gaan de jagers er dan op nit om de oa een zachte winter meestal vette voorjaarsganzen te verschalken. De jager houdt er rekening mee, dat de gans steeds in de wind opvliegt; zwemmen ze, dan is het zaak ze zoo dicht mogelijk te naderen, O wee, als ech» fok of zeil van de boot even wappert, is men op een schot afstand is genaderd, ganzen al ooder groot gesDater «vr Meest» 1 wordt hen nog een schot zonden, maar het zeer dikke dons voor de hagel die te ver af is. Ook ving men in sommige dcc land en nog wel, b.v, op Kampere' met slagnetten. We stellen ons ec> dit een zeer tijdroovend baantje is zich niet zoo heel gauw laat vaoge deed of doet men dit met lokv opgezette, en daardeganszeer kameraa is aangelegd en zich gaarne bij zijn sol voegt, moet dit de oorzaak zijn, w&o de val loopen. Voor vliegmachines zijo de ganze benauwd. Als een watervliegtuig landt koppel ganzen, vliegen ze allerlei richtij De geheele omgeving bezoedelend met b werpselen, vlochten ze onder bet oitstooj vreeselijke angstkreten weg. Ze

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1932 | | pagina 3