IERSEKSCHE
THOOLSCHE COURANT
NIEUWSBLAD VOOR HET EILAND THOLEN.
PUROL
3261
Vrijdag 3 Augustus 1Ö28.
Zes en veertigste jaargang
iolen, Poortvliet, Scherpenisse, St. Maartensdijk, Stavenisse, St. Annaland en Oud-Vossemeer.
Eerste Blad.
Transpireerende Voeten
Stukge/oopen
Thol
158.
1928.
DE
2 Augustus.
DE WRAAK VAN DEN ONSCHULDIGE.
RECHTSZAKEN.
GEMEENTERAAD.
Dit blad verschijnt eiken Vrijdagavond,
js per kwartaal f 0,80met Geïllustreerd Zondagsblad f 1,375,
franco per post f 1,65 -f- 15 ct. disp. kosten.
UITGAVE
FIRMA J. M. C. POT - THOLEN.
TELEF. INTERC. No. 16.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 75 ct.; iedere regel meer 17'/2 ct
Grootte der letters naar plaatsruimte.
Bij abonnement aanmerkelijke prijsvermindering.
PUBLICATIEN.
DIENSTPLICHT.
Wenschen omtrent inlijving.
die voor de lichting van het volgend jaar zijn
eichreven en han wensch omtrent de inlijving in
*1 van bestemming tot gewoon dienstplichtige niet
ds bij de keuring en ook niet rechtstreeks aan den
irictscommandant hebben opgegeven of wel een
ondere reden hebben, waarom hun wensch ver-
lerd is kunnen vóór 5 September a.s. hun verlangen
even ter secretarie van de gemeente, voor welke
hebben geloot. Wenschen zij echter indeeliög bij
motordienst of wenschen zij opleiding tot chauffeur,
lorrijder of halpmonteur bij de artillerie of wel
eeling als hulpseiner by de zeemacht, dan moeten
hun verlangen te kennen geven, zooals op de
nuni }P'a^Biljetten is aangegeven.
*Er kan geen zekerheid worden gegeven, dat met
tie ge
verlangen rekening kan worden gehouden.
Tholen, 2 Augustus 1928.
22
Goi
Zeventig jaar. Een ouderdom die zeer
den niet bereiken en die gewoonlijk door
i meesten onzer in familiekring bizonder
ordt gevierd.
Zoo mocht H.M. Koningin Emma gister
lar zeventigsten verjaardag vieren en
elen in den lande hebben met de Kon.
imilie dit feit herdacht.
Immers, Koningin Emma is voor ons
[Jq| olk geweest een Vrouwe die onder moei-
jke omstandigheden werd geroepen Haar
tochter Koningin Wilhelmina voor te be-
siden op Haar taak later op den jongen
eftijd van 18 jaren de Regeering over
Blau "S land te aanvaarden. Zeer jong, als
Roneisje van 20 jaar, werd zij de vrouw
uwst an Koning Willem III en na een buwe-
jk van 12 jaren werd Haar het regent-
chap opgedragen toen de grijze Koning
1890 was overleden. In Haar weduwen-
leed legde zij toen te midden van de
Itaten-Generaal den eed af, die zij onder
11e omstandigheden getrouw is nagekomen.
6 September 1898 was Haar taak als
tegentes afgeloopen en aanvaardde Konin-
in Wilhelmina de Regeering.
Het Nederlandscbe Volk wilde van zijn
lankbaarheid getuigen en schonk een som
an f300.000. Doch H. M. die steeds veel
jevoelde voor zieken en lijdenden schonk
lit geld als een fonds om aan tuberculose-
ijders verpleging te verschaffen en gaf
)ij deze groote som nog Haar buitengoed
Iranje Nassauoord te Renkum.
En steeds gaf H. M. Emma blijk van
veel te voelen voor lijdenden. Als zij ver
scheen in ziekenhuizen of sanatoriums,
dan bracht zij troost en zoo de omstan-
gheden dit noodig maakten, dan was die
troost niet enkel een woord, doch werd
het den zieke zeer dikwijls mogelijk ge
maakt door materieele ondersteuning, de
maatschappij weder te kunnen intreden,
want veel heeft Koningin Emma in stilte
voor onze lijdende landgenooten gedaan.
Ook toonde zij steeds belangstelling voor
werken op ander gebied. Heeft er in den
lande een belangrijke gebeurtenis plaats,
zooals tentoonstellingen waarbij ons land
toont dat het iets. presteert, dan ook toont
Zij door Haar bezoek nog mede te leven
met ons Volk.
En zoo is Koningin Emma een figuur
geworden die in breede kringen onzer
bevolking bemind is en zeker gaat de
wensch van heel ons Volk uit dat Haar
levensavond, die door de geboorte van
Prinses Juliana verhelderd is, nog lange
jaren een gelukkige zij.
en transpireerende haodeo en oksels moet men
behandelen met Purol-Slrooipoeder, zijnde de
tneest afdoende poeder daarvoor. In buseen
Tan 60 ct. en 1 gld. Bij Apotb. en Drogisten.
7 36533
UIT EN VOOR HET LEVEN.
Nadruk verboden.
„Wjj kunnen ons van het geweten
niet ontslaan
S. Gorter.
Waarover vandaag? Mag ik U, ter afwisseling,
ditmaal een legende vertellen, een oude Hol-
laodsche legende Ik hoop niet dat U zeggen
zult: „Wij, kinderen van dezen tijd, zijn daaraau
ontgroeid#, want in menige legeude ligt een
waarheid, een levensles, opgesloten, welke dien
stig is voor alle tijden. Zoo ook in deze, luister
maar
Ik verplaats U, met Uw gedachten, naar de
onde stad Leiden. Even vóór Leiden splitst zich
de Rijn in twee lakken, den ouden eo den
nieuwen Rijn, die binnen de stad, aan de Visch-
brog, zich weer vereenigeD. Het eiland, door de
beide takken gevormd, heet: de Waard; op den
uithoek er van stond in de 12de eeuw een
adellijk slot, dat aan de ridders van de Waard
toebehoorde.
In den tijd door de legeude bedoeld, werd
het slot bewoond door een grijzeD, edelen ridder
en twee zoon9zijn vrouw was gestorveD. In
zijn zoons zag hij de hoop van zijn geslacht,
dat door hen voor uitsterven zou bewaard blij ven.
Beide knapen had bij innig lief, maar in het
diepst van zijn hart beminde hij Herman, den
joDgste, het zeerst, omdat deze, uiterlijk eo
iunerlijk, hem herinnerde aan zijn diep betreurde
Hildegonda. Herman had de fijue blonde lokkeu,
den vrieudeiijken oogopslag en het zachte vrome
gemoed van zijn moederook haar medelijden
met alles, wat zwak en lijdend was, had hij
geërfd. Otto, de oudste, was een schoone jonge
man, met fiere, doch ruwe trekken en een ruwe,
gebiedende stem. Werd Hermans naam overal
in den omtrek met eere genoemd, voor Otto
koesterde men algemeen angst en vrees.
Deze gezindheid ontging Otto niet't deed
hem goed, dat hij werd ontzien en dat men
hem vreesde, maar het gaf hem ergernis, dat
zijn broer door de landlieden met eerbied en
genegenheid werd bejegend en vooral, dat bij
klaarblijkelijk de lieveling was van zijn vader.
Otto begoD zijn broer te haten om diens zacht
moedigheid de nijd sloop in zijn geest en
vergiftigde wat er uog goeds eo edels in zijn
gemoed leefde. Als zijn broer, die niets kwaads
vermoedde, hem tegemoet kwam met echt broe
derlijke vriendelijkheid, dan verzachtte dit den
wrok in Otto's hart geenszins, maar gat integen
deel aan het vuur van den haat nieuw voedsel.
Op eeu laten namiddag stood Otto in den tuin
van het kasteel, toen Hrruuao hem naderde.
„Ik zag daar zoo even# zoo sprak de laatste
vriendelijk „dat krijgslieden een oudeu mao
naar den torenkerker sleepten ik vroeg huo,
op wiens bevel zij dit deden, en zij antwoordden,
dat gij hun dit gelast hadl. Zeg me, Otto, wat
heeft die oade man misdaan heeft hij in zoo
erge mate je toorn opgewekt „Ja#, antwoordde
Otto met een doivelschen lach „ja, hij heeft
me heleedigd, gehoond Toen ik langs zijn hut
kwam, schoot hij weg; zeker om niet verplicht
te zijn mij te groeten. Maar ik zal hem zijn
misdaad doen gedeukeo, dat zweer ik bij mijn
zwaard 1#
Nu schoten Hormat/s anders zoo vriendelijke
oogen vonken van verontwaardiging, en met een
stem, waarin niets weeks meer klonk, sprak hij
En ik zeg je, broer, dat je daad laaghartig is 1
Die wraak op een grijsaard is een ridder on
waardig. Laat hem los, of ik ijl naar vader en
ontdek hem je misdaad
//Dat nooit I# riep Otto buiten zich zelf
vau woede, „Vervloekte melkbaard, steeds sta
je tosschen mij eo de boeren, tusschen vader
en mij. Daar moet een eind aau komen
Een zwaard flikkerde door de lucht, daar klonk
een onderdrukte kreetDe broedermoord
was geschied..., Elauw klonken de laatste
woorden uit den mond van den stervende
z/Otto, ik vergeef je 1 De moordenaar snelde
weg, naar de burcht, 't Was of de furiëu met
haar bloedige geesels hem reeds vervolgden
Eenige uren laten zaten vader en zoon aau
het avondmaal. De grijze ridder werd onrustig,
toen zijn jongste tegen zijn gewoonte, uitbleef.
Zijn onrust steeg tot angst. Eo toen hij Otlo's
vreemde houding opmerkte, vroeg hij eeusklaps
sidderend: „Otto, spreek! Waar is je broer?
Ik zie 't aan je oogeD, dat je 't weet.#
Woest sprong toen de oodste overeind eo beet
zijn vader toe ffUw laffe, weeke zoon werd
naar verdienste gestraft. Hij heulde roet het volk
en heeft nu huu vaLcheu aard ondervonden
een dorpeling heeft hem verraderlijk vermoord
Vermoord, vermoord door een dorpeling I#
kermde de grijsaard. Maar dar opeens: „Neen
Otto, neen, dat kan niet «aar zijn Herman
was bemind door allen I#
//Welnu, als je dau de waarheid hooren wilt,#
barstte de moordenaar uit//hij viel door deze
hand, hij, je eenige lieveling
Ontzet staarde de vader zijn oudste aaD, met
een blik vol afgrijzen. En dan klonk zijn vloek
*Kaïn, je hebt je broer vermoord Vloek over u
Bewusteloos zouk de oude in ziju stoel, en Otto
snelde naar buiten in den stikdoukeren nacht
Tot zoover het eerste deel der legende. Het
tweede deel verhaalt ons de wraak van den
onschuldige. Hier volgt zij. Het leveo van den
grijzen ridder was geknakt, kwijnend bracht hij
den winter door, daarna stierf hij. De moorde
naar kwam terug om bezit te nemeu van zijn
7aders naam en goed. Hij besloot een streng,
onverbiddelijk heer te wezen. Maar zie, toen hij
door den slottuin ging en de plek naderde,
waar zijn broer door zijn zwaard was gevallen,
trad hij plotseling ontzet achteruitvoor zijn
voelen lag een groote bloedvlek. „Graaft uit dit
plek beval hij zijn dienaren. Zij deden alzoo.
Maar nauw was de vlek verdwenen, of zij ver-
loonde zich weer. Koud zweet brak Otto uit en
hij krijschte „Spit den grond oui, maak daar
een kuil, plant er gras en bloemen IJdele
moeite Het bloed kleurde den grond en het
gras en de bloemen Eo de ridder voelde,
dat de rust hem verliet en de wroeging met de
ijzeren klauwen haar de borst verscheurde. Die
bloedvlek vervolgde hem overal.... Hij deed
wat in zija vermogen was om haar uit te wis-
schen, alles vergeefsch I
Op zekeren morgeu verdween heer Otto uit
ziju kasteel en keerde niet weer. Niemand ver
nam van zijn einde, en zijn riddergoed viel ten
deel aao deo graaf van Holland. Naar de sage
vertelt, was zelfs in de 18a eeuw de bloedvlek
in deo tuin nog le zien. In de 19e eeuw en
later Diet meer. Onze tijd is te prozaï-ch ge
worden, om met haar verbeelding het volksge
loof bij te staan. Maar wat in onze dagen nog
even duidelijk spreekt als ten tijde van heer
Otto, dat is de stem van het geweten, door de
bloedvlek afgebeeldde vlek, door geen om
spitten of opgraven ooit te verwijderen. Het is de
zekere wraak van den onschuldige.
YPSILON.
voelen, verzachiengeneeslmenmel
Dooi 30-60. Tube 80 ct. Bij Apoth. en Drogisten
7 bu
8 36634
LAND- EN TUINBOUW.
Wat elke maand te doen geeft.
(Ie helft Augustus).
Nadruk verboden.
Winterspinazie en veldsla worden thans gozaaid
op de bedelen die leeg zijn gekomen, waarop b.v.
erwien en peulen gestaan hebben. Voor dat men
zaait, wordt het land eerst diep omgespit en goed
vochtig gemaakt, indien het te veel is uitgedroogd.
Het zaad voor winterspinazie moet rond zijn, dus
niet zooals men in 't voorjaar gebruikt, dan neemt
men scherp zaad. Zaai niet te dik, en komt de
groente nog dik op, dun ze dan wat uit. Ge krijgt
dan groote bladeren. Veldsla kan wel wat dikker
gezaaid worden. Overigens is de behandeling nage
noeg dezelfde. De grond moet goed vochtig zyn,
bij droog weer slaat men hem plat met een platte
schop. Wij herinneren nog voor velen, die dit niet
weten, dat spinazie kan overwinteren en dan in 't
voorjaar weer begiut te groeien. Daar zijn nog zeer
velen ook, die meenen dat spinazie alleen een voor
jaarsgroente is. 't Is andera men kan bij gunstig
weer, deu heelen herfst door spinazie telen, en dit
is van belang, omdat zij een bij uilsiek gezonde
groente is en aan vele patiënten wordt voorge
schreven. Dezen behoeven dus niet hun toevlucht
tot hlikgroenien le nemen.
Op den kouden grond kan men nu nog wel eens
wortelen zaaien, maar langer moet men niet wachten.
Bij een mooien nazomer kan men ze zelfs in
't laatst van October en in November nog plukken.
Is de nazomer niet gunstig, dan blijven ze wellicht
voor 't gebruik te klein. In dat geval laat men ze
staaD en bedekt ze gedurende den winter met stoo,
nog beter met bladeren. Is de winier voorbij, dan
ontdekt men ze, waarna ze weer gaan groeien. Dan
hoeft men vroeg in 't voorjaar al worteltjes van den
kouden grond, Wie een bak heeft, zaaie nu in den
bak, men kan dan als het koud wordt, de ramen
opleggen, en over 2, 3 maanden nog jonge wortel
tjes eten.
Einde Juli, begin Augustus begint de pluk der
stokboonen. Men plukke ze bij warm weer om den
anderen dag. Snijboonen toch mogen niet hard zijn,
wat ze nu spoedig worden en waardoor ze hun
malschheid vorliezen. Heeft men er op eeu oogen-
olik veel van, dan kau men ze in een koelen kelder
lang bewaren, 't Is echter eisch, dat men ze goed
uit elkaar legt. Eenigzin» anders is het met suiker-
of spercieboonijes. Deze heeft men het liefst, als er
boontjes in beginnen te komenhet plukken op
tijd komt er dus niet zoozeer op aan. Voor den
inmaak gebruikt men evenwel de jonge, die moet
men dus plukken als er nog geen boontjes iuziuen.
'k Wil hier nog iets zeggen over het zaadwinnen
vaD meloenen en komkommers. Het zaad in de
meloen aanwezig zot men eenige dagen in water.
De vruchtbare zaden zakken naar beneden, de looze
blijvon drijven, zoodat men het goede gemakkelijk
herkent. Men laat het water wegloopen en laat het
goede zaad op een bakje in de zon drogen, tot de
pitieu goed hard zijn geworden. Gedurende den
winter bewaart men het zaad op een droge plaats,
b. v. in doosjes, waarin gaaijes gemaakt zijn om de
lucht toe te laten. Wat't zaadwinnen betreft, worden
de komkommers eveneens behandeld. De komkom
mers late men echter zoolang liggen, tot ze byna
tot rotting overgaan. Dan snijdt men ze open en
neemt er het zaad uit.
In den bloemhof. Op verschillende tijden worden
de rozen vaD stek gestoken, deze tijd is zeer aan
le bevelen. Men neemt hout dat uiigebloeid is, de
stek wordt in eeu schuiusche richting lang» een
oog gesneden, in zuivere aarde gestoken en in de
volle zon geplaatst. Na 2 a 3 weken maken de
stekken reeds worteltjes, waarna ze in een klein
potje opgepot en in den winter vorstvrij gehouden
worden. Ook steekt men ze wel in October of
November onder glas in wit zand, de eerste manier
is echter beter, omdat de plantjes ..an in 't voor
jaar niet doo1- het oppotten te lijden hebben, als bij
de tweede manier moet geschieden. Alle soorten
rozen laten zich gemakkelijk van stek kweeken,
sommige echter zullen van stek niet zoo goed bloeioo,
voor deze is het beter zo te occuleeren of te ver
edelen.
U wilt a.s. voorjaar Cineraria's in bloei hebben
of ongeveer Mei op een perk zetten. Dan moeten
ze nu gezaaid worden. Dadelijk na het zaaien in
de schaduw en bedekken met een glasruit. Na het
opkomen de ruit er af. De plantjes worden zoodra
ze groot genoeg zijn, elk afzonderlijk in een klein
po je gezet en na eenigen tijd iu grootere potten
overgeplant. Een goede grond voor Cineraria's is
vergane bladaardo met paardemest of met oude
koemest vermengd. De grond moet vast aangedrukt
worden, daardoor blijven do planten lager en stem
miger bij het groeien. Laat de planten zoo lang
mogelijk buiten blijven Gelijkt het weer naar vorst
clan kan men er eeu mal voor zetteu. Ongeveer
November gaan de planten naar binnen en worden
zoo koud mogelijk bewaard. Vorstvrij houden is
reods genoeg.
Nauw verwant aan de Cineraria's zijn de Calceo-
laria's. Haar behandeling is ongeveer dezelfde, zij
worden nu ook gozaaid. Daar het zaad echter wat
fijner is, moet men geen aarde over 't zaad strooien,
maar het slechts met de hand wat aandrukken.
Ze worden ook eerst in kleine potjes gezet, later iu
grootere. Zijn de plan'jes niet te groot, dan kan
men ze wel in kleine poijes laten overwinteren en
ze in 't voorjaar verplanten.
Door deu Kautonrechter werd Maandag uit
spraak gedaan io de zaken der autobusonder
nemers M. J. M. te Stavenisse en W, K. te
Oud-Vosseuieer, wegens het iu strijd met de
wet uitoefenen van een autobusdiei.st. Beide
werdeu veroordeeld tot f3 boete, subs. 3 dageu
hechtenis.
OUD-VOSSEMEER, 31 Juli, 's voormiddags
II uur.
Voorzitterburgemeester C. W. Snijders,
secretaris de heer W. van der Ploeg.
Afwezig de heeren Heijboer, den Engelsman
en Vermet.
De notulen der vorige vergadering werden
oovcraoderd goedgekeurd en vastgesteld.
Ingekomen stukken:
Een schrijven van de heeren Wiskerke. Goe-
degebuure en Rijnberg, dat zij bun benoeming
tot lid der commissie tot wering van school
verzuim aannemen.
Van deu Ambachtsheer Jhr. van Doorn van
Koudekerke, dat hij zijn eenmaal aangenomen
standpunt, inzake talud en trap aan den Vosse-
meertcheu dijk niet wenscht prijs te geven en
de gemeente Diet van haar verplichting wentcht
te ontslaan tevens meldt hij, dat het gebouw
der Ambachtsheerlijkheid aan zal sluiten aan
bet electn?ch net.
Met algerneriie stemmen werd bovenstaande
voor kennisgeving aangenomen. Ter tafel komt
een iu vorige vergadering aangehouden verzoek
van C. van Dijk°, om plaatsing van zijn achter
lijk kind, op een instelling voor dergelijke kin
dereu. Iu verband hiermede was toegevoegd
een gunstig advies vau dokter Vermet.
De voorzitter acht het gewenscht, met het
oog op de vele kosten, eerst het advies in te
wachteu over het kind van Van Dalen, dat
geplaatst is te Ermelo.