IERSEKSCHE EN
THOOLSCHE COURANT
NIEUWSBLAD VOOR HET EILAND THOLEN.
Uw Haar
2213.
Vrijdag 2 September 1927.
Vijf en veertigste jaargang
Dien, Poortvliet, Scherpenisse, St. Maartensdijk, Stavenisse, St. Annaland en Oud-Vossemeer.
Eerste Blad.
Betje van de Oranjeboom
«©e Goud^nJhcfzrï'
60 CENT PER '2 POND
FIRMA J. M. C. POT - THOLEN.
Drankwet.
b.0
Uit en voor het leven.
wordt gezond en sterk
het krijgt mooier glans
het wordt vrij van roos
het blijft beter zitten
't voldoet iedereen 35281
GEMEENTERAAD.
Dit blad verschijnt eiken Vrijdagavond,
per kwartaal f 0,80met Geïllustreerd Zondagsblad f 1,375,
franco per post f 1,65 -f 15 ct. disp. kosten.
UITGAVE
TELEF. INTERC. No. 16.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 75 ct.iedere regel meer l772 ct.
Grootte der letters naar plaatsruimte.
Bij abonnement aanmerkelijke prijsvermindering.
PUBLICATIËN.
e, Ag
C.
isag
ite-
n en
DIENSTPLICHT,
stelling wegens kostwinnerschap enz.
Uitstel van eerste oefening.
Burgemeester ven Tholen brengt onder de aan
ren degenen, die voor de lichting van het
d jaar tot gewoon dienstplichtige zijn of worden
id, dat vrijstelling wegens kostwinnerschap
regen9 persoonlijke onmisbaarheid in het
een moet worden aangevraagd omstreeks drie
ien vóór bet tijdstip, waarop de ingeschrevene
orden ingelijfd,
aanzien van hen, wier inlijving zal plaats
binnen drie maanden na ontvangst van de
mnisgeving betreffende de toewyzing aan een
deel van de landmacht, of de zeemacht geschiedt
anvraag binnen 14 dagen na ontvangst van
1de kennisgeving.
Iitaat de reden van vrijstelling eerst na den
iven aangegeven tijd, dan geschiedt de aan-
binnen 14 dagen nadat de reden van vrij-
ig is ontstaan.
itrent elk der genoemde redenen van vrijstelling
voorts hetgeen op de aanplakbiljetten vermeld is.
olen, den 29 Aog. 1927. 28
Bargemoester van Tholen maakt bekend, dat
Dinsdag den 6 September 1927, des namiddags
ore, eene openbare vergadering van den Raad
egd.
Punten van behandeling
Installatie der raadsleden.
Benoeming van Wethouders.
Ingekomen stukken,
olen, den 31 Augustus 1927 9
rgemeester en Wethouders van Tholen brengen
penbare kennis, dat op 25 Augustus 1927, bij
ingekomen een verzoekschrift van Laurens
ilis de Jonge, van beroep slagersknecht, wonende
itterdam, om vergunning voor den verkoop van
en drank in het klein in de navolgende localiteit:
rechter beneden voorlokaal van het perceel,
11/ itraal bekend gemeente Tholen, sectie F, no. 497,
selijk gemerkt no. 30, en gelegen aan de Visch-
aldaar.
noen twee weken na de dagteekening dezer bekend-
kan ieder tegen het verleenen van deze ver
ing schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en
louders inbrengen,
lolen, 1 September 1927.
sten
ean
(Nadruk verboden.)
Een praatje over den slaap.
ndien iemand ia een gezelschap geeuwt, dan
en er allicht meer. Ik hoop nu maar, dat
aand van mijn lezers en lezeressen bij het
i der volgende regelen, of misschien reeds
het opschrift, in slaap valt, tenzij het iemand
ht zijn, die aan slapeloosheid lijdt, die mij
ongetwijfeld zeer dankbaar zal wezen,
ets geheimzinnigs is toch de slaap! Ge legt
neer, vermoeid, en even later heeft hij U
logen, ot wel hij overvalt U terwijl Ge in
FEUILLETON
Verhaal uit het oude Baarn
door J. Lindenkom.
II.
Hetft U geeo ander biljet?"....
Dat aal mijn man misschien «eten, ik niet."
En Uw man is?"
,Op zolder.... hij is aan 't zakken uitkloppen,
molenaar zit er op te wachten."
Ukken uitkloppen. De ambtenaren keken
raar zoor aan en Nanning zag weemoedig
r het zwart san zijn lakenscbe jas. De oude
een slipjas aan «an onbestemde kleur, die
is of groen of bruin of zwart kon wezen, net
ir dat loerallig het licht er op viel. Maar
oniog was netjes, keurig in 't pak altijd, dat
bij wezen, want de kleeding van vrouw en
deren eischte geeu deel van zija tractement op.
De kommiezeo kenden de hatelijkheid. Als een
tker ze verwachtte dan moest hij toevallig altijd
Aeo nitkloppen. Bij badze zeker zien aaakomen.
Vooruit maar, dat zijn de tegenheden van het
bt. De twee mauDen klommen de trap op eo
luniog duwde het luik omhoog, teDmiDSte hij
Ide het doeD. Het ging niet omhoog. De oode,
een dikke stok in de band had stootte langs
inning heen met kracht tegen het luik eu
boven kwam een geluid, dat zeker „wiedaar"
>est beteekeneu.
Ambtenaren, riep de oude, wij komen peileo,
uw stoel zit. Zonder dat ge 'l wilt sluit hij u
de oogeD, Uw bewustzijn verflauwt en werkt
alleen na in droombeelden; de spieren ontspan
nen zich, de snelheid van den pols neemt af,
evenals de lichaamstemperatuur, terwijl de adem
haling kalmer is en minder diep dan bij bet
ontwaken. De nitwendinge zintuigen slaken bon
werkzaamheden, alleen het gehoor blijft tamelijk
actief. Want op de roepstem van een uwer hnie-
genoolen of het geluid van den wekker wordt ge
wakker. Ik meeo te mogen zeggen, dat dit praktisch
is ingericht, Want stel u voor, dat het niet zoo
wat, en dat o gewekt moest worden door oozacht
heen- en weerschodden, of wel door eeo stortbad
met kond water, wat men op z'n Zondagsch een
prikkel gelieft te noemen niet waar, 't zoo
minder aangenaam, dik wijk zelfs heel ongerieflijk
zijn. 't Is eigenaardig, dat ook het wegnemeo vao
een prikkel ieooand kan doen ontwakeD. Een
fabrieksarbeider, bij zijn machine ingedut, wordt
met schrik wakker als de machine plotseling
stilstaat zoo gaat het ook den molenaar, gewend
aan het gedruisch van zijn moleD, als zijn knecht
dien tijdens zijn slaap stilzet. En de man die
in zijn stoel is ingedommeld ooder het gebabbel
van zijn praatgrage echtgenoote, ontwaakt uit
zijn sluimering als zij op eenmaal zwijgt.
De slaap is wel geheimzinnig, alleen de adem
haling verraadt, dat we nog leven, en het is
dan ook niet te verwonderen, dat in de fabel
leer der onde Grieken de slaap en de dood
tweelingbroeders werden genoemd.
Het verschijnsel van den slaap is in de Natuur
algemeenmeuschen, dieren en planten zijn er
aan onderhevig. Maar we zien het des te krach
tiger in zijn werking, naarmate we lager op de
ontwikkelingsladder afdalen; de eenvoudigste
vorm van het leven, de onzichtbare bacterie,
kan het langst eu het meest weerstand bieden
aan een toeetand van algeheele verdooving en
gevoelloosheid. De sterkste staaltjes van het
behond van den levenskern vindt men bij de
planteD. De beroemde Zweedsche natuurkenner
13
indien gij het des morgens
inwrijft roeteen weinig Parol
Linnaeus, die in de 18e eeuw leefde, had mos
plantjes behoorlijk geperst en gedroogd. Honderd
jaar later kreeg een achterkleinzoon ze in handen,
het goedje was geheel verdroogd, maar na be
vochtiging ontkiemden nieuwe mossen uit het
zaad, dat dus na verloop van een eeuw Dog niet
dood bleek te zijn.
Bij sommige dieren wordt de ij9slaap waar
genomen; men ziet er voorbeelden van in de
poolstreken, waar karpers en andere visschen
volkomen invriezen; brengt men ze bij het vuur,
dan ontdooien ze en het leven keert terug.
Hetzelfde gebeurt met een kikvorsch, dien men
heeft laten invriezen z<5<5, dat hij geheel en al
door een ijsklomp omgeven is. Laat men het ijs
naderhand zachtjes ontdooien, dan komt het
diertje weer bij, kikkert zelfs heelemaal weer
op en kwaakt weer even lustig als te voren.
Natuurlijk is er een greQs, een temperatunr, die
voor het leven van het beestje gevaarlijk wordt,
maar hij kan heel wat konde verdragen. Bij
proeven door een Franschman genomen, bleek
dat kikvorschen een kou van 28 graden onder
nul konden doorstaan. Visschen overleefden
het invriezen bij 15 graden. Duizendpooten
bleken een bizonder taai leven te hebbeD, ze
waren zelfs bij 50 graden niet dood te krijgen.
Ze werden echter overtroffen door de slakken,
die niet minder dan 120 graden haalden, een
kou waarvan wij ons geen voorstelling kunnen
maken. Doch ook de elakken moeten in dit op
zicht nog achterstaan bij de bacteriëndez9
staken alle dierlijk leven de loef af. Er zijn
bacterie-soorten, die zelfs bij 200 graden Celsius
onder nul het niet opgeven; dit is eer» kou, die
alles doet verstijven en de lucht vloeibaar doet
worden. Van menschelijk standpunt gesproken,
zouden we zeggen: jammer, dat ze zoo'n taai
leven hebben; als we namelijk bedenkeD, dat de
bacteriën het zijn, die vele besmettelijke ziekten
onder roeoscheo eo dieren voortplanten. Merk
waardige proeven heeft men genomen met milt
vuurbacillenze werden blootgesteld, eeo week
lang, aan een temperatuur van 190 graden onder
nul; dit is een temperatuur, zoo als er volgens
de wetenschap waarschijnlijk heerscht in de lucht
ledige ruimte tasscheu maan en aarde, de ba
cillen werden niet vernietigd. Toen probeerde
men het uiterste, men verwekte een kanstmatige
kou zóó hoog als de mcnsch vermag voort te
breugen252 graden Celsius onder nul! Na
een verblijf van 10 uren in dien toestand ble
ken de bacillen nog ongedeerd, althans onver-
nietigd.
't Is bekend, dat verschillende hooger ont
wikkelde dieren in het Noorden gedurende den
kouden winter, en andere in tropische gewesten
in den drogen tijd, zich door een onafgebroken
slaap beveiligen. De egel teert gedurende zijn
winterdutje op het vet, dat hij in den zomer
tusschen Dek, rug en schouders heeft verzameld.
De dwergmaki, een aapsoort van Madagaskar,
gebruikt zijn staart als voedsel-reservoirin het
goede jaargetij wordt zijn staart vetgemest om
er op te teren tijdens de lange sluimering.
Evenals deze aap is de krokodil een z.g. „droog-
slaper", hij slaapt diep in de uitgedroogde modder.
En we lazen van een aalsoort op Celebe9, die zich
gedurende het droge seizoen inmetselt in klei en
door de huid ademhaalt. Nog willen we melding
maken van een soort sluimering, welke wel stof-
slaap is genoemd. Men zou zeggen: in het dorre,
onvruchtbare stof moet wel elk leven verstikken.
Toch zijn er diertjes, die als 't ware geheel in
het stof opgaan om naderhand weer geheel tot
het leven terug te keeren. In dakgoten eu in
boomschors leven heel kleine insecten (beer-
diertjes e. a.) die geheel en al verschrompelen
als ze een tijd lang van water verstoken blijven
ga van het luik af. Doe open dat luik
„Ga je gang maar 1"
Het zware luik ging door middel van een
touw met tegenwicht gemakkelijk open, maar
toen NanniDg tot borsthoogte boven het zolder
gat uit was week hij onwillekeurig terug want een
witte meel wolk vloog hem pardoes in 't gezicht.
„Vooruit kerel, riep de onde want bij den
stap terug botste hij den ander bijna van de leer
af vooruit
De witte wolkeu vlogen in 't rond, de bakker
sloeg zijn zakken als een razende. Aanvankelijk
konden de twee ambtenaren niets onderscheiden.
,/t Luik dicht als je blieft heeren"
NaDning wilde het luik laten vallen, maar de
oude hield hem terug.
„Als je 't luik dicht wil hebben, doe je 't zelf
maarl"
„Nou non, de heereu zijn niet in 't humeur
vao middag," zei de bakker kalm, terwijl hij
het luik deed daleo. Toen begon hij weer als
een woeste aan 't kloppen.
„Je hebt zooeven meel ontvangen," hebjeeeD
accijnsbriefje?
,,'k Heb geen meel ontvangen"
De bakker bleef door kloppen en geen van
beiden vroeg hem daarmede uit te scheideD, zij
wisten wel dat hij het toch niet doen zou.
„Geen meel ontvangen? Wat dan?"
„De heeren hebben alleen maar te maken met
meel. Geen meel, da's genoeg"
De zakken leken erg slecht uitgeschud want
zulke wolken wit poeder, die kondeo haast niet
uit een meelzak komen.
De zolder wts maar klein van oppervlakte en
E>16CitLAAR 5 KOPHE BOOn VOOR BOOM KWALITEIT
KOFFIE
f£££s
A.v-P. E>IGGELAAR C2 POQ5EMDAAL
al de uiterlijke vormen sterven af, als stofkorrehjes
blijven ze roerloos liggen, of worden door den
wind naar alle hoeken verstrooid. Komeu ze
weer met water in aanrakiog, dan zwelt het
korreltje weer op, de ledematen vormen zich
weer, en eindelijk keeren ook de levensgeesten
terug.
Ten «lotte noem ik nog even de langdurige
slaaptoestand, bij menschen, dien we kenDen als
//slaapziekte*, hier komt ze slechts sporadisch
voor, maar in Centraal-Afrika heerscht ze als
besmettelijke ziekte. Men leze het boek van
Prof. Albert Schweitzer over ziju verblijf te
Lambarene in Centraal-Afrika, waar door hem tal
van lijders aan slaapziekte door ader-inspaitingen
worden behandeld. ÏPSILON.
was spoedig doorzocht. Rechts van bet luik was
de korenzolder, daar lagen een hoop tarwe eu
een hoop rogge, beide gedekt met schoone zakken
tegen het meelstof.
De oude schroefde den knop van zijn stok los,
het was een degenstok. Hij stak het lange stuk
metaal hier en daar in de hoopen koren. Daarin
was niets. Links van het luik was de builzolder.
De buil stond iu een vertrekje, met latten en
linnen afgescheiden en dat een heel licht deurtje
had. Dat deartje was op slot.
„Da sleutel van den builzolder" beval de
oude kortaf.
De bakker staakte zijn geklop eu wroette
tergend langzaam eerst in den rechter- toen iu
den linker broekzak. De sleutel was er niet.
Daarna in het linker- dan iu het rechter vest
zakje, Hij moest daarvoor eerst het boezeroen
loskuoopen en toen knoopte hij het weer vast,
wal eveneens uiterst langzaam ging. Toen keek
hij een keer hulpeloos den zolder rond alsof
zoo'n sleuteltje een ding was dat ergens in de
lucht zweefde eu eindelijk, toen de oude op
't punt stond nit zijn vel te springen, vond hij
het ding eiudelijk toch in den zak van zijn broek.
Maar het sleuteltje paste niet. De oude pro
beerde. Nanning probeerde.
„O, wacht eens heereu, ik heb jelui per abuis het
verkeerde gegeven, hierzoo, dat is het goede."
Nanning ruilde de sleuteltjes en toen hij zich
weer omdraaide, flap, flap, uit de meelzak joegen
weer dikke wolken, precies in zijn richting.
Het builk&mertje kon maar juist de builkist
bevatten ea dan was er precies ruimte voor
dengeen, die stond te draaien en achter de kist
POORTVLIET, 30 Augustns.
Voorzitter wethouder Van der Slikke, wegens
afwezigheid van den heer W. Dronkers, Burg.-
Secretari?.
Aanwezig zijn alle leden.
De notulen van de vorige vergadering worden
na lezing oogewijzigd vastgesteld.
Ingekomen zijn
Verslag van deo Keuringsdienst van waren
in het gtbicd Goes en verslag vao de N.V.
Waterleidingmij Tholen, die beide voor de leden
ter inzage zullen gelegd worden.
kon net iemand de zemelen wegschuiven, verder
was er plaats voor een of twee zakkeD. Er stond
een heele en een halve zak meel, doch die waren
allebei nog door het laatste briefje gedekt.
Tusschen het builkamertje en de schuinte van
het dak was een bedstede getimmerd, waar het
knechtje sliep. Het was een bekrompen slaap-
gelegenheid, maar de gordijntjes en dit had
Nanniog bij eeD vorige gelegenheid al eens
gezien het bedlinnen waren hagelwit.
Werktaigelijk sloeg NanniDg het eene gor
dijntje opzij. Geen beddegoed, maar zakken.
„Hé'n rare plaats om zakken te bergen 1"
„Heel gewoon beereo, mijn nieawe knechie
slaapt bij zijn moeder thuis, ik heb geeo schepel
ruimte te veel, geen wonder dat ik daar mijn
boekweitdoppen berg. Dat zijn zes zakkeD, die
Hein zoo juist gebracht heeft.
Bakkers, die niet veel roggebrood bakken en
niet den geheelen oveD vol kunnen maken, dekken
het brood met nat gemaakte boekweitdoppen ten
einde een zachte korst er op te krijgeD. De oude
wist dit wel en daarom vond hij het niet vreemd
dat dit oueetbaar materiaal aanwezig was.
Hij bevoelde den bovensten zak, ja, er zaten
boekweitdoppen in. Maar alleen doppen?....
Hij kon met zijn degen moeilijk door het linnen
van den zak steken. Nanoing beurde er een uit,
de krop werd opengemaakt, het dunne metaal
ging gemakkelijk tot den bodem toe.
De ambtenaren wilden zeker van hnn zaak
zijü, alle zes de zakken beurden zij uit de bed
stede, maakten ze open, peilden ze, niets dan
doppen,
(Wordt vervolgd.)