van Zaterdag 5 Mei 1923.
Tweede Blad.
GEMEENTERAAD.
Pr
erseksche en Thoolsche Courant
Ir JOKT VLIET.
iaodag 30 April, 's avonds 6 unr
ihalve de heer Chr. P. van der Slikke waren
leden tegenwoordig.
lezing van de notulen merkt de heer
Zorge op, geen geestelijke bezwaren tegen
aterleiding te hebben geopperd, omdat dit
ziu meer zou hebben gehad nu de water-
urfig er is,
hernieuwde lezing blijkt dat dit ook niet
nj{ notulen staat vermeld en deze luiden,
ltj s de heer van Zorge zich had uitgelaten
larna worden ze goedgekeurd
gekomen zijn
missive van Ged. Staten houdende mede-
der goedkeuring van het besluit tot
Jfing der opcenten op de vermogensbelasting.
Verslag der Gezondheidscommissie te
leo.
.|1 ter visie voor de leden op de secretarie
U ïn nedergelegd.
1 i heer van Zorge vraagt het te doen circa-
'jjö i bij de leden.
voorzitter zegt dat dit niet meer wordt
y- ;n nadat een belangrijk stuk is weggeraakt.
JP rschillende leden verklaren daarvan niets
i i !teD*
een schrijven van het waterschap „Poort-
wijzende op den slechten toestand van den
naar de bijzondere school.
IJ/1 voorzitter zegt dat den gemeente-opzichter
Th s zijn gegeven om dit te doen verbetereD.
Gemeenteverslag over 1922. Zal eveneens
wie worden gelegd, tenzij een voorstel
gedaan tot circoleering, bij aanneming
an dan de raad mede de verantwoordelijk-
draagt voor de terugbezorging,
secretaris geeft toezegging omtrent de
mogelijke faciliteiten bij het ter lezing
van dergelijke stokken; daar geen der
een voorstel doet, blijft bepaald, dat deze
neer zullen circuleeren.
de ontwerp-verordeniog van Ged. Staten
ermindering der jaarwedden van de wet-
rs en die te brengen van f135 op f100
elk hunner, wordt accoord bevonden.
Jg missive van Ged. Staten tot converteering
van de 6 leening aangegaan met het Weezen-
Armbestnnr oorspronkelijk groot f 5000 en per
resto nog bedragende f 4750 in een 5 leening,
met jaarlijksche aflossing van f 250, wordt goed
gekeurd.
g. verzoek van het Groene Kruis om ter
voorziening in de onoordeelkundige verpleging,
een subsidie te willen verleenen van f 500 tot
aanstelling van een wijkverpleegster in combinatie
met de te Scherpenisse bestaande vereeniging.
Op voorstel van Burg. en Weth. wordt be
sloten dit verzoek te behandelen bij de begroo-
ting.
h. voorstel van E. P. Uijl om de algemeene
plaatselijke politieverordening zoodanig te wijzi
gen, dat voor wat de artt. 166 en 122 betreft
de bevoegdheid tot het geven van vergunningen
voor danspartijen in de herbergen en dergelijke
over te brengen van den burgemeester naar den
raad.
De heer Uijl in de gelegenheid gesteld dit
nader toe te lichten, zegt tot dit voorstel ge
komen te zijn omdat hij de maeht van en de
verantwoordelijkheid voor den burgemeester te
groot acht. De raad moet niet alleen rekening
houden met de maatschappelijke belangen, maar
ook met die van zijn eigen consiëntie.
De voorzitter ziet in dit voorstel een blijvende
afkeuring over de houding van den waarnemen-
den burgemeester die vergunning tot een bal
gaf op Nieuwjaarsdag. Het is echter de vraag
of, als dit voorstel zou worden aangenomen,
gehandeld wordt overeenkomstig de wet.
De wet legt na eenmaal deze macht op den
burgemeester. Onze geheelo wetgeving is geba
seerd op het algemeen belang en de openbare
orde, waarvan de bewaring berust bij den barge-
meester hem door de wet opgelegd. Zon men
nu die bevoegdheid aan den burgemeester ont
nemen en haar óverbrengen bij den raad dan
zal men mogen verwachten dat de raad zal
handelen in den geest van de iugezetenen of
althans van de meerderheid daarvan, wijl elk
volk «ene regeering heeft die het verdient.
De heer Uijl zon het onnoodig vinden in de
politie-verordening den burgemeester bepaald
aan te wijzen als de wet dit reeds zegt.
De heer Van Zorge zegt dat de uitlegging
die de voorz. van de wet geeft, niet juist is.
Te Tholen heeft de burgemeester deze bevoegd
heid juist aan den raad willen geven, maar de
raad heeft dit niet aanvaard. Alsnu de wet oit-
drakkelijk den burgemeester voor deze bevoegd
heid aanwijst, dan had die van Tholen dit niet
van zich af te schuiven. Maar hij gelooft niet
dat men in conflict met de wet zou komen.
Toen wij ten vorigen jare bij de pelitie-ver-
ordening de bevoegdheid aan den burgemeester
gaven, deden we dit, omdat we meenden dat
deze macht bij de huidige samenstelling van den
raad niet veilig zou geweest zijn bij den raad.
De voorz. zegt dat art. 188 van de Gemeente
wet lnidt„De politie over de schonwbnrgeD,
berbergen, tapperijen en alle voor het publiek
openstaande gebouwen en samenkomsten, open
bare vermakelijkheden en openlijke huizen van
ontucht, behoort aan den burgemeester".
D-e taak der openbare orde is dos aan hem,
zoodat de raad die bevoegdheid niet aan zich
trekken kan. Dat het alsnog in de politie
verordening staat, kan nooit schaden. En als het
inderdaad op den raad zou overgaan, dan zou
de voorz. zeker, als er een aanvraag voor een
bal was, den raad moeten bijeenroepen?
Dat zou hij zeker niet doen.
Met de groote verantwoordelijkheid die op den
bnrgemeester berust, kan hij zich voorstellen,
dat er zijn, die dit op den raad willen over
dragen, want men kan toch nooit eene beslissing
nemen die van alle kanten wordt goedgekeurd.
Integendeel weet iedereen het beter, totdat men
zelf zou geroepen worden om het beter te doeD,
dan volgt eene beslissing] waarmede men nog
veel vlugger de helling afgaat dan een steen
▼aa een berg naar beneden kan worden geworpen.
Intusschen geeft hij den beer Uijl in over
weging zijn voorstel in te trekken.
De heer Krijger zegt dat men den burge
meester in dezen voldoende kan vertrouwen om
die bevoegdheid aan hem te laten, maar zou
dan gaarne zien dat bij soortgelijke te nemen
beslissingen de burgemeester in de gemeente
tegenwoordig was, omdat men den loco-burge
meester niet altijd vertrouwen kan.
De heer Uijl verklaart zich, na de uiteen
zettingen bereid het voorstel in te trekken.
i. inzake de uitvoering der vleeschkearings-
wet is een schrijven ontvangen van Burg. en
Weth. van St-Maartensdijk, gelijk men dat reeds
ouder „Scherpenisse" zal hebben kunnen lezen.
De heer Krijger stelt alleen deze vraag of
het gepast is thans er op te wijzen, dat iemand
die na al geruimen tijd hnlp in dezen verleent,
daarvoor nog geene enkele belooning heeft oat-
vaugen.
De voorzitter zegt dat deze kwestie bij Burg.
en Weth. reeds onder de oogen is gesien en
eerlang van hen een voorstel is te wachteD.
j. van de reeds bekende Vereeniging is een
verzoek ingekomen tot het uitvaardigen van een
vloekverbod.
De heer Elenbaas vindt dat wel goed, maar
vraagt hoe zoo iets te regelen is.
De heer Krijger is er eveneens ten zeerste
voorhij beschonwt het zelfs als een eerste
plicht, want als men zich over de Koningin
oneerbiedig uitlaat is men strafbaar, hoe veel
te meer dan als op schandelijke, gruwelijke wijze
den naam van den Koniog der Koningen, van
den Heer der Heeren wordt aangerand.
De heer Uijl is er ook wel voor, maar vraagt
of het niet een begin zonder eind is. Moet men
dan niet even goed een verbod in het leven
roepen tegen bet liegen, kwaadspreken en lasteren?
De voorz. meent dat het geen nadere uitleg
behoeft dat het vloeken en ijdel gebruiken van
Gods naam een verfoeilijk iets is. Hij die vloekt
is een groote stomper en hij die bezig is met
vloeken toont te zija een vent van niets. Hoe
vaak gebeurt het niet, dat als de ouders van
deze of gene worden belasterd, de kinderen zich
daarover bijzonder verbolgen toonen, hoeveel te
meer dan raakt men in vuur als Gods Heiligen
naam wordt aangerand.
De strijd hiertegen aangebonden, is verklaar
baar. Als men nu zegt, daar is geen eind aan,
dan zon men maar niet moeten trachten de on
tucht te keeren of het misbruik van sterken
drank tegeu te gaan, zeggende, het helpt toch
Diets, laat ze dus hun gang maar gaan. Er is
wel degelijk reden om het vloeken te verbieden,
dat Borg. en Weth. hebben belichaamd in eene
verordening waarbij als minimum 6 dagen hechte
nis wordt gesteld bij het vloeken vau Gods
Heiligen naam en f 25 boete of 6 dagen hech
tenis bij het uitstooten van ruwe taal enz.
Zonder hoofdelijke stemming wordt deze ver
ordening aangenomou, waaraan later, indien
daarvoor eene juridische formule is gevonden,
kan worden toegevoegd eene strafbedreiging tegen
deDgeoe die tot het vloeken uittart, waarmede
de heer De Graaf, die dit denkbeeld aan de
hand gaf, zich kon vereenigen.