van Zaterdag 16 December 1922.
Tweede Blad.
Gemeenteraad van Poortvliet.
De Brugplannen.
Ierseksche en Thoolsche Courant
Zitting van Zaterdag 9 December 3 922,
T.m. 11 o. 15.
Voorzitter de heer P. van Rees.
Tegenwoordig 4 leden- en de Secretaris.
Afwezig de heeren M. K. Krijger en J. van
Sorgeééne vacature.
Na lezing der notalen vraagt de heer de
Graaff of aan Ged. Staten toch is geadviseerd,
inzake de regeliog der jaarwedden van burge
meester en ontvanger, dat, als de tegenwoordige
bargemeester naar Indië zou vertrekken, de
raad de jaarwedde voor een nieuw te benoemen
burgemeester op f 1350 genoeg acht.
De voorzitter zegt dat is geadviseerd zooals
de raad besloot om niet mee te gaan met de
regeling volgens de circulaire van Ged. Staten.
De notulen worden goedgekeurd.
I. Ingekomen stukken, als
a. schrijven vau L. J. Heijboer, dat hij zijne
benoeming tot lid der commissie vaa toezicht
op het lager onderwijzer aanneemt j
b. Schrijven van J. Westenbrugge, dat hij
ontslag neemt als lid der vorenbedoelde com
missie.
Worden voor kennisgevirg aangenomen.
II. Onderzoek geloofsbrieven.
De voorzitter benoemt als leden der commissie
tot onderzoek der geloofsbrieven van den heer
L. J. Uijl, die als raadslid is benoemd verklaard
in de vacature, ontstaan door het overlijden van
den heer N. A. Bruijuzeel, de heeren J. Eleo-
baas, E. van der Slikke en C. P. van der Slikke
en schorst middelerwijl de zitting.
Na heropening geeft de voorzitter het woord
aan de commissie tot het uitbrengen van haar
rapport.
De heer Elenbaas vraagt of, nu de lijst waarop
de heer Bruijnzeel voorkwam, ten einde is, de
wet toelaat dat een andere lijst de vacature
aanvult, dan wel of er een nieuwe verkiezing
moet plaats hebben.
De voorzitter zegt dat enkel aan de orde is
het rapport over de geloofsbrieven en hij dus nu
geen antwoord kan geven op deze vraag.
De heer E. van der Slikke wijst op het on
wettige om iemand van lijst no. 3 benoemd te
doen verklaren. Het gaat natuurlijk niet om
den persoon, maar om de zaak.
De heer de Graaff betwist het geldige dezer
benoeming overeeukomatig de wet van 13 Jan.
1922.
De voorzitter vraagt of de commissie eenige
aanmerking beeft op de geloofsbrieven.
Daar dit niet het geval blijkt te zijn, ver
klaart de voorzitter dat dit tevens de toelating
inslait, beide omstandigheden niet rakende de
wettigheid van de verkiezing. Noch over de
geloofsbrieven, noch over de toelating kan de
raad als zoodanig in beroep komen bij Ged.
Staten wel kan dit individueel plaats hebben.
En nu de benoemde toegelaten is kan hij
antwoord geven op de gemaakte bemerkingen.
Krachtens het nieuwe artikel 38c 3e lid der
Kieswet, kan, wanneer een lijst, die volgens
art. 99 niet met andere lijsten is verbonden,
en het grootste overschot aanwijst, gebezigd
worden tot vervulling eener vacature, als de
lijst door die outstane vacature is uitgeput.
Blijkens Staatsblad no. 6 van 13 Jan. 1922
vindt dat eerst toepassing na de aanstannde
periodieke verkiezing. Maar door de aanneming
van een amendement van den heer Soouck Hen-
kemans, hetwelk bedoelde om deze toepassing
onmiddellijk van kracht te doen zijn, is dit
eeoe aanvulling op die wet geworden. In een
der nummers van April jl. in de Gemeentestem
heeft de heer Joukbloedt, burgemeester van
Sleen naar de meenicg van de redactie ten
aanzien van dit punt gevraagd, doch zij was
van oordeel, dat deze wetswijziging van kracht
was na de periodieke verkiezingen. Intusschen
zat die burgemeester met eenzelfde geval als
hier en vroeg den minister van binnenlandsche
zaken om advies. Eu blijkens ds Gemeentestem
van 9 Mei had de minister geantwoord dat deze
aanvulling van do wet ir. werking was getreden
op 24 December 1921. Ten overvloede had de
voorzitter zich nog gewend tot de provinciale
griffie, van waar het antwoord kwam, dat de
vervulling vau eene vacature niet alleen kan,
maar ook behoort te geschieden uit de lijst met
het grootste overschot.
De heer E. van der SlikkeMaar de griffier
zegt niet dat het moe t.
De voorzitter: Ja zeker.
De heer Elenbaas: In de gemeente Scherpe-
nisse, waarvan U ook burgemeester zijt, is ook
eeDe vacutare en toch is daar niet zoo
deld, want de vacature bestaat nog.
De voorzitterDie vacature was ontstaan vóór
de wetswijziging tot stand kwam.
Intusschen wordt de heer Uijl de raadzaal
binnengeleid en legt in handen des voorzitters
de voorgeschreven eeden af.
De voorzitter wenscht hem hartelijk welkom
in deze vergadering en wijst hem er op dat hij
hier niet zitting neemt ter vertegenwoordiging
eener kerkelijke richting maar krachtens de zoo
pas afgelegde eed, zal hij de algemeene belangen
van de gemeente Poortvliet hebben voor te staan.
De heer Uijl vraagt het woord.
De voorzitter Waarover
De heer Uijl, Mijnheer de VoorzitterToen
ik een afschrift ontving van het centraal stem
bureau van het proces-verbaal waarbij^ ik be
noemd was verklaard tot lid van den raad, was
ik daar zeer verheugd mede. Nu is meu met de
eene benoeming wel eens blijder dan met de
andere, maar met deze was het alsof ik rijker
en gelukkiger was, in bet bewustzijn, dat ik
als arbeider aan de groene tafel zou plaats nemen.
Wel voelde ik, hoe zwaar en moeilijk de taak
zou zijn, die op mijne schouders werd gelegd,
te meer omdat ik jong en onervaren ben in deze
zaken, maar ik wil mijne beste krachten geven
om in familiaire gemeenschap met u, mijnheer
de burgemeester en heeren raadsleden, de be-
laugen der gemeente Poortvliet te helpen be
vorderen en te dienen.
III. Benoeming wethouder. Ingeleverd worden
5 briefjes, waarvan 3 den naam E. van der Slikke
en 2 dien van C. P. van der Slikke dragen,
zoodat eerstgenoemde is benoemd.
De voorzitter vraagt hem of hij deze keuze
zal aanvaarden.
De heer E. van der Slikke: Ja, ik neem die
betrekking aan.
IV. Als lid der commissie van toezicht op
het lager ooderwijs wordt uit de door Burg. en
Welh. voorgedrageueu L. Blaas en J. Elenbaas
eerstgenoemde beuoemd met 4 stemmen, tegen
1 op den heer Elenbaas.
De voorzitter brengt ter sprake het laatst
aangehouden voorstel tot belegging van de ge
meentelijke kasgelden iu de Boeren-Leenbauk
alhier. Hij heeft zich dieuaangaande gewend tot
Gedep. Staten met de vraag ot dat geoorloofd
is. Daarop is bericht ontvangen dat niet meer
dan ruim 4 tot 5000 gulden daarop mag ge
plaatst worden, mits er buitendien volkomeu
zekerheid bestaat omtrent de nakoming der
verplichtingeu. Nu beloopt het hier een bedrag
van 13 h 14000 gulden, zoodat dit reeds boven
bet limiet is.
De Natiooale Bankvereeniging en de Rotter-
damsche Binkvereeniging, met een reserve van
137 millioen gulden kuuuen de verplichtingen
teu allen tijde nakomen en bovendieD bestaat
daarbij de persoonlijke aansprakelijkheid.
De heer O. van der Slikke zegt, dat als we
niet allemaal het kasgeld naar de Bóeren-Leen
bank mogen brengen, dan toch tot het toege
stane bedrag er op kunnen plaatseD.
De voorzitter is daar niet voor.
De heer C. van der SlikkeDe Boerenleen
bank is toch solied.
De voorzitterDaarvan moet o het bewijs
leveren.
Die van Steenbergen en ook van Rijnzaters-
woude waren dat zeker niet.
Over het feit dat de gemeente zich maar niet
direct een brandkast aanschaft, behoeft de ont
vanger niet zoo in zijn wiek geschoten te ziju,
want de gemeente gaat geen meubilair koopen
voor den gemeeute-ontvanger. En als er nochtans
een mocht komeD, dan zal hij bier boven de
aadzaal geplaatst worden. De heeren betwij
felen wel de meerdere veiligheid, maar hoevele
kantoren zijn er niet die gesloten worden, ter
wijl er nochtans een brandkast is. We kunnen
dus nu bepalen het kasgeld bij de Ned. Bank
te deponeeren, wijl geeD ander voorstel is gedaan.
De beer E. van der Slikke stelt voor f4500
op de Boerenleenbank te plaatsen.
De voorzitter: wordt dit ondersteund?
De heer C. P. van der Slikke: ja.
De voorzitter opent over dit voorstel de be
raadslaging.
De beer E. van der Slikke viudt het even
gemakkelijk als solide om het op de Boeren
leenbank te geven.
De voorzitter zegt dat een hoog dividend niet
altijd een bewijs van soliditeit is, want het is
wel voorgekomen, dat, hoe grooter bet dividend
was, hoe grooter de teleurstelling voor de obli
gatiehouders werd.
De Nationale Bankvereeniging te Tholen is
maar een onderdeeltje van de groote vereeniging
te Utrecht en deze is weer een onderdeel vau
de Rotterdamsche BankvereenigiDg. Dat deze
juist geen dividend uitkeerde was allerminst
een bewijs dat ze wankel stond, docb integen
deel van verstandig financiëel beleid, want de
verliezeö, die ze, even goed als ieder andere
instelling, leed, werden eenvoudig afgeschreven.
De leden der Boerenleenbank zijn Diet hoof
delijk aansprakelijk, die van de Boaz-Bank, met
een reserve van 15 millioen gulden, waarvan
hier ook een correspondentschap bestaat en dat
evenzeer in aanmerking zou kunnen komen als
er van plaatselijke belegging sprake is, zijn wel
hoofdelijk aansprakelijk.
Intusschen zal over het voorstel-van de
Slikke in eene volgende vergadering worden
beslist.
Daarna sluiting.
In verband met de hangende brugplannen, nemen
we hierop de gehouden bespreking in de 2e kamer
van 1 December 1922.
Mr. Dresselhuis voerde hierover het woord en sprak:
Mijnheer de VoorzitterNu mijn vriend Boon
de vergadering heeft moeten verlaten, zou ik den
Ttlinisler een vraag willen stellen, die de heer Boon
had willen doen in verband met het bekende onder
werp, de brug over de Eendracht bij Tholen.
Iu de siukken zegt de Minister, dat do zaak zal
worden bekeken in verband met den geheelen spoor-
aanleg op het eiland, maar ik zou willen vragen
of de Minister bereid is de zaak los daarvan te be
zien. De inwoners van dat eiland verlangen, dat de
zaak tot een oplossing komt voordat het spoorweg-
vraagstuk in ziju geheel tot oplossing is gebracht.
Ter plaatse gevoelt men niets voor hot denkbeeld
van Gedeputeerde Staten van Zeeland, om te over
wegen, of niet beter een dam kan worden gelegd
in plaats van een brug. Men meent, dat de zaak
volkomen rijp is. Een dam zou daar niet alleen de
oestercultuur bederven, maar ook tot verzanding
van de Eendracht aanleiding geven, de scheepsvaart
belemmeren, enz. Het denkbeeld van een dam is
daar zoo onsympathiek dat, wanneer de Minister
er toe kan overgaan, mot behulp van gemeente en
Provinciale Staten reeds te komen tot het leggen
van een brug, die later locaalspoorverkeer zal kunnen
dragen, hij zal handelen volkomon in overeenstem-
met de wenschen van de inwoners en hij het eiland
Tholen zeer tot ontwikkeling zal brengen.
Ik zou den Minister willen vragen, zijn aanvan
kelijk oordeel daaromtrent uit te spreken, en de
bewonors van het eiland gelukkig te maken met
een voldoend uitzicht.
In de vergadering van 5 December antwoordde
Minister Van Swaay:
Ik kom thans tot de beantwoording van de vragen
die door dsu geachten afgevaardigde, den heer
Dresselhuis zijn ge9'eld. Deze heeft eeu vraag gesteld
in verband met don bouw van een brug over de
Eendracht. Het zal den geachten afgevaardigde wel
bekend zijn, dat de bouw van deze brug samen
hing met de plannen voor de aanleg vau een spoor
weg op het eiland Tholen. Die zaak was in vrij
ver gevorderd stadium. De Staten van Zeeland hadden
hun medewerking er aan verleend. De aanleg van
dien spoorweg hing echter op zijn beurt weer samen
met den aanleg van een spoorweg in het noord
westelijk deel van Brabant. Iu de zaak is bovondien
eenige stagnatie gekomen terwijl aanvankelijk het
provinciaal bestuur van Zeeland vau raeening was
dat over de Eendracht oen brug moest worden ge
bouwd, heeft men zich later afgevraagd, ot het niet
beter was een dam door de Eendracht te leggen.
Men is zelfs nog verder gegaan want volgens de
laatste berichten zou er sprake van zijn de Eendracht
in te polderen. Ik weet niet, of er van de zaak in
die richting iets zal komen. Ik weet wel, dat de
besturen van de gemeenten in die streek (TholeD,
Stavenisse, enzj bij mij zijn geweest en mij hebben
gevraagd, afgezien van de spoorweglijn, die eenigeo
tijd op zich zou kunnen laten wackteu, of er aan
leiding kon zijn van Rijkswege steun te verleenen
wanneer men overging tot deu bouw van een brug
over de Eendracht. Zij waren voornemens een brug
te bouwen, die later geschikt zou zijn voor verkeer
per locaalspoorwanneer mij aannemelijke voorstellen
dienaangaande bereiken en door de belanghebbenden
voldoende wordt bijgedragen, ben ik niet ongeneigd
in die richting mijn medewerking te verleenen. om
dat per slot van rokening de overgang niet kan
wachten totdat wie weet wanneer een spoor
op Tholen zal zijn tot stand gebracht.
De heer Boon (v. b.) zegde
Mijnheer de Voorzitter l Ik ben den Minister
dankbaar voor de toegezegde medewerking inzake
de verbinding van Tholen met den vasten wal.
Doch er is een „maar". De Minister heeft de
geschiedeuis van den dam gememoreerd, welke weer
boven water is gekomen. Deze geschiedenis is ook
al een jaar of 10 oud. Het groote bezwaar van deze
geheele zaak is, dat men nu eens komt met een
brug, dan met oen dam en dan weder met een idee
om te gaan inpolderen maar het eind van de zaak
is, dat er niets gebeur!.
Nu wil ik er den Minister op wijzen, dat men
iu Tholon zeer gesteld is op een brug. Aan dien
dam zou ziju verbonden het bezwaar dat het scheep
vaartverkeer, dat nu wel niet meer internaiionaal
is, maar dan toch nog betrekkelijk belangrijk, zou
worden stopgezet en dat de oesterteelt er zeer be
langrijk door zou worden benadeeld. En welk gevoel
men tegenover oesters koestert, een feit is, dat die
teelt do bevolking zeer belangrijk inkomsten ver
schaft, terwijl ook het Rijk er ran profiteert.
Tenslotte is niet te voorzien of na afdamming de
verlegging van den stroom niet verzwaring van
dijken elders noodzakelijk maakt, wat weer groote
kosten zou veroorzaken.
Ik geloof dus, dat er alles voor te zeggen zou
zijn, dat plan van dien dam maar niet weer op te
rakelen.
Deftoestand aldaar is onhoudbaar. Nu is mij be
kend, da; men in Tholen bereid is i/g van de kosten,
welke 5 ton bodragen, bij te dragen, mits de pro
vincie en het Rijk elk l/3 der kosten geven als
voorschot, wanneer de gemeento de bruggelden
ontvangt.
Gaarne zou ik van den Minister de toezegging
ontvangen, niet dat hy onmiddellijk op de details
ingaat, maar alleen in het algemeen, dat hij het
plan van den dam loslaat en bereid is om te komen
met een voorstel in den geest als ik heb aangegeven
en zijn volle medewerking te verleonen inzake het
maken van oen brug.
Minister Van Swaay antwoordde
Inzake de brug over de Eendracht waren er tot
nu toe voorstellen van Gedeputeerde Staten en be
langhebbenden, echter nog niet in zoodanig stadium,
dat de Regeering zich tot een bepaalde bijdrage had
verbonden, Gedeputeerde Sta en zijn daarop terug
gekomen, en er is nu een ander voorstel van be
langhebbenden, die afgescheiden van den spoorweg
een brug willen hebben. In beginsel wil ik daartoe
medewerken, maar ik moet dan gespecificeerde
voorstellen hebben en weten wat belanghebbenden
bijdragen en welke houding Gedeputeerde Staten
aannemen, m.a.w. of zij subsidie willen verleenen
anders wordt het voor belanghebbenden moeilijk.
Gaat hot op normale wijze, dan ben ik bereid, hier
voor subsidie te overwegen.
VAN ONZE BERICHTGEVERS.
8T-MAARTEN8DIJK, 9 Dec. Iu een der
'okalen van de openbare school word heden
middag een cursus geopend in bedrijfscontröle
op landbouwgebied.
De heer J. W. H. F. Buijze van Stavenisse,
die andermaal als leider optrad, herinnerde in
zijn openingswoord, aan het vermoeden, dat hij
bij het eiüde van den afgeloopen cursus had
uitgesproken, dat dat wel de laatste zoa zijn
die hij gaf. Maar van verschillende zijden, niet
het minst van die van den heer C. G. Ha ge,
is weder dermate drang op hem uitgeoefend, dat
hij, niet buiten bezigheden kunnende zijn,
want iemand die niets doet, leeft niet zich
toch weder heeft laten overreden om de leiding
op zich te nemen.
In de eerste plaats riep hij allen, leerlingen,
leden van de commissie van toezicht en het
gemeentebestuur hartelijk welkom voor hunue
belangstelling, nedergelegd in hunne tegen
woordigheid. Van deu landbouwconsulent moest
bij bericht ontvangen dat die niet aanwezig kou
zijn, doch later niettemin wel eeus eeu of meer
der leasen hoopte bij te wou en.
Hij bracht een woord vau dank aan de auto
riteiten, die het weder mogelijk hadden gemaakt
dat deze cursus tot stand kwam, evenzeer als
aan bet gemeentebestuur dat opnieuw bereid
willig een verwarmd eu verlicht lokaal ter be
schikking stelde.
En vao u, leerlingen, die niet meer als kleine
kinderen kunt behandeld worden, verwacht ik
nochtans een zoodanige gehoorzaamheid als in
overeenstemming zal zijn met uw eigen belang,
dat medebrengt om de lessen met vracht te
kunnen volgen.
De beer J. Polderman, bargemeester dezer
gemeente, bracht zijn dank voor de uituoodigiug
tot het gemeentebestuur gericht tot bijwoning
dezer opening. Zoo echter maar een heel enkel
lid daarvan hier tegenwoordig is, dan schrijve
meD dit niet toe aan onverschilligheid, doch
stelle het meer op rekening der vergetelheid.
Deu deeluemers wenschte hij den noodigen lust
toe om de lessen te volgen, opdat ze daarvan
later in hun bedrijf en in de practijk de vruch
ten zullen plukken.
De heer C. G. Hage bracht in de eerste
plaats dauk voor de ondervonden onderscheiding
om hem voor te dragen als lid der commis-ie
van toezicht. Namens deze wenschte hij zoowel
den sympathieken leider als de deelnemers succes
met dezen cursus toe, waarvan de openiug met
een 18-tal leerlingen reeds als een succes kon
worden beschouwd.
Alvorens de practische lessen aan te vangen
gaf de heer Buijze eeu geschiedkundig overzicht
van d© bedrijfscootrole.
Er moet een zekere reden zijn, dat de hier
aanwezige jougelui, nadat ze reeds na korter of
langer tijd de schoolbanken hebben verlaten en
ongetwijfeld zich hadden voorgenomen daarin
nimmer meer plaats te nemen, blijde als ze
waren van de school en niet minder van de
onderwijzers af te zijn, toch weder tot diezelfde
banken zijn teraggekeerd.
Geen wonder. Want op vergaderingen van de
landbouwwintercursussen of in vakbladen, kwam
en komt nog herhaaldelijk het belang naar voren,
dat gelegen is iu boekhouden of bedrijfscoutrole.
Nu wijst ook de praktijk onomstootelijk het
groote nut, zelfs de onmisbaarheid daarvan uit.
En ze is ook onmisbaar indieu men het resul
taat vau ziju bedrijf met juistheid wil nagaan.
Die alleszius geopeubaarde overwegingen waren
oorzaak dat eeu twintigtal jaren geleden door
den heer A. de Sniidt te Middelburg de eerste
cursus op dat gebied werd gegeven, die een
zoodanig succes had, dat ze op tal van andere
plaatsen navolging vond.
a^Ook op onze vergaderingen van den Bond
van oud-leerlingen werd de wensch geuit zulk
een cursus te houden op het eiland Tholen en
zocht men hem aan de leiding daarvan op zich
te nemen.
Het probleem was hem evenwel vreemd eu
niet dan ua eenige aarzeling aanvaardde hij
deze nieuwe taak.
Elk der toen bestaande methoden had een
verschillend karakter, waarvan geen zich geheel
en al aan de omstandigheden op ons eiland