van Zaterdag 11 November 1922. terseksche en Thoolsche Courant LO, DE HANDELSNAAMWET. De Kamer vao Koophandel en Fabrieken voor estelijk Noordbrabant vestigt de aandacht op Handelsnaamwet 1921 (Staatsblad 842), die 15 October 1.1. in werking is getreden. Deze wet is voor den handel en de industrie nder twijfel van groote beteekenis, omdat ze idoelt een einde, te maken aan bet voeren van indelsuamen, die een geheel anderen indruk istigen omtrent eene zaak, dan deze iu wer- elijkheid heeft. Onder „handelsnaam" moet volgpns de nieuwe et wordèn verstaan de naam of firma, waar- ïder ieder, die koopman is volgens bet tweede d van artikel 2 der Handelsregisterwet, zijn idrijf uitoefent. 1) Zulk een handelsnaam kan door erfopvolging io een ander overgaan of aau een ander worden rer^edrageD, doch slechts met de zaak, onder dien naam gedreven wordt. Eene belangrijke bepaling der wet is deze, at men geen haudelsnaam mag voeren, die in tijd met de waarheid aanduidt, dat de zaak ebeel of gedeeltelijk aau een ander zou toebe- ooren, zelfs al zou er slechts een zoo geringe [wijking met den naam van een ander in voor omen, dat het publiek in verwarring kan orden gebracht. Ook verbiedt de wet een handelsnaam te oeren, die in strijd met de waarheid aanduidt, at de zaak zou toebehooren aan een of meer looplieden, handelende als een vennootschap nder firma of en commandite, aan eene naam loze vennootschap, wederkeerige verzekerings- f waarborgmaatschappij, eene coöperatieve of ndere vereeniging of aan eene stichting, be- alve wanneer een koopman als alleen-eigenaar ene zaak drijft, die afkomstig is van eene ennootschap onder firma of en Commandite. Het is verboden een handelsnaam te voeren, 3 reeds door een ander rechtmatig gevoerd rordt of van dezen laatste zoo weinig afwijkt, .at dientengevolge in verband met den aard [er beide handelszaken en t'e plaats, waar zij [evestigd zijn, verwarring tusschen die zaken duchten is. Ieder belanghebbende kan, behoudens de ge- rone civielrechtelijke aansprakelijkheid van den vertreder, aan den kantonrechter verzoeken lengene, die een handelsnaam voert, in strijd met de handelsnaamwet, te veroordeelen tot verandering van den gevoerden naam. Het desbetreffend verzoekschrift moet gericht worden tot den kantonrechter, waar de handels zaak gevestigd is, die onder den verboden naam wordt gedreven. Betreft het een buitenlandsche zaak, dan moet bedoeld verzoek gericht worden tot den kantonrechter, in wiens kanton het filiaal ge vestigd is. Wie een handelsnaam voert in strijd met de wet op den handelsnaam kan bovendien gestraft worden met een geldboete van ten hoogste f 500. Wordt iemand wegeüs een gelijke overtreding veroordeeld, nadat nog geen twee jaren zijn verloopen, sinds hij door een dergelijk feit werd veroordeeld, dan kan zelfs hechtenisstraf van ten hoogste 14 dagen worden opgelegd. Bij eeue veonootschap onder firma zijn alle venDooten strafbaar, bij een vennootschap en Commandite de 'beheerende vennoot of als er meerderen zijn, deze alleD, bij eene naamlooze vennootschap, wederkeerige verzekerings- of waarborgmaatschappij, coöperatieve of andere vereeniging of stichtiag, alle leden van het bestuur. De Ambtenaar van het O. M. kan, alvorens tot eene vervolging over te gaan de gelegen heid bieden, den naam, volgens zijne aanwij- zigiogen te veranderen binnen een vastgestelden termijn. Wordt binnen dien termijn de wijziging aan gebracht, dan zal niet tot vervolging worden overgegaan. Als overgangsbepaling is opgenomen, dat men gedurende vier maanden te rekenen van 15 October 1922 af, dus tot 15 Februari 1923 gelegenheid heeft een handelsuaam, die iu strijd met deze wet gevoerd wordt, te verandereu, daar men na 15 Februari 1923 strafbaar is. 1) Art. 2, tweede lid der Handelsregisterwet luidt „Onder koopman verstaat deze wet den koop man ic den zin van het Wetboek van Koop handel en in het algemeen een ieder die zijn beroep maakt van het uitoefenen van eenigen tak van handel of nijverheid in den ruimsten zin. Voorts is iedere naamlooze vennootschap en iedere coöperatieve vereeniging koopman in den zin der wet." Vergadering van den Raad der Gemeente St-Philipsland gehouden Dinsdag 7 Nov. '22. Voorzitter de heer L. Nilant Burgemeester. Om 10.15 uur opent de Voorzitter de vergadering en verzoekt den secretaris de notulen der vorige vergadering te willen lezen, welke onveranderd worden goedgekeurd. Hierna is aan de orde de ingekomen stukken le. Concept besluit van heeren Ged. Staten inzake de regeling jaarwedden Burgemeesters en Secretarissen. De Voorzitter las dat schrijven voor en nadien droeg hij het presidum over aan Wethouder de Ruijter, opdat de Raad zich vrij kon uitspreken inzake de jaarwedde van den Burgemeester. De raad sprak zich uit dat bezuiniging werd toegejuicht doch de heer T. A. Boudeling vond het onbillijk, dat de binnen korten tijd aftredende burgemeesters, terstond als 't ware hierdoor ernstig zouden worden ge troffen, zoowel direct als later in hun pensioen. Als deze door Ged. Staten voorgestelde salarisregeling de Kon. Sanctie krijgt dan wordt de jaarwedde als maximum van onzen burgemeester f 2200,terwijl die nu f2850,— is. Met het Concept Besluit van 27 Oct. 11. no. 30 3 Afd. betreffende regeling jaar wedden Gemeente-Ontvangers was de Raad van oordeel dat dit een billijker regeling beoogde. Eeti schrijven van den klerk ter Secretarie J. C. de Rooij waarin hij den Raad dank zegt voor de verhooging zijner jaarwedde ingaande 1 Januari 1923. Van Ged. Staien was bericht ingekomen dat de goedkeuring op het raadsbelnit van 10 Oct. 1922, tot regeling van het verhaal van pensioen bijdragen op de Gemeente-Ambtenaren is aangehouden. Vervolgens kwam een adres ter tafel van de afd. St-Philipsland van Sckutievaer en het bestuur van de Landbouwvereeniging St-Philipsland, waarin beide vereenigingen verzoeken het haven- en kadegeld met 50q/0 te verminderen. Aan de discussies hier over namen alle leden deel en zouden gaarne zien dat het verzoek werd ingewilligd. De voorzitter was tegen inwilliging en toonde aan dat het onmogelijk was om er gevolg aan te geven, want dan stuurde men de financiën der gemeente totaal in de war. Do heer de Ruijter is er voor om 20 0/q te verlagen terwijl de heor A. A. v. Nieuwenhuijzen met 25 0/q wil verminderen. Ook dit moest de Voorzitter ontraden. De heer Boudeling zou wel gaarne zien dat tot verlaging reeds in dit jaar zou kunnen overgegaan worden maar begreep dat zulks niet ging, na van den Voorzitter gehoord te hebben de uitgaven welke er voor de haven gedaaD moesten worden. Ook de heer J. v. Strien zou heel gaarne willen dat er verlaging kon plaats vinden. De Voorzitter wilde toen tot stemming overgaan toen er een klein incident tusschen den Voorzitter en de heer Neele ontstoud. Deze had het woord gevraagd en de voorzitter had wel het woord aan dhr. Boudeling gegeven maar niet aan hem. Hier over was hij zeer geërgerd. „Dit was nu de tweede maal, dat hij, Voorzitter zich hieraan schuldig maakte, merkte Neele op. „Verleden jaar was hetzelfde gebeurd, toon wilde de Voorzitter hem het woord ook niet geven, omdat hij als arbeider voor de arbeiders in den Raad zat. Hij vindt het erg opmerkelijk dat zoo iets nu weer plaats vindt. De Voorzitter verontschuldigde zich tegenover C. Neele en zegt dat het juist is dat de heer Neele het woord gevraagd heeft, doch dat hij Voorzitter daar niet aan gedacht heeft, tengevolge van de onderlinge bespreking van v. Nieuwenhuijzen en van 6trien over het haven- en kadegeld en er ab soluut geen opzet in het spel was." Vervolgens stelt de Voorzitter voor om de adressen, inzake vermindering van Haven- en Kadegeldeu voor kennisgeving aan te nemen want besluit de Raad om tot verlaging over te gaan, dan zal hij dit besluit niet uitvoeren, doch artikel 70 der ge meentewet toepassen. De heer y. Nieuwenhuijzen weet den inhoud van dat artikel niet, waarop de voorz. het wetsarl. voorleest Hierna wordt tot stemming overgegaan en wordt het voorstel van den Voorzitter met vier stemmen aangenomen, alleen de heer De Ruijter stemt tegen. Tot lid der Commissie tot wering van schoolver zuim te Anna-Jacobapolder wordt benoemd dhr. A. van Beek, aldaar inplaats van dhr D. Everaers Fz. Hierna kom-t aan de orde onderzoek geloofsbrief van het nieuw benoemde raadslid A. W. Beurkens. De Voorzitter benoemd tot leden der Commissie van onderzoek dhr. A. v. Nieuwenhuijzen en L. Neele. Do vergadering werd eenigen tijd geschorst. Toen het was afgeloopen heropende de Voorzitter de zitting en werd met algemeene stemmen besloten tot toelating van dhr. Beurkens. Hierna werden de Verordeningen op de keuring van vee en vleosch op de heffing van het keurloon en op de invordering daarvan vastgesteld met be paling van inwerking treding op 1 Januari 1923. Bij de rondvraag vroeg de heer Neele om maat regelen te willen nemen dat er niet meer gereden werd over het onbestrate gedeelte van den Achterweg daar de menschen aldaar last van hebben, omdat de modder tegen de ramen der huizen opspat. De Voorzitter zegt de politie er mede in kennis te zullen stellen. Verder niets meer aan de orde zijnde en niemand, der leden meer het woord verlangend sluit de Voorzitter de vergadering. 8e

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1922 | | pagina 3