itttllal pijji aai ie lelaipi vai lesterleell, landbouw, onz.
No. 1550.
Zaterdag 28 November 1914.
Een en dertigste jaargang.
Eerste Blad.
THOOLSGHE COURANT
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prija per kwartaal f 0,65met Geïllustreerd Zondagsblad f 1.026, franco
per post f 1,10. Voor het buitenland 90 cents, zonder geïll. Zondagsblad.
Ingezonden stukken, enz. worden nlterlljk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan het
bureau te T h o I e n ol vóér DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseko.
UITGAVE
Firma J. M. C. POT, THOLEN.
Telkf. Interc. 16.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 centsiedere regel meer
10 centsgrooter letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt aleohta
2 maal in rekening gebracht. Bij abonnement aanmerkelijke prijsvermindering.
Publicatie n.
De Burgemeester van Tholen brengt, ingevolge
een ontvangen aanschrijving, ter kennis van de zich
in deze gemeente bevindende Belgische vluchtelingen
die zich naar hun land wenschen te begeven, dat
zjj daartoe in het bezit moeten zgn van een door
een Duitschen cousulairen ambtenaar afgegeven legi-
mitatiebewijs, henevens van een verklaring van dien
ambtenaar nopens plaats van bestemming, doel, tijd
stip en duur der reis.
Tholen, den 26 November 1914.
De Burgemeester van Tholen brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat voor het verkeer met
Duitschland vereischt wordt een buitenlandsch pas
poort met de photographic van den rechthebbende
Op het paspoort moet eene notarieele verklaring
staan, dat de photographie inderdaad die van den
in het paspoort genoemden persoon is. Deze verklaring
moet daarop door eenen Duitschen cousulairen ambte
naar worden gewaarmerkt, terwijl de photografie
moet worden gestempeld met het stempel van dien
ambtenaar. Bovendien moet het paspoort op de ge
wone wjjze worden geviseerd.
Tholen, den 26 November 1914.
De Burgemeester voornoemd,
A. HOLLESTELLE, l.b.
POSTERIJEN EN TELEGRAFIE.
St-Nicolaasfeest.
De Directeur van het Postkantoor te Tholen
brengt in herinnnering, dat van 26 December
bij elk pakket dat verzonden wordt een adres
kaart moet worden gevoegd en dus de verzen
ding van meerdere pakketten op één adreskaart
in bovengenoemd tijdvak is verboden. Vooits
wordt aangeraden
le. het adres op het pakket te schrijven, niet
te plakken.
2e. een afschrift van het adres in het pakket
te leggen.
3e. de pakketten stevig in te pakken.
Afscheid van Burgemeester M. G. van Stapele,
in den daartoe belegden vergadering van
den gemeenteraad op Woensdag 25
November 1914.
Afwezig de heer Kegge.
Na opening der vergadering verzocht de
voorzitter den secretaris voorlezing te doen van
een schrijven van den zoon van den heer Kegge,
waarin deze nameus zijn vader bericht dat hij
wegens bekende redenen (zware ongesteldheid)
niet ter vergadering aanwezig kan zijn en er
ziju leedwezen hierover uitdrukkend, verzekert
dat hij zich bij de woorden van hulde die
zullen worden gesproken, aansluit.
De notulen van de vorige vergadering worden
ongewijzigd vastgesteld, terwijl hierna een
schrijven van den Commissaris der Koningin
wordt voorgelezen waarin wordt kennis gegeven
dat aan den beer M. G. van Stapele door fl. M.
op zijn verzoek eervol ontslag is verleend.
De heer HoUestelle verzoekt straks, na dat de
Burgemeester ziju afscheidswoord zal hebben
gesproken het woord.
De Burgemeester zei hierop het volgende
Edelachtbare Heeren Leden van den Gemeen
teraad en Secretaris van Tholen
Vooraf een woord van dank aan Hare
Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin, die mij
op mijn verzoek eervol ontslag heeft verleend
als Burgemeester van Tholen, met ingang van
26 November a.s.
Zoo is dan na de ure gekomen, met stille
beving verbeid, de voor mij zoo aandoenlijke
ure van scheiden. Scheiden 1 'tis toch al een
zoo droevig woord in dit soms zoo droevige
leven, maar hoeveel droever wordt nog voor het
hart de zaak, als men, niet slechts dagen en
en maanden, maar gedurende een tal van jaren
met elkander rereenigd was, tot éénzelfde doel.
Toch moet het nu zoo zijn.
„Daar is een tijd van komen, daar is een
tijd van gaan" en de tijd van „gaan" is nu voor
mij gekomen. Gij verwacht toch niet van mij,
Mijne Heeren, dat ik U, in keur van taal, een
afscheidswoord zal brengen, want al ware de
gare mij daartoe geschonken, die ik evenwel
mis, heden zon ik allerminst van die gave ge
bruik wenschen te maken, omdat naar mijne
innige overtuiging „vernuft en smart" zoo
moeilijk ongedwongen te samen gaan en onge
dwongen wenseh ik van U afscheid te nemen
met een kort woord, speciaal een woord van
dank.
Een woord van dank voor de hoogachting en
belangstelling, mij betoond in dagen, dat de
zon hoog aan mijn hemel stond, maar ook in
dageD, dat het licht zich voor mij als achter
een donkere wolk verborg. Bijzonder wensch ik
U mijn dank te betuigen voor den steun en
de medewerking, mij meermalen betoond bij de
vervalling mijner zoo moeilijke betrekkingen van
Burgemeester en Voorzitter van den Gemeente
raad, en waar ik U daarvoor mijne diepe er
kentelijkheid betuig, zij bet mij vergund nog
even te verwijlen bij eenige episoden uit mijn
ambtelijk leven tot de Gemeente, vanaf den tijd,
dat ik tot Haar in eenigerlei betrekking trad.
En dan denk ik het eerst aan den dag, toen
ik als jonge man van dertig jaren, hier in deze
zelfde zaal, door mijn hooggeachten Ambtsvoor
ganger, Cornelis Jacobus de Voider van Noorden
werd geïnstalleerd als lid van den Gemeenteraad
en dat ouafgebroken ben gebleven tot op den
huidigen dag.
Waar zich alzoo een tijdperk van rijf en
veertig jaren aan mij voordoet, waarin de kiezers
mij telkens bij periodieke aftreding met hun
vertrouwen hebben vereerd, breng ik hun daar
voor, hier in het openbaar, mijn warmen dank.
Toen in 1882 eene vacature ontstond in het
Dagelijksch Bestuur dezer Gemeente door het
overlijden vau den Wethouder Nioolaas David
Paché Augustijn, was het de Gemeenteraad van
die dagen die mij met algemeene stemmen, op
de mijne na, benoemde tot Wethouder, welke
betrekking ik met het grootste genoegen heb
vervuld tot bijna aan het einde van 1896, In
dat jaar toch gevoelde Burgemeester Van Noorden
behoefte aan rust, en op een door hem inge
diend verzoek werd gunstig beschikt, waardoor
hij eervol werd ontheven uit zijne betrekking
van Burgemeester van Tholen.
In mij, Mijne HeereD, zou het voornemen
niet zijn gerijpt naar deze betrekking te dingen,
maar vele geachte Ingezetenen hadden mij daar
toe aangezocht en aan dien aandrang heb ik
niet kunnen en mogen weerstaan, met het voor
mij zoo gunstig gevolg, dat ik bij Koninklijk
Besluit van 28 November 1896 door Hare
Majesteit, de Koningin Moeder, destijds Regentes
van het Koninkrijk der Nederlanden, werd be
noemd tot Uw Burgemeester en toen ik mij
den 17den December van dat jaar zou vervoegen
bij Z.E. den Commissaris der Koningin in
Zeeland, Jhr. Mr. de Brauw, om den ambtseed
af te leggen, had ik van eene zich hier mid
delerwijl gevestigd hebbende Feestcommissie het
vriendelijk verzoek in ontvangst te nemen, om
dien dag niet in mijne woDsng weêr te keeren,
maar mijn intrek te nemen bij mijn broeder te
Poortvliet.
Het spreekt vanzelf, dat aan dat vriendelijk
verzoek door mij op de meest welwillende wijze
werd voldaan. En den anderen dag, een dag in
het midden des wiuters, maar die met recht een
schoone najaarsdag mocht worden genoemd,
kwam in het vroege voormiddaguur Wethouder
Van Gorsel mij per rijtnig te Poortvliet afhalen
en waren wij weldra genaderd aan de grens der
Gemeente, waar eeu deputatie uit Uwen Raad
gereed stond, om mij te complimenteeren en
welkom te beeten. Al spoedig daarna waren wij
in Tholen. In Tholen, dat geheel en al in
feestdos was.
Na eenige straten doorgereden te hebben,
kwam ik hier aan en werd door Uwen Acht
baren Raad op plechtige wijze geïnstalleerd als
Burgemeesler van Tholen, bij monde van mijn
onvergetelijken vriend, den Wethouder Izak
van Gorsel.
Mijne Heeren 1 waar ik zoo in hoofdtrekken
het verleden, mijn verleden, voor U en me zeiven
in herinnering heb gebracht, daar begrijpt gij,
dat het hedeu mij loodzwaar drukt, dat vele
gedachten, gewaarwordingen, ja aandoeningen in
mij worden opgewekt, waardoor de vraag, als
met kracht op den voorgrond treedt „of ik ook
denk, voldaan te hebben aan de verwachtingen,
die men van mij heeft gekoesterd".
Ach, mijne Vrienden, wat zal ik daarop ant
woorden
Mag ik beweren, dat het in onzen veel be
wogen tijd voor een Magistraat van eene vrij
aanzienlijke Gemeente, gelijk de onze is, mogelijk
kan geacht worden aan allen te voldoen P Laat
ik er bovendien aan toevoegen, dat men mij
heeft gekend en dat men mij nog kent, dat
heeft men geweten en nog weet, dat ik
was en nog ben, iemand van zeer, ja zeer
middelmatige bekwaamheden, die bij den hoo-
geren eischen, welke als het ware met den dag
aan het Burgemeestersambt worden gesteld, in
een en ander mijne tekortkomingen heb gehad.
Maar getrouw meen ik zooveel mogelijk ge
bleven te zijn aan de woorden o. m. bij mijne
installatie tot U gesproken, dat ik niet wenschte
te ziju heer en meester, maar dat ik zou trachten
te worden aller „dienaar".
Ik zal mij ook nooit verheffen op het goede
en nuttige onder mijn bestuur tot stand ge
komen, omdat ik de vaste verzekering heb,
daarin Blechts een evenredig aandeel gehad te
hebben.
De betrekking van Burgemeester is zeer eervol,
ik weet het en ik heb het ook ondervonden,
maar ik weet tevens dat zij zeer moeilijk is.
De Burgemeester toch zou moeten kunnen
zijn voor een deel der Gemeente anti-revolulion-
nair en voor een ander deel liberaal en voor
nog een ander deel sociaal-democraat, en da»
kan nu eenmaal niet.
Ik beb altijd eerbied gehad en ik heb het
nog voor den anti revolntionnair, den liberaal
en den sociaal-democraat, wanneer het hem
waarachtig ernst was met zijne richting en hij
zich niet door bijbedoelingen liet leiden, en wat
mijzelven aangaat in de goede uren van mijn
leven heb ik gaarne het oor te luisteren gelegd
bij de woorden van Paulus, als bij zegt„Een
ieder zij in zijn eigen gemoed maar ten volle
verzekerd".
Vredelievend van aard, heb ik altijd eeu af
keer gehad van oneenigheid, mij nimmer laten
verleiden, om menschen van elkander te verwij
deren, maar integendeel in de Gemeente getracht,
daar waar ik kon, om menschen tot elkander
te brengen.
Ik beb bet aangezicht der grooten en aanzien
lijken niet gevleid, maar nog veel minder het
aangezicht der armen en ongelukkigen veracht.
Waar ik met deze belijdenis op de lippen
tot U kom, eene belijdenis, die steeds weerklank
heeft gevonden en nog vindt in mijn hart, daar
hoop ik, dat Uw oordeel over mij rechtvaardig,
ja, maar dat het bovenal zacht moge zijn.
In dat vertrouwen levend en U dankend, wat
gij voor mjj en bovenal voor de Gemeente ge
weest zijt, worde het mij vergund tot enkelen
Uwer nog een afzouderlijk woord van dank te
spreken.
Ik wend mij dan in de eerste plaats tot U,
geachte oudste wethouder dezer Gemeente, Holle-
stelle. Indien ik U zal danken voor alles, waar
voor ik U beb dank te betuigen, dan weet ik
werkelijk niet waarmede ik zal beginnen, noch
waarmede ik zal eindigen. Gedurende den tijd
van bijna 7 jaren, waarin wij deel uitmaakten
van het Dagelijksch Bestuur dezer Gemeente,
heb ik van U in alle opzichten de meeste wel
willendheid ondervonden en heb ik vooral bij
verschil van gevoelen in U steeds moeten waar-
deeren den humanen man. Dank daarvoor. Het
ia mijn hartelijken wensch, dat aan U nog eenigen
tijd de rust en de kracht mogen verblijven om
deze Gemeente verder te dienen en mocht gij
besluiten om Uw mandaat, met zooveel eer
vervuld, als in den boezem dezer Vergadering
neêr te leggen, dan b°op ik, dat voor U nog
gelukkige dagen zullen resten, omdat mijn hart
gaarne toewenscht een zoete rust, na een
weivolbracht en werkzaam leven.
Ook eeft woord van dank aan U, geachte
jongste Wethoudee dezer Gemeente, Christiaanse.
Wij ziju ongeveer een jaar na elkander op den
zelfden Thoolschen grond geboreD. Wij hebben
op dezelfde schoolbanken gezeten en toen wij
eenmaal die school, zooals men dat tegenwoordig
noemt, hadden afgeloopen, toen zijn we ieder
onzes weegs gegaan, maar Goddank, we zijn
elkander nooit ontgroeid. Toen we in later man
lijke jaren tot gewichtige betrekkingen in deze
Gemeente werden benoemd en beiden in de
zelfde besturen zitting hadden, toen heb ik van U
ondervonden zooveel waardeering, zooveel mede
werking, zooveel hulp, zooveel vriendschap, zoo
veel liefde, dat het mij onmogelijk is, U daar
voor niet heden mijn innig hartelijken dank te
betuigen.
Uw leeftijd is reeds hoog geklommen. Toch
spreek ik de hoop uit, dat het U nog eenige
jaren gegund worde eene Gemeente te dienen,
die U als mij, hiervan ben ik zeker, lief en
dierbaar is en het is mijn hartelijken wensch,
Christiaanse, dat de avond Uws levens moge
worden verhelderd door het innigst bewustzijn,
dat Gij steeds gedaan hebt wat Gij kondt, naar
de gaven en krachten U verleend, om de be
langen dezer Gemeente hoog te houden.
Een woord van dank ook aan U, geachte
Gemeente Secretaris Laban. Gij hebt Uwe oor
spronkelijke opleiding aan deze Secretarie ge
noten, maar het was U niet genoeg daarop
volontair of ambtenaar te zijngij streefdet
naar hooger en in eene korte spanne tijds hebt
gij met eer volbracht het examen van Gemeente-
Secretaris. Waar gij U nog eenige jaren in
dienst hebt gesteld in een der groote steden
van ons land, komt de daar opgezamèlde kennis
dezer gemeente ten goede. Voor de toepassing
dier kennis breng ik U èn namens mijzelven
èn namens het gemeentebestuur hartelijk dank.
Hoog klopt mij het hart, als ik U aanzie en
daarbij bedenk, dat gij den opvolger zijt van Uw
onvergetelijken vader, met wisn ik in hetzelfde
jaar hier werd benoemd, hij tot Secretaris en
ik tot Burgemeester. Wij hadden een zeer ge-
meenzamen, ja intiemen omgang met elkander.
Hij was mijn vriend en niet alleen de mijne,
maar hij was ook de vriend van mijn huis en
ik meen te mogen beweren, dat hij ook de
vriend was van velen in de gemeente.
Het is mijn hartelijke wensch, dat ook gij
dat meer en meer wordt.
Mochten Uwe belangen U soms naar elders
heenroepeD, dan is het bovenal mijn wensch,
dat gij déér zult zijn de rechte man op de
rechte plaats en dat gij er eeu gelukkig leven
zult vinden.
Wanneer ik mijn oog laat gaan langs deze
tafel, dan zie ik onder U, mannen, die nog
andere betrekkingen bekleeden dan die van het
lidmaatschap van den Raau alleen. Ik denk aan
U, geachte Voorzitter van de Gezondheids-com
missie alhier, Jhr. Van Vredenburch. De Ge
zondheidscommissie is eene instelling van de
laatste jaren en zij houdt innig verband met
de wezenlijke belangen der gemeenten. Het is
mijn hartelijken wensch, dat gij nog vele jaren
deze betrekking znlt bekleeden en tot loon voor
Uwen ijver en Uwe toewijding daaraan, erlangen
zult de dankbaarheid der gemeentebesturen en
de waardeering van de bewoners van het eiland
Tholen.
Onder U zie ik ook leden van Algemeen-
en Weezeuarmbestuur en van Commissiën van
Weldadigheid. Dat zijn al te maal eerebetrek
kingen en deze worden dubbel eervol, wanneer
zij, als door U, op eervolle wijze worden be
diend. Het is mijn hartelijken wenscb, mijne
Heeren, dat gij nog vele jaren deze fantiën
znlt waarnemen bij een goed administratief
beheer en rekening houdende met de draagkracht
der gemeente aan den eenen kant, maar aan
de andere zijde nooit znlt vergeten het woord,
eenmaal voor eeuwen gesproken en dat zijne
kracht zal blijven behouden tot in het verste
nageslacht, het woord van onzen Grooten Meester
„de armen hebt gij altijd bij U."
Voorts breng ik als over deze tafel heen, een
woord van dank aan U, geachte Ambtenaar ter
Secretarie, Cornelis. Gij zijt nog wel kort in
onzen gemeentedienst, maar toch lang genoeg,
om in U te waardeeren een flink Ambtenaar,
wien ik gaarne toewensch, dat gij binnen niet
te langen tijd tot Secretaris zult worden be
noemd in eene U passende gemeente. Waar ik
nu tot het ambteloos leven overga, daar zou
het mij zeer tot genoegen zijn, indien ik in
dat ambteloos leven nog een steentje zou kun
nen aandragen voor het gebouw van Uw geluk.
Moge 't U wel gaan.
Een woord van dank aan U, geachte Ge
meente-Ontvanger Wolff. Gij hebt Uw tegen
woordige betrekking nog slechts betrekkelijk
korten tijd vervuld, maar gij hebt haar van den
beginne tot heden waargenomen op eene wijze,
die niet alleen mij was tot genoegen, maar ook
tot genoegen vau mijne medeleden in het Da
gelijksch Bestunr en ook tot genoegen van d
leden van den Gemeenteraad. Het is mijn ha