lepseksctieenlhflolsctieCoiipant BIJVOEGSEL Zaterdag 21 No v.1914. VAN DE ALS VERVOLG OP DAT VAN VII. Waterschap de Vrije polders onder Tholen. (2) Vrouw Beliapolder. De gronden van den polder. Bezinkingen in de monding van de Mossef-Ee. De Rhode of de Reede. De polder als accres van Vijftienhonderdgemeten bedijkt. Beperkte bedijking. De waterkeering daarvoor opgeworpen. Wordt niet vermeld door wie of wanneer de polder is gevormd. Vermoedelijk de polder aangewonnen door Ver of Vrouw Belia omstreeks 1280. Eenig be richt omtrent deze. Koopt lammertiende in Poort vliet 1817. Haar zoon, Jan Ver Beele in 1302 genoemd. De kinderen van Simon Ver Beele beschikken over 74 gemeten leenland in Poort vliet. Jacob Uughe Beele, schepen van Tholen 1585. 's Polders geschiedenis valt samen met die van Vijftienhonderdgemeten. Waarschijnlijk steeds tegelijk met deze dijkage ingevloeid. De weel door een der invloeiïngen veroorzaakt. Deze kolk be schikbaar gesteld ten bate der Baljuwage van Tholen. De polder overstroomd 1808. De gesteldheid van den ingepolderden grond. Waaruit deze in hoofdzaak bestaat. De ridder hotstede in den polder. De eigenaar Uughe Lauicentoon IlcijnouU 1408. Sticht het St. Eligius- altaar in Tholens kerk met 17 gemeten eigen dom. Rente op de hofstede drukkeude. Later eigenaar van de stee Qregorio del Plano, baljuw van Tholen. Dalempolder. De oudste der noordelijk tegen den Vijitieuhonderdgemeten-polder aangewonnen bedijking. Beschrijving van de gorzen, waaruit de polder is ontslaan. Waariu deze zijn aange wassen. Worden geschikt tot inpoldering. Jan van Beaumont overlijdt 1356. Tijdens diens leven geen gewag van bedijkingen. Het leen of ambacht van Schakerloo en Tholen gaat over op zijn kleinzoon Jan van Ckalillon of Jan van Bloys. Hoe de Dalempolder is totstand gekomen. De daarvoor opgeworpen waterkeering. Wanneer de bedijking heeft plaats gehad. Hoogstwaar schijnlijk geschied door den Ambachtsheer. Diens overlyden 1380. De polder mitsdien tusschen 1356 en 1380 totstand gekomen. Een gedeelte van Tholen gevestigd op den dijk van Vijftienhonderdgemeten. De uitgestrekt heid van dit dijkvak. Bekend onder de namen van Brandstraat, Kromme-Elleboog en Hoogstraat. Een ander deel van de stad gevestigd op den Dalemschen-dijk, strekkende van de Brandstraat tot aan de Oud-Vosmeersche-poort in de om geving van den voormaligen kruittoren. Het verlengen van de Stadsvest 1S65. Ver scheidene groepen arbeiders van Tholen, van Goes en van Dreischor daaraan werkzaam. Redenen van de uitbreiding der Vest. Spanning tusschen Bergen op Zoom en Tholen. Oorzaak daarvan. De Daleropolder bedijkt in. 1364. Draagt zijn naam naar Sophie van Dalem, bijzit van Jan van Chalillon. De polder niet veel van den aanstoot der wateren te lijden gehad. De binnendijken spoedig gekomen tot verloop. Gevolgen daarvan. Over- stroomiugen in 1530, 1532, 1551 en 1570. Dalem ook bevloeid in 1671. 's Polders zeedijk breekt door 1682. Veel schade daarbij aan de dijkage en haar grondgebied teweeggebracht. Later de polder door dergelijke ongevallen niet meer getroffen. Hare vroegere en tegenwoordige gesteldheid. Suatie. Dalem aanvankelijk in 't bezit van eene zeesluis. De insluiting van den polder. De suatie veranderd. De Platte sluis. Beschou wing van den tegenwoordigen atvoer van het water. Het stoomgemaal in de Vijftienhonderd gemeten. Grootte. De grootte in vroeger eeuw. Geen boitenbedijkingen vermeld. De aangelegde weg in den polder 1683. Strekkende van de Nieuwe- Vosmeersche-poort tot aan den Laatsten Stuiver. De daarvoor onteigende grond. De gesteldheid van 's polders bodem. Het vereischte voor het optreden als stemgerechtigd ingeland. Deurloopolder. Het ontstaan van een gors of aanwas langs de Vijftienhonderdgemeten. Levert den Deurloopolder op. Het gors ter be dijking uitgegeven door Jan van Chalillon 1373. Voorwaarden waaronder de uitgitte plaats had. Nadere ontvouwing van deze. Jan van Chalillon of Jan van Bloys overleden 1380. Het ambacht gaat over op diens broeder Guy van Bloys. Deze daalt ten grave 1897. Het leen keert tot de Grafelijkheid terug. De dijk voor de inpoldering van Deurloo opgeworpen. De polder vaak een prooi der golven. Van de oudste geschiedenis der dijkage weinig bekend. Slechts enkele bescheiden lichten ons daaromtrent in. De polder overstroomd 5 Novem ber 1530. De oudervloeiingen in 1532, 1551 en 1570. In het laatstgenoemde jaar de dijtage zwaar beschadigd. Ingelanden besluiten den polder te verlaten. Philips beveelt herbedijking aan. Daartoe besloten. Broodeloospolder overstroomd. Ook deze dijkage verlaten. Het verzoek tot beveraching niet ingewilligd. Deurloo gehouden den binnen dijk in te richten tot zeedijk. Er ontstaat een geul langs den polder. De geul wordt vaart. Da Nieuwe Haven. De polder overstroomd 1671. Zware dijk breuken ontstaan. Kosten geëischt voor het herbedijken. Hooge omslagen daarvoor te heffen. Deurloo vloeit in 26 Januari 1682. Treurige gesteldheid. Jozina van Vrijberghe doet afstand van baar erf. Ingelanden verlaten den polder Teveel ondervonden tegenspoed. Vijftienhonderd gemeten-polder wendt pogingen aan ingelanden te bewegen tot herbedijking. Te vergeefs, Vijftien- honderdgemeten-polder neemt het besluit den polder voor gezamenlijke rekening van inge landen zelf te bedijken 1686. De kosten daar voor besteed. De in veiling gebrachten herwonnen grond. Belangrijke vrijdommen aan den herbedijkten polder toegestaan. Is opnieuw rampspoedig. Hij breekt in 1690. Wordt beverscht. Er grijpt weder inundatie plaats op 3 Maart 1715. Be schouwingen van 's Lands Inspecteurs. Achten eene algeheele dijksverhooging noodzakelijk. De volvoering daarvan. Een wijle tijd van rust treedt in. De polder zwaar getroffen in 1808. De dijk breekt op vijf plaatsen door. Het land schiet 12 voet diep ouder water. Al het gezaai verloren. De vloed dringt door tot in Rasernij en Vrouw Beliapolder. Drukkende uitgaven ge- eischt voor de beversching. Nog eenmaal doch in minder ernstige mate de polder overstroomd 5 Februari 1825. De zeedijk verhoogd en verzwaard. De waterkeering in den laatsten tijd veel verbeterd, 's Polders tegenwoordige gesteldheid. Overzicht van de geleden rampen. Suatie. Bericht nopens de oude wijze van uitwatering. Wat het waterschap vóór de her bedijking van den polder omtrent de suatie heeft bepaald 1683. De polder in 't bezit gesteld van eene zee sluis 1686. Ligplaats, afmeting en gesteldheid der sluis. Op den polder loost ook Rasernij. Kostelooze uitwatering daarvan. Grootte. Veel verandering in den loop der tijden in de grootte ontstaan. De aanvankelijk ingepolderde oppervlakte. De omvang in 1641. De grootte bij de herbedijking des polders in 1686. Tegenwoordige omvang. Aard en gesteld heid van den grond. Bestuur. De Deurloopolder gedurende de eerste zeven jaar door diens bedijkers beheerd. Wordt daarna gesteld onder de „Wetten en Voorrechten van het overige land." Wordt ein delijk calamiteus. Ingelanden verzoeken vrij verklaring. Het verzoek ingewilligd 1872. Broodeloospolder. Weinig tijds na het be dijken van Deurloo is Broodeloos gevormd. Op gaaf of omschrijving vau den aanwas waaruit de bedijking is ontstaan. Strekt zich langs de dijken van Deurloo uit. Was door de Een dracht en de Schelde afgezet en begrensd. De gronden na 1397 onder 't beheer der Grafelijkheid. Worden ter bedijking uitgegraven door graaf Albrecht van Beieren aan Bette Claeszoon en Hughe Bavwensoon Reynouts 8 Januari 1408. Wat de Grafelijkheid aan zich hield. Blijkbaar de inpoldering spoedig op de uit gifte gevolgd. Er ontstaat nieuwe aanwas. Tegen den polder een ander accres gevormd 1439. Op welke wijze de inpoldering is geschied vindt men niet vermeld. De daarvoor opgewor pen dijk 800 Roeden of bijna 2900 Meters iang. Sloot 166 Gemeten gebied van de wateren af. Onvoordeelige ontginning. Weinig nopens het bestaan van den polder bekend. Is door den vloed van 5 November 1530 en door dien van 2 November 1532 iuge- vloeid. Uit enkele berichten blijkt, dat de dij kage menigwerf strijd met de wateren te voeren had. De dijk eischte dikwijls verhooging en voorziening. Gijsbrecht Janszoon de penning meester. Ontvangt door tusschenkomst van den rentmeester Frans Rezen den tweeden termijn van 100 Karolusguldens door koning Philips II aan „Brolose" toegestaan tot „kwijtschelding van steen voor den dijk" 1568. De polder door het stormgetij van 1 No vember 1570 onder de wateren bedolven. Het getij rijst een voet hooger dan op 5 November 1530. De dijken zwaar beschadigd. Koning Phi lips heeft vergunning ook de vroonen aan te slaan. Deelt mede den polder binnen vier maanden te bedijken, daar anders dit kan plaats hebben door de gezamenlijke eigenaren van de achter landen. Ingelanden houden zich aan hun besluit. De polder blijft een prooi der zee. Nadere be schouwingen omtrent het verloren gaan van de bedijking, wier overschot of grondslag in den mond van het volk slechts nog als het „Brulose" blijft bekend. Rasernijpolder. Beschrijving van de gronden, die Rasernij bij de bedijking hebben opgeleverd. Aanwassen langs Vrouw-Belia en Deurloo. Hun smallen vorm. De gronden als gorzen in erfpacht uitgegeven door Philips van Bourgondië 20 Mei 1489 aan Bodewijk van Bloys. De gevolgde uitgifte tot inpoldering aan Bodewijk van Bloys en Claes de Frieze van 29 Mei 1489. Nadere inlichting omtrent deze. Omschrijving van het gors in den brief van uitgifte. De strekking van den dijk voor de inpol dering opgeworpen. Deszelfs lengte 254 Putsche Roeden of ongeveer 1030 Meter. Sluit slechts 44 gemeten erf van de wateren af. Zeer onvoor deelige inpoldering. De gorzen langs den polder. De helft daarvan vervreemd door Jan van Bloys 1455. Nader bericht omtrent Bodewijk van Bloys. Zijn huwe lijk met de natuurlijke dochter van Claas van Borssele van Kortgene 1432. De getuigen bij zijn huwelijk. Bodewijk als baljuw van Tholen 14401442. Zijn broeder Jan van Bloysvolgt hem als zoodanig op. De benaming van den polder. Hoogstwaar schijnlijk ontleend aan deszelfs onvoordeelige wijze van ontstaan. Andere dergelijke benamin gen slaande op de wijze waaronder zij zjjn ge vormd. Weinig is van de dijkage uit het eerste tijd vak van haar bestaan bekend. Slechts de eige naars vau den dijk en de daar langs gelegen gorzen vermeld. Ook de tienden van den polder en de overdrachten daarvan steeds genoemd. De polder vaak een prooi der zee. Vloeit in op 5 November 1580. De binnendijk langs Deurloo vroeg gekomen tot verloop. Bij over- strooming van dit achterland schiet ook Rasernij telkens onder water. De polder ingevloeid in 1532, 1551 1570. 's Polders uitgebreide waterkeering. Zijn ge ringe oppervlakte voor het bijeenbrengen der fondsen tot voorziening in het onderhoud. Drukkende dijkgeachoten. Het dringensl noodi- ge niet verricht. De polder overstroomd 1682. De dijkage door ingelanden verlaten. De geërfden van de Vijf tienhonderdgemeten nemen het besluit om in het onderhoud ervan te voorzien. Het verzet daartegen vanwege de ingelanden van de pol ders Puit, Peuke en Nieuwland, die gehouden zijn bij te dragen in de kosten van de oever- werken. Een nieuwe regeling komt inzake de oeverwerken tot stand 1686. De verdere geschiedenis van den polder vervat in die van de Vijftienhonderdgemeten als onderdeel daarvan. Suatie. Rasernij loost zijn water op Deurloo. De steenen duiker daarvoor. Veel van het he melwater geleden tijdens de bevloeiïng van Deurloo. De tegenwoordige loozing. Grootte. De oorspronkelijke grootte. Betrek kelijk veel grond in het poldertje vergraven voor dijkaarde. Zijn tegenwoordige oppervlakte. Altekleinpolder. Beperkte bedijking aan den zuidkant van Vijftienhonderdgemeten in de Eend lacht. De gronden ervan ter bedijking uitgegeven door Philips van Bourgondië 17 Maart 1438 aan Claas de Frieze. De erfpacht bij de uitgifte bedongen. Omschrijving der gorzen in het stuk der uit- gif'e. Grootte of omvang van het uitgegevene. De inpoldering vermoedelijk geschied door Bodewijk van Bloys en Claas de Frieze. Bodewijk draagt de helft van Alteklein over aan Hendrik Janss van Coten 81 Juli 1455. Het land gezegd gelegen te zijn aan Vijftienhonderdgemeten bij St. Joos. De inpoldering spoedig op de uitgifte gevolgd. Kort daarop het Moienpoldertje, slechts 5 Ge meten groot, daaraan gehecht. De dijk voor Altekleiu aangelegd 200 Putsche Roeden of 820 Meter lang. Sloot aanvankelijk maar 21 Gemeten gors van den invloed der wateren af. De naam van het poldertje. Ontleend aan deszelfs beperkten omvang. Van zijn oudste geschiedenis weinig bekend. Kort langs den stroom gevormd. Bij de minste inscharing werd het nadeel daarvan ondervonden. Had vroeg een betrekkelijk kostbaar onderhoud. Onbekendheid of Alteklein door de storm vloeden van XVe of XVIe eeuw geleden heeft. Door de stormgetijen van 1671 en 682 zijn zijne gronden onder de wateren bedolven en zwaar beschadigd. Hooge geschoten geheven voor de herbedijking. Alteklein ook ingevloeid op 3 Maart 1715. 's Lands-Inspecteurs bezichtigen de overstroomde bedijking. Hun voorstel aan de Gecommitteerde Raden. Het poldertje vloeit andermaal in 1720. De dijk deerlijk beschadigd. Buitendijking nood zakelijk. Wordt niet mogelijk geacht. Men besluit de dijkage te verlaten. De verloren grond als begroeid gors. Gerard Vermeulen. Diens verzoek om de schorren met een zomerkade van de zee af te sluiten. Blijft zonder gevolg. Vergraving der gronden voor het verbeteren van den zeedijk van de Vijftienhonderd gemeten 1907. Nieuwlandepolder. De Nieuwlandpolder eeni- gen tijd na het totstandkomen van Dalem be dijkt. Beschrijving van de gorzen, die door hunne bedijking den polder hebben opgeleverd. Vormden in hun onbedijkten staat eene plaat of hil, door vlieten of geulen omsloten. De plaat als Westerhil bekend. Van de gronden geen brief van uitgifte be kend. Ook niet van de daarop gevolgde en aangesloten polders Peuke en Puit. Redenen daarvau. De dijkages, als „Uitpolders" bekend, slechts door bemiddeling van 's Graven rent meesters tot stand gekomen. De bedijking van het Nieuweland geschied tusschen de jareu 1397 en 1400. De opgeworpen dijk daarvoor. Diens lengte en profiel. Draagt geene blijken van door de wateren te hebben geleden. De daarmede afgesloten kreken en vlie ten geheel verebd. Belangrijke voorzieningen voor het behoud van den polder niet noodzakelijk geweest. Hoog stens kan de dijk eeuige bek ramming hebben gevorderd. Bij het tot stand komen men van den polder Oud-Vossemeer de waterkeering reeds in binnendijk veranderd. Suatie. Ten opzichte van de waterlossiug des polders weinig bekend. Blijken dat de afvoer van het hemelwater steeds op de achtergelegene dijkage heeft plaats gehad. Da bijdrage daarvoor uitgekeerd. Nieuwe regelingen daarvoor totstand gekomen 16881699. Last van het water schij nen de gronden niet te hebben geleden. Moe rassige of sompige toestanden komen in den polder'niet voor. De waterlossing ondergaat nog verandering door het stichten van het stoomge maal in de Vijftienhonderdgemeten 1906. Grootte. De polder bezit in 1641 eene opper vlakte van ruim 256 Gemeten. Zijne tegenwoor dige grootte. De aard of gesteldheid van den grond. Bij een erf van 3,9240 Hectaren is men stemgerechtigd ingeland. Peukepolder. De Peukepolder eene aandijking tegen het Nieuweland en de Vijftienhonderd gemeten. Door diens ontstaan de uitloop van de Ve'-Ee afgedamd. De bedijking van den polder weinig tijds na de vorming van het Nieuwland geschied. De pelder op het eind van de XlVe of in 't begin van de XVe eeuw bedijkt. De tienden er in aan Jon den bastaard van Bloys verkocht 1415. De dijk voor den polder opgeworpen. Zijne lengte, strekking en aansluitingeu. Bij het be dijken van den Puitpolder viel een aanzienlijk deel en bij het ontstaan van Oud-Vosmeer deze geheel droog. Werken tot voorziening in het dijksonderhoud zijn nimmer gevorderd. Ook blijkt niet dat de dijkage van de opgezette stormgetijen tijdens zijn kort bestaan als zeepolder te lijden heeft gehad. Suatie. De Peukepolder sueert op het Nieuwe land en vervolgens op Vijftienhonderdgemeten. Wat daarvoor werd uitgekeerd. De veranderin gen in de bijdragen gebracht. Thans voert de polder op dezelfde wijze als voorheen zijn water af. Deelt thans in den meer regelmatigen afloop daarvan door de vestiging van het stoomgemaal in den Vijftienhonderdgemeten-polder. Grootte. De grootte van de dijkage in 1641. De tegenwoordige omvang. De gesteldheid vvn den grond. Het gevorderd bezit voor de te boek- stelling als ingeland. Puitpolder. De aandijking tegen bet Nieuwe land en den Peukepolder uit gorzen langs en uit de Ver-Ee afgezet, gevormd. Wanneer de niet uitgebreide dijkage is ge vormd niet vermeld. Geenerlei bescheiden op de uitgifte of op de bedijking betrekking heb bende, voorhanden. Ongetwijfeld de inpoldering vanwege de Grafelijkheid door den rentmeester van het ambacht geschied in 't begin van de XVe eenw. De tienden in het poldertje door graaf Wil lem van Beieren verkocht 1415. De dijk voor het aan zee onttrekken der gronden opgewor pen. Deszelfs afmeting en aansluiting, De waterkeering bij het ontstaan van Oud- Vosmeer in binnendijk veranderd. Zeer kort aan den aanloop der wateren blootgesteld. Van geenerlei verrichting of rampen daarvan gewag gemaakt, Suatie. De Puitpolder loost zijn hemelwater op de Peuke en vervolgens op de Vijftienhon derdgemeten, Wat daarvoor werd bijgedragen. Wijzigingen daarin gi bracht. Van geleden last van het water geen gewag gemaakt. De tegen woordige lossing. Grootte. De grootte van de dijkage in den loop der tijden geeuerlei verandering ondergaan. Wordt gezegd in 1641 te bestaan uit 103y2 Gemet. 's Polders tegenwoordige omvang. De gesteldheid van den grond. Wat geëischt wordt voor het optreden als stemgerechtigd ingeland. Oud-Strijenpolder. Oud-Strijenpolder geheel in den voormaligen stroom, de Striene, aange wonnen. De polder tegen Vijftienhonderdgeme ten aangedijkt. Beschrijving van de wijze waarop het vaar water na deszelfs afsluiting door den Zaai- of Lutteldijk is verebd. De gesteldheid der gorzen voor derzelver inpoldering. Het vaarwater waarin zij zijn bezonken, als de Struona. Tot welke heerlijkheden of ambachten de aanwassen waren te rekenen. De bedijking van den polder. De benaming daarvan. Met den naam van Oud-Strijen bestem peld na de vorming van een Nieuw-Strijen. De oorspronkelijke benaming vermoedelijk Oud- Port. De Molen bij Oud-Port 1318. Wanneer de gronden van Oud-Strijen aan den invloed der zee zijn onttrokken niet in geschrifte vermeld. Verschillende toestanden geren aanleiding tot het bij benadering bepalen van den tijd der inpoldering. Alaardvan Duvenee in 't bezit gesteld van de gronden 1256. Ver leend afschrift van het daarop betrekking hebbend charter door graaf Floris F 1271. Vereischt zijnde tijdruimte voor het geschikt worden der gronden tot bedijking na het ontstaan van de Vijftienhonderd-gemeten. De polder vermoedelijk ook in 1271 gevormd. De dijk voor het inpolderen van Oud-Strijen opgeworpen. De strekking, aansluiting en lengte daarvan. De bedijking. Geen gewaagde onder neming. Draagt eenig blijk van doorbraak. Weinige bekendheid van 's polders anvaukelijk bestaan. Zijne waterkeering bij de bedijking van Nieuw-Strijen aau den invloed der zee onttrokken 1310. Te voren reeds door nieuwe aanwassen begrensd. Suatie. De waterlossing van den polder door een duiker in den Lutteldijk op Vijftienhonderd gemeten. Haar verband met het in 1906 ge stichte stoomgemaal. Grootte. De omvang van Oud-Strijen in 1641. De tegenwoordige grootte. Waaruit de grond bestaat. Welk bezit geëischt wordt voor het optreden als ingeland. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1914 | | pagina 9