lerseksctieenTtioolscieCoiiraot BIJVOEGSEL Zaterdagl4Nov.l914. van de ALS VERVOLG OP DAT VAN vu. Waterschap de vrije polders onder Tholen. (I) Algemeen overzicht. Het land van Tholen bestaat uit verscheidene polders. Van sommige dezer ligt de geschiedenis van hun aanvankelijk bestaan in Develen gehuld. De onderscheidene bedijkingen vormen een waterschap met enkele daarvan gescheiden polders. Opgave der dijkages, waaruit het eigenlijke waterschap bestaat. Schakerloo de oudste polder. Als eiland bedijkt. Daartegen aangewontien Vijftienhonderdgemeten. De wateren in de omgeving van Schakerloo. Over blijfselen van deze. Welke wateren alsnog aan dacht trekken. De Strieue. De scheiding tusschen Zeeland eu Brabant. De Vosvliet en de Mossel- Ee. Hot bedijkte Schakerloo. Deszelfs afzondering. Hoe het aanvankelijk werd beheerd. Hoe over het algemeen de oudste deelen in zake het dijkwezen werden bestuurd. Elke polder schijnt in den begiune een op zich zelf staand lichaam te hebben uitgemaakt. Allen hadden den Baljuw tot dijkgraaf. Ook de Schouten, de Schepenen en de Dijkmeesters voerden beheer. De Allerheiligen vloed van 1570 geeft aanleiding tot verandering in 't beheer. Men verlaDgt aan stelling van een dijkgraaf en vijf gezworens. De inwilliging van dit verzoek. In acht te nemen bepalingen voor het aanstelleu van Gezworens. De te houden poldervergaderingen met de in- geërfden. Voorafgaande bekendmaking op de pui van het stadshuis 's Zondags na de Hoogmis. Schakerloo's buitengronden lijden na de inun datie van Reymerswale aan afslag. Ingelanden wenden zich tot den Koning om hulp. De Vorst verplicht alle polders om Gemets-gemetsgewijze bij te dragen in de kosten der oeverwerken van van den polder 1559. Tegen de genomen beschikking van Koning Philips bestaat bedenking. Eene nieuwe regeling komt totstand 1619. De overeenkomst gesloten tusschen den polder Schakerloo ter eene en de polders Vijftienhonderdgemeten, Dalem, Puit, Peuke, Nieuw land, Broek, Rooland en Deurloo ter andere zijde om de oeverwerken van al de aan zee gelegen polders voor gemeenschappelijke rekening aan te leggen en te onderhouden. Schakerloo gehouden f 0.40 „vooruit" te betalen. De overeenkomst aangegaan voor den tijd van dertig jaar. De overeenkomst geëindigd 1649. Een nieuw contract gesloten voor den tijd van twintig jaar 1651. De bijdragen van de polders Puit, Peuke en Nieuwland tot op de helft verminderd. Broek en Rooland slechts belast met een ge- schot van 6 grooten per Gemet. De overeenkomst eindigt 1680, Een andere verbintenis komt totstaod 1682. Geldt niet meer voor een bepaald aantal jaren. Schakerloo niet meer gehouden aan een hooger geschut. De polders Deurloo, Broek, Rooland, Puit, Peuke en Nieuwlaud dragen slechts met i/3 van het geschot bij. Nogmaals komt in deze aangelegenheid ver andering. De polders Puit, Peuke en Nieuwland ontheven van hunne bijdragen voor da oever werken. Deze dijkages bezwaard met een geschot van 8 stuivers per Gemet voor hnnne water lossing 1688. Het polderreglement van 1874. Het gewijzigde reglement van 1906. Ook volgens deze be scheiden hebben de polders werken en belangen, die het geheele waterschap aangaan, andere welke nitslnitend de polders Schakerloo, Vijftien honderdgemeten en Dalem aangaan en ook zulke, welke slechts een der polders betreffen. Opsomming en verantwoording daarvan. Wanneer men op treedt als iDgeland voor het Waterschap. Schakerloo. De gronden van Schakerloo bij het begin van de inpoldering van Poortvliet tot schorshoogte opgewassen. Geenerlei verbinding van deze met de westwaarts daarvan gelegen op wassen. De gorzen door de Striene van Zeeland en door den Quarenvliet van het land van Breda gescheiden. Aan den zuidkant stroomde de Ee. Wat van deze wateren alsnog is na te gaan. De dijk waarmede Schakerloo is ontgonnen. Is in zijne strekking nog overal zichtbaar. Zijn profiel op de eene plaats meer gekomen tot verloop dan op de andere. De oorzaak daarvan. Niet bepaald, wanneer de gronden met dijken zijn omzoomd. Schakerloo vroeg genoemd 1212. Deszelfs ge steldheid wijst op een nog ouder bestaan. Heuvels of bergjes in den polder. Pleiten voor een lang verleden. Deze voorwerpen in vorm en omvang merkelijk verschillend van de oude Vlied bergen. Hebben overeenkomst met die in het Oudelaud van St-Maartensdyk. Geene sporen van dijkeu in den polder aan wezig. De gronden gelijktijdig in hun ganschen, omvang bedijkt. In open staat bewoond geweest De plaats met Kerk en Tol gevestigd op een terp. Het op die hoogte gewrochte behoorde burgerlijk niet tot Zeeland en kerkelijk niet tot Utrecht. Het maakte op geestelijk gebied deel uit van het Bisdom van Luik. Schakerloo vormde een Leen. Staat onder den hertog van Brabant. Zijne ambachtsheeren hadden vermoedelijk hun verblijf op het dorp. Niet be kend op wien het leen aanvankelijk is verleid. Het ambacht aan deszelfs bezitters ontnomen. De redenen daarvan. De bescheiden op deze aangelegenheid betrekking hebbende. Het vergrijp van de Ambachtsheeren bij het innen van tol. Nieuwe regelen voor de tolheffing vastgesteld. De Heeren van Schakerloo bezitten ook het ambacht van Os*endrecht. Godevaart II reeds als Heer van Breda genoemd 1190. Wordt ook als Ambachtsheer van Schakerloo vermeld 1214, Scbenkt eene hoeve aan de kerk van Tongerloo. Verlaat deze wereld. Zijne weduwe Lvtgaard. Haar milde schenking aau de kerk van Sl-Michiel te Antwerpen. Bepaalt daarin haar graf voor het altaar van Onze Lieve Vrouwe. De bescheiden op dit alles betrekking hebbende. Vrouw Lutgaard's vermoedelijk overlijden in 1220. Het leen Schakerloo voor de helft verleid op Godevaart 111. Graaf Willem 1 van Holland huwt met de dochter vau hertog Hendrik van Brabantweduwe van keizer Otte IV, De Hol- laudsche graaf krijgt als bruidsschat van Maria de helft van Schakerloo. Hij is gehouden dit te beschouwen als een leen van Brabant. Grsaf Willem overlijdt 1222. Floris IV krijgt Schakerloo 1229. De heerlijkheid heeft reeds met den aanval der wateren te kampen. Floris IV overleden 1248. Het ambacht door graaf Willen II verleid op Hendrik Buffel. Hendrik Buffel zeer in aanzien bij den Graaf. Ook bij Hendrik van Breda. Kentering in de verhouding tot den laatstbedoelde. De uitgifte van het ambacht wekt misnoegen op. Graaf Will^m's handeling. Hij bezit niet het recht tot uitgifte. Hij kan het ook niet verheffen tot een onversterfelijk goed. De handeling leidt tot spanning. De Graaf geeft van uit Keulen zijn broeder last Hendrik Buffel in zijn verkregen bezit te handhaven. Brief van 1256. Het geheele gebied van deze zijde toegeëigend. Men beschikt over de aan wassen, reeds overgedragen aan Alaerdvan Duvenee. Het geheele ambacht dominaal goed. Verlei daarvan op Jan van Beaumont 1316. Diens overlijden. Zijne dochter Johanna. Echtgenoote vau Bodewijk van Bloys. Het leen komt aan dat geslacht. Het blijft daarin tot 1397. Weinig gevorderd met de tot dusver gegeven beschonwingeu omtrent de wording des polders. Wat uit het bijgebrachte valt af te leiden. De polder tegen het einde van de Xe of in het begin van de Xle eeuw bedijkt. Brief van keizer Otte II van 18 Januari 976. Wat daarin nit de Gouw Scaldis in betrekking tot Schakerloo wordt bericht. Een Kerk met Tol. Blijkbaar zonder omgeving van ingepolderd land. De Kerk met Tol op een terp bevestigd. Monding der Mossel-Ee. De geschikte Rhode of Reede voor de bediening van den Tol. In 976 bestond de polder niet. Zeer waarschijnlijk eerst in 't begin van de Xle eeuw ontstaan. De naam Schakerloo. De beteekenis ervan. Door sommigen afgeleid van een groot bosch. Dichtheid van dit bosch. Opmerkingen daarom trent. De grond door alle tijden heen ongeschikt voor den groei van houtgewas. Redenen hiervan. Vergelijk van den grond met andere ongeschikte deelen. Of Schakerloo in de beteekenis van schaken of wederrechtelijk nemen moet worden opgevat. Wat heeft plaats gehad De To! met Kerk in de Gouw Scaldis. Het bestaan daarvan vóór de grond in de omgeving ervan was ingedijkt. De terp met het daarop bestaande bij de ont ginning van den polder als een onderdeel daar van aangemerkt. De terp beschouwd als dc genomen of geschaakte hoogte. De Steenenkruisen dijk. De berg daar langs opgeworpen. De overige vakken van den dijk. Belangrijfre stukken daarvan vroeg veranderd in binnendijk. Groot verloop van sommige gedeelten. Aanvankelijk kalme gesteldhéid der om ge legen wateren. Weinig berichten tot ons ge komen over de lotgevallen des polders nil den eersten tijd van diens bestaan. Onbekend of Schakerloo door stormvloeden van de XlIIe eeuw is overstroomd. Onvolledige berichten aangaande de uitwerkselen van de stormvloeden van de XlVe en XVe eeuw. Ook bescheiden nit het begin der XVIe eeuw zijn betrekkelijk de dij kage haast niet voorhanden. Met den vloed van 5 November 1530 komt in dat alles verandering. Een gansch vreemde, een geheel onbekende toestand treedt voor het polderwezen in. De dijkage vloeit in. Inundeert ook in 1532. Schadelijk stormgetij van 12 Januari 1552. Het stormgetij vergezeld van zwaar onweder. Het water tot ongekende hoogte opgevoerd. De stand daarvan aangeteekend in de kerk van Reymerswale. Schakerloo overstroomd. De polder ontvangt geldelijken steun. Het onderhoud wordt drukkender. Vooral veel gevergd in betrekking tot den oever. Ingelanden wenden zich tot den Koning 1559. Wijzen op het belang van het voortbestaan van den polder voor de achterlanden. Verlangen dat ook deze in de kosten der oeverwerken zullen bijdragen. Gunstige beschikking op hun verzoek. Schakerloo opnieuw zwaar getroffen door den Allerheiligenvloed van 1570. De polder schiet tot dijkshoogte onder water. Vreeselijke verwoes tingen daardoor aan grond, gebouwen en vrachten aangericht. De zeedijk van den polder van vijandige zijde doorgestoken 1576. De molen daarin verbrand. Zware gevolgen voor den polder had het storm getij van 12 Januari 1613. De dijk van Venus- dam tot bij de Redoute over eene lengte van 240 roeden tot in de kruin ontgrond. De hoogte van het getij bepaald in betrekking tot de Brug- eo Viscbstraat van Tholen. Alle borgers opge roepen om met spaden en manden te verschijnen op den dijk. Jkhr. Philibert van Borssele brengt verslag nit vau den toestand aan Gecommitteerde Raden. De dijk op verzoek der Staten in oogenschonw genomen door deu dijkgraaf van de Breede Wa tering bewesten Yerseke, Cornelis Adriaense Soet- waler. Geheven dijkgeschot tot herstel en ver betering van den dijk. Voortdurende verzwaring van het onderbond. Nieuwe overeenkomst betreffende het bekostigen, het aanleggen eu het onderhouden van de oeverwerken komt totstand. De overeenkomst gegrond op het K. Besluit vau 1559 aangegaan voor den tijd van dertig jaar 1619. Schakerloo genoopt f 0,40 per Gemet vooruit te betalen. Stijgende dijkgeschoten. Drukkende omstandig heden. Geheven geschot tot leniging van den nood in Scherpenisse 1645. De overeenkomst inzake de oevcrwerkeu eindigt 1649. Een nieuw akkoord voor deu tijd vau twiutig jaar aangegaan 1651. Schakerloo gehouden aau de vooruitbetaling. De polders Puit, Peuke en Nieuwland tot op tie helft in het daarvoor te heffen geschot terug gebracht. De polders Broek eu Rooland brengen daarvoor luttel meer op. Hoogst nadeelig voor Schakerloo de storm vloed van 21 September 1671. De dijk zeer beschadigd. De polder vloeit in. Gevaarlijke dijkbreuk ontstaan bij de Kommesluis. Treurige gesteldheid. De iu de schureu geborgen oogst lijdt aan bederf. Voor het vee bestaat geeue voeding. Dan, Ingelanden ontvangen hulp. Genieten ook nog financiëele steun van de Staten in 1676. Wat daardoor wordt verricht. Algeheele verbe tering van 's polders waterkeeriog. Deze boezemt geene vrees voor doorbraak meer in. Tegenover Vijftienhonderdgemeten' ligt de dijkage open. De stormvloed van 26 Januari 1682. De Zuidbeer bij Tholen bezwijkt. De polders scchieten diep onder water. Groote schade ontstaat aan landen, vruchten en gebouwen. Ingelanden ont vangen eene belangrijke bijdrage van de Watering Poortvliet, Voorwaarden waaronder deze wordt verleend. Gelukkig de polder door dergelijke rampen later niet meer getroffen. De omslagen blijven nogtaus drukkend. Het waterbeloop van den zeedijk doorgaande met kunstwerken voorzien. Leeningen daarvoor gesloten. Er volgen baten van de Staten. Uitvoerige beschouwingen nopens de voorge komen ongevallen als algemeen overzicht. De treurige periode van 5 November 1530 tot 26 Januari 1682. De dijkage zevenmaal onder de wateren bedolven. Groote veranderingen hebben inzake het dijk- en polderwezen plaats gegrepeD. Lengle van den zeedijk. Afmetingen en gesteld heid daarvan. Wat onze voorzaten ten onzen nutte hebben te torschen gehad. Suatie. Aanvankelijk loosde Schakerloo zijn hemelwater uit op de Striene. De plaats van de sluis. Ook aau den kant van de Schelde wijzen enkele toestanden op het eenmaal aan wezig zijn geweest van eene sluis. De sluis aan de Striene gedicht bij de gedeeltelijke inpolde ring van dit water. De tegenwoordige wijze van uitwatering op de Vijftienhonderdgemeten. Eenige kostbare werken voor de verlegging der suatie uitgevoerd. De afvoering van het water voormaals gebrekkig. Thans is de loozing van het hemelwater vol doende. In 1906 in verband gebracht met het gestichte stoomgemaal. Grootte. De grootte van den polder. Weinig verandering daarin ontstaan. Buitendijkingen komen niet voor. 's Polders bodem alleen ver minderd door vergravingen voor het onderhond. De oudst bekende grootte 1358. De tegen woordige omvang. 's Polders bodem laag. Wordt meer beweid dan bebouwd. Voor beweiding zeer geschikt. De grond bestaat uit lichte klei. Wat geëischt wordt voor het optreden als ingeland. Vijftienhonderdgemeten-polder. Uitgebreide be dijking. De schorren grootelijks langs Schakerloo ontstaan. Algemeen overzicht daarvan. Eenig verschil van deze met die in onzen tijd bezonken. De aandacht daarop gevestigd. Het Herderszoet langs de Mossel-Ee. Het meest aangename deel van het overigens veelal nog drassige gebied. Het octrooi tot inpoldering onbekend. Slechts eene enkele bepaling daaruit ter onzer kennis gebracht. Ook niet vermeld, of en wanneer de uitgifte tot inpoldering is verleend. Bij het brengen van Schakerloo door Maria, weduwe van Keizer Otto 1V, aan graaf Willem I bestonden tegen het ambacht nog geene aan- dijkingen 1220. Na de inpoldering van Vijftien honderdgemeten of Nieuw-Schakerloo de grenzen van het ambacht genoemd. Poortvliets oostelijke waterkeering destijds binnendijk 1248. De Vijftienhonderdgemeten alzoo gevormd tusschen 1220 en 1248 Floris Ik koopt goederen in Oud-Schakerloo 1229. Vijftienhonderdgemeten of Nieuw-Schaker- loo bestaat. Moet zijn totstand gekomen tusschen 1220 en 1229. De inpoldering geschied door of vanwege graaf Willem 1 na diens terugkeer nit Damiate in 1220. Nadere opheldering des wege. De dijken voor de inpoldering opgeworpen. De gezamenlijke lengte. Hoofdzakelijk in twee voorname deelen bekend. De Vrouwendijk en de Vriezendijk. Hoe de inpoldering van de gronden heeft plaats gehad. Wat tot opheldering daarvoor te raadplegen zij. De Striene afgedamd. De Vrouwen- dijk. Diens gebogen strekkiug en lengte. Sluit aan Schakerloo en aan het zuidelijke gedeelte vau Poortvliet aan. Zoowel de Striene als de Vosvliet daarmede afgesloten. De dijk vroeg als waterkeering verlaten. De buiten- of Vriezendijk. Neemt een aanvang aan den Kadijk van Poortvliet. Sluit iets be zuiden hel dorp OudelaQd aan Schakerloo aan. De Mossel-Ee, de Striene en de Vosvliet op andere plaatsen daarmede afgedamd. Het oudste gedeelte van de slad Thuieu op een vak ervan gebouwd. Langs den zuidkant vallen stukken van den zeedijk vroeg droog. De oude benamingen van ZaaidijkenLutteldijk duiden ditalsnog overtuigend aan. Ook van den Vriezendijk vele deelen in biDneudijk veranderd. Van de oude geschiedenis van 's polders dijk wezen weinig bekend. Sporen van vroeg voor gevallen doorbraken bestaan. De Bent. Wauueer vermoedelijk de meest zware rampen zijo voor gevallen. De dijkage waarschijnlijk ingevloeid iu 1421 eu in 1425. Veel schade aangericht door den vloed van 1511. Een gedeelte der stads muren van Tholen stort omver. De vest aan den wnterkant spoelt dicht. In hoever de polder geleden beeft door het stormgetij van 5 November 1530 niet bepaalde lijk vermeld. De dijkage ingevloeid in 1551. Insgelijks overstroomd door den Allerheiligen vloed van 1570. De polder reeds viermaal onder de wateren bedolven. Oorzaak daarvan. Onvol doende afscheidingen van de voorpolders. Koning Philips beveelt verbetering der binnendijken aan 1570. Vijftienhonderd-gemeten schiet opnieuw groo telijks onder water 1613. Veel schade ontstaat aan huizen, gebouwen, landen en vruchten. Zwaar drukt ook de nood van Scherpenisse op den polder 1645. Maar allertreurigst waren ge volgen van het stormgetij van 21 September 1671. De Vijftienhonderd-gemeten vloeit geheel onder. De in aanbouw zijnde sluis drijft op de wateren rond. Het voortstuwen van den vloed. De groudeu maanden achtereen veranderd als in een binnenzee. Zware uitgaven voor de herbe- dijking gevorderd. De commissie met de bever- schiug des polders belast. De uit te voeren werken oudergaan vertraging. De oogst in de schuren bedorven. De landen staan aanhoudend onder water 1672. De sluis buiten werking. Jammerlijke gesteldheid onder de werklieden. Ongeregelde betaling der arbeidsloonen. Het be- slnit. Geen nienwe uitvoeringen te ondernemeD, zoolang de fondsen daarvoor niet beschikbaar zijn. Verzoek om ontlasting van alle statenlasten 1675. De Stalen komen ingelanden krachtdadig tegemoet. Wat uit de toegestane middelen be streden wordt. Een dijk gelegd dwars door den polder 1676. De dijk teu onrechte thans als een deel van den Vrouwendijk aangemerkt. De hnlpwaterkeering deelt den polder in twee deelen. Voorafgaande bepalingen daaromtrent gemaakt. Met welk oogmerk deze is opgeworpen. De polder zwaar getroffen door den vloed van 16 Januari 1682. De Stadsheer bij de Contr' escarpe bezwijkt. Het land herschapen in een bare zee. Wederom lijden de vrachten in de scharen aan bederf. Veel vee komt in de wateren om het leven. Het oostelijke deel des polders blijft van de ramp verschoond. Een kistdam op den gelegden dwarsdijk aangebracht. Spoedig pogingen aangewend tot heeling van de ramp. Groote uitgaven gevorderd voor het dichten van den dijk. De binndijken verzwaard. De polder niet meer door overstrooming ge troffen. Er blijft veel te doen over. Ook het ingevloeide Deurloo bezwaart den toestand van de Vijftienhonderdgemeten. Ingelanden besluiten dien polder te verlaten. Het waterschap bedijkt Deurloo 1686. De binnendijken nogmaals ver beterd. Door de vloeden van 1808 en 1825 de dijkage niet veel benadeeld, 's Polders tegen woordige zeedijk. Heeft groote verbeteringen ondergaan 1907. Zijne voorziening, Suatie. De polder voert zijn water af door eene zeeslois op de Eendracht. Waar ter plaatse de sluis wordt aangetroffen. De Kommesluis vernieuwd 1636. De sluis andermaal vernieuwd 1671. De gevolgen daarvan. De aannemer B. Vogelaar. De polder derft gedurende drie achtereenvolgende jaren het gebruik van de sluis. Nogmaals de sluis vernieuwd 1701. De aan nemer J. M. Venne. Tijden lang de afvoer van het water gebrekkig. Een stoomgemaal gesticht 1906. De aannemers en de kosten daarvaD. De thans bestaande suatie. Grootte. Geringe verandering in den omvang des polders ontstaan. Geen land bnitengedijkt. Het ingenomen deel voor den dwarsdijk in den polder. De tegenwoordige grootte. Waaruit de grond bestaat. Ridderhofsteden iu den polder. Watervlieyt, MoleDvlyet, Lachtenburgb, Duyvesteyn enz. Vooral de laatstgenoemde merkwaardig. De eige naar Jan Cornelis Zuytwindt bezwaart deze, zoo voor zich, als voor zijne echtgenoote, Marike van Stapele met eene belangrijke „eeuwigh du rende jaarrente" voor Tholens kerk. Wanneer en hoe deze rente steeds te voldoen. Heer Job Pieters van Duvenee, de gewezen kanunnik, over leed op deze stee. Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1914 | | pagina 7