meiblad, pwijfl aai de delaipo van oesterteelt, laadbom, enz. No. 1533. Zaterdag 5 September 1914. Een en dertigste jaargang. EN DE OORLOG. TEUILLETOH. Dolly en de Vrek. IERSEKSGHE THOOLSGHE COURANT Dit blad verschijnt voorloopig eiken Woensdag en Zaterdag. Prijs per kwartaal f 0,65met Geïllustreerd Zondagsblad f 1.025, franco per post f 1,10. Voor het buitenland 90 cents, zonder geïll. Zondagsblad. Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND Ingewacht aan het bureau te T k o I e n of vóér DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerteke. UITGAVE: Firma J. NI. C. POT, THOLEN. Telkf. Interc. 16. Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 centsiedere regel meer 10 centsgrooter letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt aleohta 2 maal in rekening gebracht. Bij abonnement aanmerkelijke prijsvermindering. Publicatie n. De Burgemeester van TholeD brengt ter al- gemeeue kennis, dat door hem de volgende mededeeling is ontvangen van den Territorialen Bevelhebber in Zeeland enz. „De bepalingen dezerzijds omtrent de minimum prijzen van peulvruchten en tarwe zijn ingetrokken. Tbolen, den 2 September 1914. De Burgemeester van Tbolen, maakt bekend, dat er bij hem geen bezwaar bestaat, om houders van groote jachtakten, die zulks mochten wenschen, alsmede bewoners van afgelegen huizen, uit een oogpunt van veiligheid, in het bezit hunner wapenen te laten of hun die op verzoek terug te geven. Tholen, den 2 September 1914. De Burgemeester van Tholen maakt bekend, dat door den Territorialen-Bevelhebber in Zeeland is bepaald, dat de zaaigranen niet aan maximum prijzen gebonden zijn. Tevens zij er de aandacht op gevestigd, dat de binnenlandschen handel geheel vrij is. Tholen, den 4 September 1914. De Burgemeester voornoemd, M. G. VAN STAPELE. Weinig nieuwsMaar daarom veel ellende is te vermelden van den verschrikkelijken strijd der rassen eh volkeren. Ja, de strijd van de rassenHet blijkt meer en meer, en de klove die men hoopte door dezen oorlog of liever né dezen oorlog, te zullen overbruggen, die klove is thans dieper en breeder dan ooit en tientallen jaren, neen misschien wel honderde jaren moeten verloopen eer de gouden brng, waarvan onlangs in de Duitsche groote pers sprake was, eer die gouden brug, die de toenadering zou brengen tusschen de Europeesche volkeren, kan worden gebouwd. Arme beschavingArm christendomOndanks al het socialisme, libera lisme, calvinisme, ondanks alle ontwikkeling en alle wetenschap, ondanks alle moderne beschaving ondauks alle verfijnde cultuur, ondanks vredes congressen en vredesbewegingen, ondanks alle wereldverkeer en toenadering op elk gebied, is de mensch barbaarscher dan ooit. Zoo barbaarscb, dat 2 Congo-negers, die te Leuven woonachtig waren, verklaarden maar weer naar hun onbe schaafd werelddeel te zullen terugkeeren, daar ze genoeg hadden van de beschaving der blanken. De goede geest der menschen heeft de fakkel der verlichting en beschaving, die ze hoog droeg, uit haar handen laten glippen en de booze geest heeft deze fakkel gegrepen en ziet, dezelfde fakkel die eerst de wereld verlichtte, zengt en verschroeit nu alles wat ze aanraakt en doet het menschdom in verbijstering vragen, zijn beschaving en barbarisme ten slotte dan een zelfde begrip Immers de moderne oorlogweten schap zegt „Waarachtige krijgskunde is uw vijand raken, en hem hard raken. Bovenal moet gij den be- De weduwe zeide„luister nog een wijle," maar het duurde verscheidene minuten voor ze sprak, en Dolly verzocht zijnde te zwijgen, en tranen op de wangen barer moeder be speurende, vond voor haar droefheid weer ver lichting door hout op het vuur te werpen. Na een poosje hernam hare moeder „Kom, ga zitten en laat mij je iets vertellen wat je als een verhaal uit een boek in de ooren zal klinken.* Dolly gaf een laatsten stoot aan een weerbar stig stuk hout in den haard, en ging op een stoel naast haar moeder zitten. Ze had een ge voel, alsof er iets in het verhaal zou voorkomen wat haar geen genoegen zou doen. i „Ga nu niet over de Bradley tombe staan eunen, als u het vertelt,* zeide zij, want de wooers van bezette steden het maximum van lijden toebrengen, zoodat zij genoeg krijgen van den strijd en druk gaan oefenen op hun re geering, om ermee op te houden. Gij moet het volk waardoor gij oprukt niets laten dan hun oogen om ermee te weenen". 't Is de groote Bismarck die zoo sprak en zijn theorie wordt hier volkomen in practijk gebracht. De verwoeste steden en dorpen van het arme België geven het bewijs. De bewoners van Luik, van Visee, van zoo menig ander verwoest dorp en bovenal, de bewoners van Leuven, is weinig meer gelaten dan hun oogen om te kunnen weenen I Een correspondent van het Algemeen Handels blad is per anto naar Leuven geweest net toen de verwoesting in vollen gang was en wat hij er van getuigt is z<5<5 ontzettend, zéé akelig, dat hij vooruit waarschuwt dat het misschien beter is het niet te lezen. Gaarne namen, we als de plaatsruimte het niet verbood, het geheele verslag van dezen correspondent over, nu be palen we ons sleohts tot enkele bizonderheden. Langs een zwart luguber paadje, zooals je wel hebt aan de buitenkanten van de steden, daar waar fabrieken zijn en werkplaatsen, kwa men w(j eindelijk ia de stad. Links in de diepte lag een spoor-rangeerterrein, en ver daarachter was, donker, het station, waar wij veel beweging zagen van soldaten. Rechts van ons, waar wij vlak langs reden, stonden sombere, grauw ge rookte huizeu, verlaten, zeer doodsch. Een trot toir was er niet. Een glad pad alleen van zwarte sintels. En voor ons uit de stad, de zwarte huizen waar wij tegen aan keken, daarboven uit zware rook waartusschen vlammen uitbraken. Toen zagen wij rechts van ons, neergesmakt tegen een huis, een grauw lijk even verder wéér een. Zorgvuldig keken wij op onze kaart, om niet naar wat anders te hoeven kijken, en om toch maar zoo ganw mogelijk aan 't sta tion te komen, waar men ons gezegd had, dat de Kommactur moest zijD. Want wij wilden liefst weer weg van die stad waar wij ontvangen werden door lijken. Onder een viaduct moeten wij door, zoekend in de doodsche een zaamheid, terzij van de fel brandende stad. Toen kwam ons een motorfietser achterop, een jonge Duitsche soldaat, in volle vaart. Wij wenkten hem, om deu weg te vragen. Maar bij wuifde met zijn hand afwerend, reed door in razende vaart. Zoodat wij zoekend moesten vervolgen onzen weg, langs smeulende huizen en lijken, doode menschen en doode paarden, waarvoor onze auto moest uit wijken, zigzaggend langs den weg om geen lijken te overrijden. Ein delijk kwamen wij op het plein voor het station, een groot grauw plein met een standbeeld mid den in en overal tegen ons brand met zwaren rook en vlammen, 't Eeoige veilige scheen nog 't stationsgebouw, dat brandde nog niet. Maar wel moesten wij heel dicht tegen den sta tionsmuur op dringen om iets van veiligheid te kunnen voelen; waut het 'neele plein was ver vuld met een razend leven. Auto's met soldaten daverond en motorstampend, soldaten met gevelde geweren, alleen en in groepjes, ernstige blik van hare moeder bracht haar meer in de war dan ze wel wilde bekennen. „Kom vertel het maar. Daar was eens....* „Ja, Dolly, daar was eens een man en een vronw, die in een mooi lief huisje woonden, heel ver vau hier. Ze zouden overgelukkig zijn geweest als ze niet bun eenig kind. een zuige ling van een jaar oud, verloren hadden. „Eens op een nacht, gedurende een vreese- lijken storm, kwam er iemand hard aan de deur kloppen, en de man verliet zijn bed om te zien wie er in zulk weer buiten kon zijn. Toen hij de deur opende, stond een zijner oude academie vrienden met een kind op den arm voor hem. ,/De vrouw, die het huilen van het doornatte wichtje hoorde, kwam toegeloopen en bracht de kleine bij het vuur.* „Ga voort als je blieft,* zeide Dolly toen de weduwe even ophield. „De moeder van het arme kindje was een slechte vrouw, Dolly. Ze was weggegaan en had haar kind achterlaten." „„Ik wist niet wat anders met de arme kleine aan te vangen,** zeide de vader, „„daarom bracht ik haar hier bij jelui. Je kleine is dood, neem mijn kind en behoudt het, althans voor officieren die heen en weer draafden, revolver of karabijn in de hand, gereed tot schieten eenstemmig van angst en hatende moorddadig heid, vlak voor den vervaarlijken brand. Daar overheen druilde de schemering van den komen den avond grauw over 't helsche vuur.... Van deu commandant, die bureau hield in het stationsgebouw, kregen wij verlof om door te gaan naar Brussel. Eu dadelijk gingen wij weer op weg, verlangend om die hel te mogen verlaten. Niemand kon ons den weg wijzen, men weigerde ons te woord te staan, de soldaten en officieren keken ons hatend en achterdochtig aan als wij vroegen en draaiden zich om, liepen weg, zonder te antwoorden. Wij reden door den hartstochtelijken haat heen, langs de vlammen- stad, naar buiten. Tot wij kwamen aan een breed chaassée, met een gazon in het midden en bloemen daarlangs. Vervaarlijk was er de eenzaamheid in den vallenden avond. De weelderige avenue-hnizen stonden ter weerszij van den weg, zwart uitgebrand, flauw tjes nog wolktl de blauwe rook, uit de door gevreten vensterglazen. Veel lijken lagen er aangesmakt tegen de huizenmuren, of lang uit in de bloemperken of gestrekt op het groene gras. En veel doode paarden midden op den weg, afgrijselijk verstuipt in razenden doodstrijd. Voort reden wij, weg uit de stad die stonk van helschen brand en dood. Tot, goddank, de avenue meer buiten-aohtig werd. De chauffeur versnelde de vaart, de motor snorde snerpend, wij vlogen voort. Toen stuitten wij nog op een grooten troep soldaten, een heele compagnie wel, met twee officieren voorop. Nauwelijks zagen zij ons komen, of al de geweren werden geveld, de loopen vooruit, gericht op ons, en een krijschend „halt" werd ons toegeschreeuwd. Maar je stopt geen snel rijdende auto op tien meter, en dus stoven we nog door tot vlak voor den troep. Ik keek recht in zeker wel vijftig geweerloopeu. Met wenken en brullen beduidde men ons, dat wij uit den wagen moesten. En in een oogwenk stonden wij ernaast, op den weg. Een van ons trad wat vooruit, beide handen omhoog, in de eene hand onze „schitterende" papieren, die niets meer waard geweest zouden zijn als één geweer „toevallig" was afgegaan. Want heel veel ellende in dezen oorlog is gevolg van „toevallig" afgaan van geweren. Maar goddank kwam 't zoo ver niet. Wel verzocht, angstig schreeuwend, de commandant van den troep ons om niet nader te komen 't kan mij niets scheelen wie jullie bent en wat voor papieren je heb, maar ga terug, in elk geval terug of wij schieten. Wij schreeuwden nog terug, dat wij Hollander waren, kropen benard weer in onze auto, en reden terug naar de Komman- dantur op het lugubere stationsplein. Daar vroegen wij den commandant of hij or.s niet een geleide kon meegeven, want zoo ging't niet. Maar een geleide, zei hij, zou ons niet helpen. Want daardoor zouden wij nog maar te meer gevaar loopen van den kant der franc-tireurs. En zonder geleide zonden wij veel kans loepen neergeschoten te worden door patrouilleerende soldaten, die fel waren tegenover al wat burger een tijd.** En ze namen den voorslag aan, na beloofd te hebben altijd voor haar te zorgen, zoo goed ze konden. Het duurde ook niet lang of ze hiel den zooveel van het kind alsof het hun eigen was. „Na een paar jaar kregen zij een ander kind, en zij doopten het Dorcas, hoewel ze het steeds Dolly noemden maar ze gingen toch voort met de kleine Marianne even lief te hebben als te voren. En nu.. „Wacht", zeide Dolly, diep adem halende. Toen loosde ze een diepe zucht, en perste de lippen vast opeen. „Ik wist, lieveling, dat het je leed zou doen, en Marianne was even bedroefd, toen zij 't hoorde; maar het is beter dat je het weet. Heb ik niet beloofd steeds naar mijn beste weten voor haar te zorgen Is het wel goed, dat zij hier blijft, als zij het bij oom Johan zoo goed kan hebben Dat is de reden waarom oom Johan reeds zooveel jaren gemeend heeft, dat ik haar moet afstaan. Daarom denkt Marianne dat het haar plicht is te gaan. „Je hebt haar harde dingen gezegd van daag, maar je moogt nooit denken dat ze weg wil, wat je ook zegt. Ze blijft altijd dezelfde voor ons.... Kom, kom, Dolly," zeide de moeder, was. Zoo stonden wij voor een min of meer Russisch dilemma ga je mét geleide, dan wor' je doodgeschoten, ga je zénder geleide, dan wor' je ook doodgeschoten Toen besloten de reizigers maar te blijven waar ze waren en hebben den nacht in de auto op het stationsplein doorgebracht. Telkens kwamen soldaten het plein op, mee dragend manden met flesschen wijn, die zij lachend leegmaakten, maar ook manden met allerlei sierraden. Armbanden wrongen zij om hun polsen, om ze dan als ze afknapten, weg te smijten. Fleschen wijn werden opengetrokken en na het nemen van één teug er uit, op de straatsteenen kapotgeworpen met een verwensching en een vloek Een schildwacht vertelde dat hij de menschen bij rijtjes van 4 of 5 liet geknield liggen tegen een munr, het hoofd voorover ge bogen, om ze dan een schot in den nek te „knackeD." Overigens vond hij ze geen kogel waard, liever stoote hij hun de bajonnet in het lgf en draaide die dan een paar malen om I Hij vertelde nog meer bizonderheden, zoo afgrijselijk, zoo schauw beestachtig, dat je een gevoel kreeg van flauw te zullen vallen. En toch waren dit niet eens beroepssoldaten, 't Was alles Land weer, zéé uit hun vreedzaam beroep gekomen, waren ze in enkele weken verworden tot erger dan beesten. De Bismarck-methode wordt hier dus wel in practijk gebracht en ware het nu nog tegen den erfvijand, tegen Frankrijk, neen maar tegen het arme België, dat onwillend en onschuldig in den oorlog werd betrokken. De toestand aan het Westelijk gevechtsfront blijf, tot heden vrijwel gelijk. Van ernstig voor uitdringen van een der beide partijen is nog sprake, wel vallen hier en daar harde slagen, wel wijkt op het eene punt de Franschman en op het andere punt de de Brit, maar ook beha len deze weder op weer andere punten sncces. De militaire medewerker van de Times schrijft aan zijn blad, dat de bondgenooten het Duitsche offensief tijdelijk tot staan hebben gebracht. Ter hoogte van Maizères wordt heftig gestreden. De Dnilsche troepen der linkervleugel willen zich voorwaarts verplaatsen om zich met de rechtervleugel te kunnen vereenigen. De Duitsche troepen trekken echter van alle kanten op Parijs aan, gelijk uit Boulogne wordt gemeld. Te Arras zijn reeds Duitsche troepen gezien. In deze plaats moet een zoon van den Duitschen Keizer gewond liggen. Arras ligt in Noord-West Frankrijk ten Oosten van Boulogne. De regeering te Parijs deed bekend maken dat de zetel der regeering tijdelijk zou worden overgeplaatst naar Bordeaux. Het blgkt dus dat men in Frankrijk niet zoo heel gerost is, als men het wel wil laten voorkomen. De Fransche troepen blijven in het veld en de verdediging der vestingen en forten wordt overgelaten aan territoriale (landweer) troepen, omdat men wil voorkomen dat het leger evenals in den oorlog van '70 in de vestingen wordt ingesloten. De Fransche troepen werden 7olgens de Duit sche berichten tusschen Reims en Verdun terug- Dolly aanstootende, want het kind zat beweging loos en werd elk oogenblik bleeker. Dolly had zich nooit zoo vreemd gevoeld. Zij kon niet spreken, en een oogenblik scheen het alsof het hoat in de mand haar in het aangezicht zon vliegen, terwijl de stem van haar moeder als ver, ver weg klonk. Zij stond op zonder een woord te antwoorden en begon haar mantel om te doen. „Waar wil je heen?* vroeg haar moeder. Ze poogde te antwoorden, maar haar lippen schenen verstijfd, en haar stap was onvast toen ze haar roode muts greep. „Hout," bracht ze eindelijk uit, terwijl ze haar wanten aantrok. Arme Dolly Als niets hielp ging ze altijd uit om hout. Als ze bedroefd «as, troostten haar de groote golven van het meer, en als ze ver keerd gehandeld had, overlaadden ze haar met verwijtingen. Welke schatten van troost bevatten zij nietZij waren nooit wreed voor haar ge weest, maar steeds machtig, standvastig en trouw. Ze zeide nooit iemand „Ik heb de zee lief,* maar bij elk werkelijk leed ontliep zij zelfs de troostwoorden barer moeder en ging naar het strand. Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1914 | | pagina 1