Advertentiön. C. J. Knijper Boone 1510. Zaterdag 2 Mei 1914. Dertigste jaargang. EN Tweede Blad. 63: i Hond van den Blinde. ie ai inj en DE MACHT VAN HET KLEINE. 57,91 FEUILLETOB. Chili of ammoniak bij suikerbieten. Horlogemaker Goudsmid. Reparatiën worden netjes uitgevoerd en billijk berekend. mso EKSGHE TH00L3CHE COURANT it is overbekend, dat in ons land jaar op enorme sommen worden besteed aan water- nde werken. Neem slechts als voorbeeld Westkapelschen zeedijk, waarvan bet onder zoo moeilijk en kostbaar is, dat men durft 8fen, dat men dien dijk van klinkbaar zilver knnneu leggen, indien men al het geld i had, dat er reeds aan besteed is en het et alleen hier, maar langs de armen der ■Ue met hare vertakkingen, in het Noorden {ons land langs alle kusten, dat men van 3D strijd weet te spreken. Een kleidijk, hoog iwaar genoeg, die bij gewone vloeden als vare rustdijk is en die groote schorren of in voor zich heeft, behoeft niet bijzonder lermd te worden is dat niet het geval, dan en buitengewone middelen worden aange- |8Q|t§°m den golfslag te breken, en juist die ,UpJag, vooral bij storm, is de ergste vijand, tegen gekampt moet worden. Gedurende ierden jaren heeft men getracht de dijken l dien golfslag te beveiligen door aan de daarvan een heiniüg van stevige eiken jpalflfjdoor zoogenaamde gordingen verbonden, te isen, maar later is men daarvan teruggekomen; s'zija het haast algemeen steenbezettiugen, D sommige dijken in de allerlaatste jaren door J i vervangen, die den dijken stevigheid moeten <lp. 2b. Eminente koppen op waterkundig gebied ten maar steeds gezocht naar de beste samen- mg van deze steecbezettingen en thans is rij algemeen gevolgde gewoonte, dat zware elkander sluitende rotsblokken op een bed- vsd puin de ware verdediging vormt. Bij «stedingen van werken tot oeververdediging tn in de bestekken voorgeschreven als schering nslag Vilvoordsche steen, Leslinische steen, laait, zuilenbasalt en puin. daarom is men teruggekomen van het alleen niken van houtwerk In het algemeen zou daarop kunnen antwoorden, dat het te kost- was, maar nog een ander gevaar dreigde roortduring en wel de werkiug van den 6 Sflvorm. Met recht meenden wij boven het el te mogen plaatsen „de macht van het ie", waar wij het oog hadden op het nietige ooze weekdier, tegen wiens verwoestingen qaensch haast onmachtig staat. En dat die oestiogen groote beteekenis hadden, bewijst 1 het feit, dat ia de eerste helft der 18e eeuw llood zóó hoog gestegen was, dat de vrees algemeene overstroomiugen zoo sterk werd, door de Regeering algemeene bidstonden len voorgeschreven in de kerken. In dien 1 was men evenwel niet alleen tevreden met ora, maar verbond er wel degelijk het labora vast, want het gevolg was, dat het labora ieenglooiïogen in het leven riep. Millioenen 7 gjons werden aan die werken opgeofferd en y'^olltijd blijft de paalworm, hoe nietig hij ook 8,10;de schrik van hen, wien de zorg voor ierken is opgedragen en tracht men bij voort- ag middelen te bedenken den verderfelijken >ed van dit diertje tegen te gaan. sn eenigszins nauwkeurige beschouwing van het dier, dat ons land eenmaal in grooten nood bracht, is hier aeker op zijn plaats. Wanneer de paalworm het eitje heeft verlaten, zwerft hij vrij in het zilte nat rond tot de tijd is gekomen dat hij aan het voorste gedeelte van het kleine li chaam fijne schelpklepjes heeft gekregen. Na hier van voorzien te zijn, zoeken zij het hout op, en dus iu de eerste plaats de palen der zeeweringen hierin boren zij zich heen en doen een nauwe lijks zichtbare opening ontstaan, waarin zij ver dwijnen om nimmer weer te voorschijn te komen. De eenmaal gekozen woning blijft levenslang de verblijfplaats. Uitwendig is aan het hout weinig te zien, maar inwendig zet het diertje zijn vernielingswerk voortde dikste palen, de be9te eikenhouten sluisdeuren gaan er door te gronde. Tal van gangen worden gegraven en, zooals reeds gezegd, uitwendig blijft het gaaf; het inwendige biedt bij eenigen golfslag evenwel geen voldoen den tegenstand uieer en bezwijkt. De genoemde schelpklepjes zijn de krachtige werktuigen, waar» mede de paalworm zijn werk verricht. Zeer nauwkeurig microscopisch onderzoek heeft ons de schelpklepjes leeren kennen als kunstig ingerichte werktuigeu, zoo fijn, dat wij vol be- wouderiug moeten zijn over de samenstelling. Elk dier klepjes bestaat uit drie deelen, waarvan het eerste de verbinding vormt met het overige gedeelte van het lichaam en het laatste recht hoekig op het tweede is geplaatst; het eerste en tweede gedeelte zijn voorzien van tauden, neen, tandjes, zóó klein, dat het geheele aantal volgens berekening wel tusschen de twintig en dertig duizend bedraagt. Het diertje is bovendien in het bezit van een zoogenaamden voet, waar mede het al om zich heen tastende kan ont dekken of het op zijn weg harde deelen ontmoet en dus aan zijn te -graven gang een andere richting moet geven, maar vooral dient dit werktuig tot zuignap, waarmee het zich vasthecht om bij het boren meer kracht te geven. Welk voedsel gebruikt de paalworm, zal nu allicht gevraagd worden en dan moet geantwoord worden, dat duizenden microscopische diertjes in het zeewater leven en deze schenken aan den paalworm bij het binnendringen van het hout het noodige levensonderhoud tot opneming van dit voedsel is het lichaam van den paalworm bijzonder ingericht, waarover hier moeilijk verder valt te spreken. Alleen nog iets over de tandjes, waarmede hij het hout doorboort. Het afgesneden hout wordt in het lichaam opgenomen en er doorheen gevoerd, om vervolgens uitgeworpen te worden. De schelpklepjes vernieuwen zich en telkens komen andere tandjes, zoodat het dier voort kan gaan met steeds nieuwe gangen te graven. Is de paalworm eenmaal in het hout, dan is hij er niet meer uit te verdrijven. Mid delen heeft men bedacht om te beletten dat hij in het hout kan komen. Een der middelen daarvoor is dat de te gebruiken palen of sluis deuren over dat gedeelte,, hetwelk ligt tusschen de lijn die de vloed bereikt en deD onderkant, met korte spijkers worden beslageu met groote koppen de roest vult weldra de ruimten tusschen die koppen aan en de paalworm is verhinderd tusschen deze laag in het hout te dringen. In de laatste jaren gebruikt men ook veel zooge naamd ygroenhart"dit is hout, dat door den paalworm zoo niet aangetast wordt, maar later daarover wel eens een afzonderlijk artikel. Men zal wel moeten instemmen, dat de macht van het kleine in deze zeer groot is. vervangen kan ammoniak. worden door de zwavelzure stro schecu en was ook in werkelijkheid ;elakkigste man ter wereld, een dergenen, alles gelukt, wat zij ondernemen. Doch rijk gezegend hij in alle opzichten mocht sd, was er blijkbaar niemand, die hem deze ï,07 rechten misgunde. a toch had hij één benijdereen, die zijn net zoo zorgruldig mogelijk verborg, die er over schaamde, doch haar niet kon over- ien ja, wiens gevoelen tegenover zijn ion soms aan haat grensde. Het was de traan, in wien Pietro juist het grootste ver wen stelde en van wien men zon verwachten, hij voor dezen en voor de geheele familie igia een innige gehechtheid zou koesteren, at hij van kindsbeen af alles aan hen ver- ddigd was. v. op a,en. Hij heette Philippo en was de bekwaamste, flinkste en ijverigste onder al de werklieden. Wanneer Pietro van huis ging, gaf hij hem de leiding der fabriek in handen, en zijn vertrouwen was nog nooit in eenig opzicht beschaamd ge worden. De geheele familie Frangia beschouwde hem haast als een lid van het gezin. Doch hij was van een heftig, opvliegend karakter, en had zich het hoofd op bol laten brengen door allerlei schadelijke leotuur. Er zijn boeken, welke schijn baar grondig en wetenschappelijk de sociale vraagstukken behandelend, er slechts op zijn aangelegd, om de onedele hartstochten van den minderen man te prikkelen, en hem zoodoende tot ontevredenheid en verzet aan te sporen. Philippo was de zoon van een werkman in diezelfde fabriek. Nog vóór zijn geboorte kwam zijn vader door «en noodlottig toeval om het leven. Eeu vorm met gesmolten metaal sproog niteen, en de ongelukkige vond daarbij eeo vreeseüjken dood. Innig begaan met de droevige gebeurtenis en met het lot der arme weduwe, die binnenkort moeder zou worden, nam Pietro's vader deze laatste io zijn hnis op en beloofde voor haar en voor haar kind zij het een Een volgend maal geef ik U een overzicht van de reeultaten van alle andere proelvelden. Uit het yerslag ran de Rijkslandbouwproef- Telden in het Oostelijk deel ran Noord-Brabant nemen wij het volgende o?er „Iu 1912 werden in Oostelijk Noord-Brabant op een zestal plaatsen proefvelden aangelegd om aan te toonen, hoe men te werk moet gaan, om behoorlijke suikerbietenoogsten te verkrijgen. Nu deze, voor eenige jaren in onze zandstreken nog onbekende teelt, hoe langer hoe meer veld wint, blijven deze demonstratieproeven voor de land bouwende bevolking van belang". Van de verschillende genomen proeven wil ik er één in bijzonderheden beschrijven. „Te Beugen werd eeu proef genomen door den Secretaris van den Boerenbond aldaar A. Bouwmans, op een stuk van 15 Are zwaveligen grond, aan den provincialen weg van Beugen naar Boxmeer gelegen. Naast een matige lnpuren groenbemesting, die in ]912 in de roggesloppel was gezaaid, werden nog 1200 K.G. kalk, 1500 K.G. kaïnit en 1000 K.G. thomasslakken per Hectare uitgestrooid. Daar dit proefveld evenals de andere dienstbaar werd gemaakt aan de be antwoording vau de vraag, welk verschil er is tusschen de werking van zwavelzure-ammoniak en de chilisalpeter-stikstof bij suikerbieten, werd op de eene helft van het perceel 606 K.G. chili en op de andere 450 K.G. ammoniak aangewend. De chili werkte voordeeliger dan de zwavel zure ammoniak. Het proefveld maakte een onder deel ait van een gelijkmatig stuk, dat voor de rest 20 Are, door den proefnemer geheel op dezelfde wijze met suikerbieten werd bezaaid, met dit verschil, dat er in plaats van 600 K.G. slechts 300 K.G. chili werd gegeven. Het bracht 41745 K.G. bieten op per Hectare. Men zou dus geneigd zijn aan te Deinen dat met 300 K.G. chili de rentabiliteit van deze meststof op dezen grond was bereikt. De suikerbieten zijn voor fl 12 per 1000 K.G. verkocht op tel-quel con- tiact aan de fabriek. Het ammoniak-perceel bracht zoodoende fl 453 en het chih-perceel fl 521 op per Hectare. Het is wel eens de moeite waard de prijzen te vergelijken, uitbetaald volgens het tel-quel contract, met die besteed door een coöperatieve suikerfabriek. Een dergelijke inrichting te Dinteloord had als basis voor 1913 eeu prijs vau fl 10.50 bij 14 °/0 verhoogd met 10 ets. voor elke 0.1 °/0 suiker meer. Het suikergehalte van de bieten afkomstig van het chili-perceel van dit proefveld bedroeg 19.5 zoodat, volgens DiDteloord uitbetaald, de verbouwer fl 2 per 1000 K.G. meer had ontvangen, hetgeen voor het chili-perceel per Hectare berekeud een voordeel van fl 82 zou opgeleverd hebben*. Tot zoover het verslag van den proefuemer. Wanneer wij nu in aanmerking nemen, dat al de andere proefvelden gunstige resultaten op leverden voor het cbilisalpeter boven de ammoniak, dan is veer bevestigd, dat het chilisalpeter voor de suikerbieteDCultuur onontbeerlijk is en niet HOEFIJZERVEBOND. De actie voor het hoefijzerverbond breidt zich meer en meer ait. Reeds wordt in 400 gemeenten gewerkt voor het Nederlandsch Kinderherstel lingsoord te Nunspeet te verzamelen. Iu Friesland is of wordt ingezameld in 38 van de 43 ge meenten, in Groningen in 46 van de 57, in Overijsel in 40 van de 60, in Noord-Holland in 89 van de 134, in Drente in 22 van de 84, in Gelderland in 49 van de 116, in Zuid-Holland in 57 van de 188, in Zeeland in 32 vau de 109, in Utrecht in 17 van de 72, in Noord-Brabant in 11 van de 185. Door 115 van de 401 gemeenten is het geld afgedragen te zamen 26383,81gld. Het werken van het Hoefijzerverbond heeft behalve het directe gevolg de bouw van een ruim en goed ingericht Kinderherstellingsoord tot resultaat, dat de preventieve tuberculose bestrijding algemeen ingang vindt en vervolgens de vermeerdering en versterking van de afdee- lingen van het Centraal Genootschap, waardoor het uitzenden van kinderen naar herstellings oorden en vacantiekolonies veel meer algemeen wordt. De waarde van het verzamelde en nog in te zamelen bedrag wordt verhoogd door het feit, dat het met centen, dubbeltjes en guldens wordt bijeengegaard. Behalve de giften van het Vorstelijk Hnis zijn er tot heden nagenoeg geen groote giften bij. Het bestuur vau het dames-comité hoopt door onvermoeiden arbeid tenminste 600 gemeenten te bewerken en dan met behulp van de groote giften (die komen immers op 't laatstvóér Juli het bedrag bijeen te hebben. Penningmeesteresse is Jonkvrouw J. VAN DE SANTHEUVEL, Corn. Speelmanstraat 21, 's-Gravenhage. jongen of een meisje te zullen zorgen. Het toeval wilde, dat op dienzelfden dag den patroon een toon geboren werd, dezelfde Pietro, van wien wij reeds gesproken hebben. Zes maanden na de geboorte van dezen knaap en den dood van den fabrieksarbeider, kwam diens zoon ter wereld, doch de ongeluksster vau het rampzalig gezin scheen ook na nog niet te zijn ondergegaan. De arme moeder, die reeds zooveel geleden had, stierf eveneens en zou haar kind, zonder de bescherming der familie Frangia, geheel onverzorgd hebben achtergelaten. De eenmaal gedane belofte werd echter niet verbroken, en het kind van den werkman werd in het huis van den patrooD te zamen met diens zoon opgevoed. Philippo was vlug van begrip en bleef in ontwikkeling niet ten achteren bij zijn metgezel Pietro, met wien. hij als zijn gelijke omging. Hoewel zes maanden jonger, overtrof hij dezen zelf*, wat lichaamskracht en behendigheid betrofmaar toch, dit bespeurde hij slechts al te spoedigscheen er tusschen hemzelf en den anderen knaap een groot onder scheid te bestaan. Niet zoozeer zijn weldoeners, dan wel de onderhoorigen lieten hem dit verschil Vertrouwd adres voor alle soorten HORLOGES KLOKKEN, PENDULES, WEKKERS, BARO METERS en GOUDEN- en ZILVEREN WERKEN, BRILLEN en PINCE-NEZ. telkens voelen. Pietro was een rijkelui's kind, hijzelf een zoon des volks l De ander bezat geld en goedhij bezat niets l Elk voorrecht, elk genot werd den speelmakker toegekend als een recht, doch hemzelven als een gunst, of, om het noodlottige, bittere woord te noemen, als een aalmoes 1 Reeds als kind trachtte Philippo dit probleem op te lossen, en hij stootte zijn hoofd tegen dat groote sociale vraagstuk, dat sinds eeuwen den menschelijken geest bezig houdt en dat tot het einde der tijdeu zal blijven doen. Zijn zelfzucht vatte alles samen in die ééne, bittere vraag, welke ook het, telkens terugkeerende refrein bij alle volksbewegingen is: „Waarom aan hem alles, en voor mij niets Hij vond er geen ander antwoord op, dan dat het een onrecht vaardigheid was, die vroeg of laat gewrokeD zou worden. Zonder aan anderen te toonen wat er in hem omging, vormden zich aldus iu zijn jonge ziel allerlei onmogelijke en laakbare begeerten, en werd de kiem gelegd tot die gevoelens van nijd en afgunst, die in latere jaren zijn bederf zouden worden. Alles om hem heen scheen hem toe te

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1914 | | pagina 5