van Zaterdag 29 Februari 1908.
j Tweede Blad.
valsche erfgenaam.
Pablicatiën.
FEUILLETON.
Ierseksche en Thoolsche Courant
Verkiezing voor den Gemeenteraad.
Burgemeester der gemeente T h o I e n brengt
ter openbare kennis, dat op Maandag den
,rt aanstaande, zal plaats hebben de verkiezing
ien lid van den Gemeenteraad, ter voorziening
vacature, ontstaan door het ontslag van den
W. Wagtho;
op dien dag, van des vooriniddags negen tot
middags vier uren, bij hem kunnen worden
erd opgaven van candidaten, als bedoeld in
51 der Kieswet en artikel 10 der Gemeentewet,
opgaven moeten inhouden den naam, de
iters en de woonplaats van den candidaat en
sekend zijn door tenminste 11 kiezers, be-
tot deelneming aan deze verkiezing,
inlevering dezer opgaven moet geschieden per-
[jk door één of meer der personen, die de op
hebben onderteekend. De candidaat kan daarbij
toordig zijn. Van de inlevering wordt een
van ontvangst afgegeven,
muiieren voor de opgaven bovenvermeld zijn
jcretarie dezer gemeente kosteloos verkrijgbaar
len 25 Febraari 1908 tot en met den dag der
«ing.
Burgemeester brengt hierbij in herinnering
el 151 der Kieswet, luidende als volgt
die eene opgave, als bedoeld in artikel 51
»rt, wetende dat zij is voorzien van hand-
jingen van personen, die niet bevoegd zijn tot
Sming aan de verkiezing, waarvoor de inlevering
#dt, terwyl zonder die handteekeningen geen
B^d aantal voor eene wettige opgave zoa over-
u, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
drie maanden, of eene geldboete van ten
IC honderd tiointig gulden.
gelijke straf wordt gestraft hij, die, wetende
iy niet bevoegd is tot deelneming aan de ver-
eene voor die verkiezing ter inlevering be-
opgave, bedoeld bij artikel 51, heelt onder
den 24 Februari 1908.
De Burgemeester voornoemd,
M. G. VAN STAPELE.
Openbare Gemeenteraadsvergadering
ouden te Tholen, den 24 Februari 1908.
ezig de heer Vau Vredenburch. 1 Vacature,
notulen der vorige vergadering worden
keurd en vastgesteld.
J8 voorstel van den heer Overman, die wegens
Wte dringende bezigheden de geheele ver-
ring niet zal kunnen bijwonen, wordt be-
N n, de onder puut 3 en 4 der agenda te
S^ndelen zaken, na de ingekomen stukken
Ijlde orde te stellen.
//Itgekoinen Een verzoek van D. Roukema
y iet bekomen van pl.tn. 90 M2 grond in den
mkom. Wordt aangehouden tot de volgende
ig. Requestrant zal worden verzocht, in-
shen het verlangde terrein te doen afbakenen,
e voorz. deelt mede, dat de heer Wolf,
ojitaris der Schietvereeniging „Koningin Wil-
lina" hem mondeling heeft kennis gegeven,
BI de heer J. Groenewege het hem toebe-
ende loodsje nabij den Singel heeft afgestaan
het bewaren der patronen,
e raad heeft hiertegen geen bezwaar.
fiarna stelt de voorz. aan de orde punt 3
agenda: Uitslag inschrijving naar haven-
fmens B. en W. deelt de voorz. mede, dat
het uitdiepen der haven en de herstellings-
ii;en aan de contr'escarpe is ingeschreven
de heereu J. L. Geluk en K. J. van
e voor f 5575, W. J. Walpot f5400 C. J.
'.p f5210 en J. C. Gelderblom f5205. De
•ooting is 4967.905, een verschil dus met
i laagsten inschrijver van f 237.095. Alvorens
werk te gunnen weuschen B. en W. het
elen van den raad te vernemeu.
Uit het Duitsch.
tfjü hoe zullen wij onze schaapjes op het
jj 6 krijgen zei de kamerdienaar
leeft onze heer op 't oogenblik veel geld
q V66c eeuige dagen nog is hem een groote
voor hout uitbetaald geworden
3 5n mij zeide hij, dat zijn kas leeg was,"
oordde Holter driftig. „Ik heb mijn loon
cht, terwijl hij mij naar Berlijn terug wilde
u, hij hield zich dus maar arm om mij het
te kuunen weigeren. Is dat recht en bil-
Heeft hij aan ons beiden niet alles te
en
,22 ieker beaamde de kamerdienaar, „hadden
tem niet geholpen, dan leed hij nu honger.
ik vraag je nogmaals, wat zullen wij doen
e maken dat wij bezorgd zijn
De heer Moelkerhierop het woord verkrijgende,
vraagt of indertijd nog niet een andere begrooting
is gemaakt vau het havendijkje apart.
De voorz. antwoordt hierop dat vroeger ook
een begrooting is gemaakt door den heer Bal.
Voorts merkt de heer Moelker op, dat de raad
van het nieuwe bestek niets gezien heeft. Naar
hij vernam moet de binnenkant met cementbeton
bekleed worden dit kan z. i. veel voordeeliger
geschieden.
De voorz. merkt op dat door verzakking de
beschoeiing indertijd is uitgeweken, vandaar dat
den gemeente-opzichter verzocht werd, het advies
van den heer Hollestelle te vragen, wiens goed
keuring het wegdroeg. Wat de bestekken aan
gaat, deze werden in vorige raadszittingen be
handeld en de cijfers voor het vergrooten en
uitdiepen der haven en het herstel van de
contr'escarpe door den raad goedgekeurd.
De heer Moelker zegt dat het hem dan ont
gaan moet zijn maar ook de heer Kegge kan
er zich niets van herinneren. Van cement is
echter geen sprake geweest; hiervoor acht hij
den grond niet geschiktdit zou een werk zijn
dat nergens voor deugt. Als voorbeeld noemt hij
de muurtjes om de oesterputten in de Zoute
Vest, die, op aanraden, ook met cement bewerkt
werden, doch nu reeds stuk zijn door de vorst
in ééu winter kan alles scheuren daarbij is het
veel te duur.
De heer Hollestelle zegt, ter elfder ure inzage
van het bestek te hebben gekregen, doch dat
het een dag te voren reeds op zegel geschreven
werdvan verandering was dus geen sprake
meer. Wat de bewerking met gewapend beton
betreft, dat kan niet vergeleken worden met
andere werken, daar er slechts een dunne laag
op zou komen.
Naar aanleiding van de geopperde bezwaren
en wanneer de raad meent dat liet werk aan de
contr'escarpe te duur is opgezet, acht de voorz.
het beter, ten halve te keeren, dan ten heele
te dwalen en stelt daarom voor, bestek en tee-
kening ten spoedigste bij den raad rond te
zenden en in de volgende vergadering een be
slissing te nemen. Met algemeene stemmen wordt
hiertoe besloten.
De heer Kegge dankt voor deze toezegging.
Alsnu is aan de ordepunt 4 Onderhouds
plicht wallen.
De voorz. deelt mede, dat het rapport hier
omtrent van de commissie is ingekomen. Aange
zien het voorlezen van dit uitvoerig stuk geruimen
tijd in beslag zou nemen, maar ook en vooral
omdat de heer Hollestelle daaraan zeer veel
werk gehad en het z.i. groote geschiedkundige
waarde heeft, waarop de raad zeker prijs zal
stellen, liet hij dit en ook den brief van den
heer J. W. Wagtho (zie vorig raadsverslag)
drukken en aan elk der leden een exemplaar
bezorgen.
In dit rapport betoogt de commissie dat de
gemeente Tholen een onderdeel is van de polders
1500 Gemeten en Dalem en dus geen eigen
waterkeering heeft, anders zou zij een afzonderlijke
polder zijn, en dat de stadswallen, na het prijs
geven van de met huizen bebouwde dijken,
thans de Hoogstraat en de Dalemsche straat als
waterkeereude dijken, do >r al de tijden heen
als zoodanig werden aangemerkt, ook door de
polderbesturen, zelfs toen de wallen als vesting
werken dienst deden. De commissie stelt ten
slotte voor, nogmaals een overeenkomst tusschen
het Gemeentebestuur en het Waterschap tot
regeling van het beheer en het onderhoud van
de gewezen wallen als waterkeeringeu te be
vorderen of voor te bereiden of anders in over
weging te geven, om door tusschenkoiust van
de overheid een andere toepassing van het
Bijzonder Reglement van het Waterschap te
verzoeken, opdat in het vervolg geen gedeelten
„Wij moeten beiden ons loon vorderen en
dit mag geen bescheiden vordering zijn," riep
de houtvester met een boosaardigen blik, „ik
voor mijn persoon tenminste wil nu ook wel eens
den grooten heer spelen 1"
„En wanneer onze eisch afgewezen wordt?"
„Dat wordt hij stellig en zeker."
«Zullen wij dan dreigen
„Daar zouden we niet veel verder mee komen
Jacob, de baron lacht om onze bedreigingen.
Wat ons niet vrijwillig gegeven wordt, dat moeten
wij doodeenvoudig nemen, aldus luidt mijn
meening, wij zijn immers ten volle gerechtigd
tot dezen eisch."
„En dan".
„Wel, dan gaan we, waarheen het ons goed
dunkt."
„Men zal ons vervolgen 1"
„Maak je maar niet bezorgd, de baron weet
wat hem te wachten staat, wanneer hij ons voor
het gerecht haalt."
//Je bent toch een aartsschelm," zeide de
kamerdienaar, terwijl zijn loerende blik rusteloos
door de kamer dwaalde. /,Jij zoudt geloof ik
vriend en vyand voor een Judasloon verraden."
van daartoe behoorende polders vau dat onder
houd worden uitgesloten.
De voorz. zegt dat dit rapport niet zeer veel licht
verspreidt. De commissie blijft bij hare ziens
wijze, geeft een historisch overzicht van de zaak
en besluit met voor te stellen, andermaal met
het Waterschap in overleg te treden, wat hij
vreest dat zonder resultaat zal zijn, zooals hij
vroeger ook reeds zeide.
De heer Overman merkt op, dat de voorz.
één voornaam punt vergeet, n.1. het laatste ge
deelte van het voorstel der commissie, aldus
luideude//terwijl bij het niet toe
treden daartoe door ingelanden (tot een over
eenkomst inzake het onderhoud der voormalige
stadswallen) in overweging zou zijn te geven,
om door tusschenkomst van de Overheid een
betere toepassing van het Bijzonder Reglement
van het Waterschap te verzoeken, opdat in
't vervolg geen gedeelten van daarin genoemde
poldets van dat onderhoud worden uilgesloten."
De heer Moelker zegt, met genoegen het
rapport te hebben gelezen. De stadswallen werden,
nadat zij als vestingwerken niet meer noodig
waren, aan de gemeente afgestaan en doen wel
degelijk dienst als zeewering. Op het eiud van
1906 of begin 1907 werden aan den binnenkant
dezer wallen boomen gerooid en nieuwe geplant
doch binnen 24 uren moesten de nieuw geplante,
op last van den waterstaat, verwijderd worden
het komt hem voor, dat, wanneer de wallen
niets met de waterkeering te maken hebben,
niemand dit kon verbieden. Die wallen bevei
ligen zoowel Dalem als 1500 gemeten, en daarom
wil hij voor gezamenlijke rekening de verhooging
en verzwaring doen uitvoeren. Het Schenkeldijkje
werd in 1906 ook door het Waterschap ver
sterkt.
De heer Over mm, lid der commissie, heeft
niets tegen het doen drukken van den brief aan
den raad, van den heer J. W. Wagtho ofschoon
dit schrijven reeds in de vorige zitting werd
voorgelezen; de voorz. heeft op dien brief zeker
nog eens bizonder de aandacht willen vestigen.
Dezen brief verder behandelende, schijnt
bizonder de aandacht te moeten trekken de
cursiveering van den heer Wagtho: //Daarin
komt de gemeente Tholen niet voor", na de ver
melding, dat in art. 1 van het reglement voor
het Waterschap wordt omschreven, waaruit het
waterschap bestaat.
De heer W. heeft ook niet ontkend, dat de
gemeente Tholen daarvan uitgesloten is.
Voorts art. 7 van genoemd reglement, vast
gesteld den 2en Februari 1907. Daarin wordt
bepaald Binnen drie maanden na het in werking
treden van dit reglementdoet hel polderbestuur
een kaart van het Waterschap opmakenaan*
duidende de werken, welke worden onderhouden
door het Waterschapdoor een of meer polders
en door eiken polder. Deze kaartingericht naar
de voorschriften door Ged. Staten te geven, wordt
ter inzage nedorgelegd van de grondeigenaren in
het Waterschap, gedurende 14 dagen, na vooraf
gaande openbare aankondiging"
In dit opzicht is het polderbestuur z. i. in
hooge mate nalatig geweestNiets hiervan is
geschiedbelanghebbenden hebben er niet tegen
op kunnen komen, omdat geen kaart ter visie
is gelegd en met de vorige kaart hebben we
niets te maken; daarom vindt hij het een stoute
bewering van den heer W., dat niemand er
tegen opgekomen is.
Dit, vervolgt de heer Overman, ter weer-
legging in hoofdzaak wat de heer Wagtho te
berde brengt.
De conclusie van den heer Wagtho luidt
alsvolgt„En waar het uu nschijntvast te
staan, dat geen macht de gemeente Tholen kan
dwingen tot verzwaring en verhooging der
wallen over te gaan, is m. i. de eenige weg,
z/Zeg eens, heb jij dat dan soms ook niet ge
daan stoof Holter toornig op. „Heb jij ook
niet je eersten heer verraden
„Wijl ik baron Eichenfels haatte, dat was
een geheel andere zaak."
„Zeg liever, omdat je wist, dat je hier kondet
opmarcheeren, zoodra baron Eichenfels terug
keerde."
„Doe mij als je belieft nu maar geen verwijten,
want waarachtig je bent veel slechter dan ik.
Overigens blijven de redenen dezelfden, wij
vorderen het loon voor onze diensten, ieder ar
beider is zijn loon waard."
z/Dat valt niet tegen te spreken," antwoordde
Jacob, ffdoch ik moet over dat alles nog eens
rijpelijk nadenken. Gevaren zie ik voorhands
nog niet en als dief zou ik niet graag de wereld
intrekken."
„Om reden dat jij je schaapjes al op het
droge hebt."
„Wie zegt je dat?"
„Kom, kom, zoo dom ben je ook niet, datje
daarvoor niet gezorgd zoudt hebben," spotte
Holter.
z/En als ik dat deed, dan was het nog de
die tot oplossing der quaestie kan leiden, deze
Ingelanden van het Waterschap richten tot
Prov. Staten het verzoek, de gemeente Tholen
tot een Waterschap te maken. Dan kan door
hoogere autoriteiten op dat Waterschap drang
en dwang worden uitgeoefend, maar'kan ook
tusschen het Waterschap de Vrije polders en
het Nieuwe Waterschap een overeenkomst
worden getroffen aangaande deze quaestie.
De heer Overman vindt dit een vreemd advies
hij zou bijna zegden dat de brief van den heer
Wagtho verkeerd geadresseerd is en niet aan
den raad maar aan het polderbestuur moest
bezorgd zijn, want het advies is aan het laatst
genoemde gericht; dit zou echter te verklaren
en te verontschuldigen zijn, daar meerdere leden
van het polderbestuur tevens in den raad zitting
hebben.
Waar zooeven nog door den voorz. werd
herhaald, dat het z. i. noodeloos zou zijn zich
nogmaals tot ingelanden te wenden en zich
tevens herinnerende diens meening omtrent het
benoemen van het derde commissielid, dat de
meening van de hh. Hollestelle en Kegge niet
moest toegedaan zijn, verwacht hij weinig heil van de
polders en helt hij meer over tot het laatste
gedeelte der conclusie in het rapport, dat hij
daarom ten zeerste aanbeveelt.
De voorz. antwoordt den heer Overman, dat
het polderbestuur geen schuld heeft aan het
niet ter visie leggen en aankondigen van de
nieuwe kaart, want dat de polder van Gedepu
teerde Staten ontheffing heeft ontvangen, om
hieraan op den- bepaalden tijd te voldoen. Ove
rigens laat hij de beslissing aan den raad over
en houdt hij zich buiten stemming, aangezien
het hem, in zijn kwaliteit tevens van dijkgraaf
van hel Waterschap, moeilijk is, partij te kiezen.
Voorts heeft hij niet als gewischheid uitge
sproken zijne meening omtrent de weigering
van ingelanden, maar deze alleen gebaseerd op
de reeds genomen beslissing.
De heer Hollestelle wensclit nog even terug
te komen op de minder juiste voor
stelling, door den heer Wagtho in zijn brief
aan den raad gegeven betreffende de werkeloos
heid der commissie en daarna, terugkomende
op de onderhoudskwestie, brengt hij in her
innering dat de kosten van onderhoud der
contr' escarpe door Rijk, gemeente en polder
gezamenlijk gedragen worden en dat allen daar
vrede mee hebben. Moet de gemeente Tholen
een afzonderlijk waterschap worden, dan zal er
nog menig oogenblik komen, dat stof tot na
denken zal geven. Hij wil dus afwachten wat
besloten zal worden en daarna handelen.
Op de vraag van den heer Moelker hoeveel
exemplaren van het rapport en den briet zijn
gedrukt, antwoordt de voorz. 16, waarop de
heer Moelker, met het oog op de belangrijkheid
er van, het wenschelijk acht, er nog een aantal
bij te nemen, temeer daar dit de kosten slechts
in geringe mate zal verhoogen. Aan Gedepu
teerde Staten en heeren van den Waterstaat
zou dan ook 1 ex. kunneu gezoudeu worden.
Na eenige bespreking wordt hiertoe besloten
en zal het bestuur van het Waterschap een
aantal ontvangen, met verzoek aan al de in
gelanden 1 ex. te doen toekomen.
De heer C. A. H. Wagtho, daarna het woord
verkrijgende, verwijt den heer Hollestelle diens
uitdrukking in een vorige zitting, als zou het
idee van den heer J. W. Wagtho, om de ge
meente Tholen tot een afzonderlijk waterschap
te verklaren, //absurd" zijn. Dit is volstrekt
niet ongerijmd, want er zijn meer plaatsen die
een afzonderlijk waterschap vormen.
De heer Hollestelle antwoordt hierop, dat hij
er geen kent, ojaar, mocht hij zich in deze
vergist hebben, dan spijt het hem zeer. Geen
der gemeenten op het eiland Tholen bv. staat
moeite niet waard antwoordde de kamerdie
naar gemelijk. „Goudstukken heeft het nooit ge
regend, maar waar ben jij met je geld gebleven
je hebt voor den misdaad evenveel gekregen, dus
houd je maar niet zoo arm.
Hij was bij de laatste woorden op de teenen
naar de deur geslopen, die de bodenkamer met
de keuken verbond haastig opende hij haar en
Trees, die dicht daar achter stond, deinsde ont
steld terug.
„Heb ik je eindelijk eens betrapt 1" schreeuwde
Jacob toornig. //Wie is hier nu de luisterviuk
en de spion Trees had spoedig hare tegen
woordigheid van geest herkregen; met een
trotsch, verachtelijk gelaat trad zij binnen.
„De baron wacht u," zeide zij tegen den
houtvester en trad toen naar de zwarte antieke
kast, die bijna den geheelen wand der kamer
besloeg en waaruit zij verschillende zaken begon
te halen.
Holter wierp den kamerdienaar een waar
schuwenden blik toe en verwijderde zich, terwijl
Jacob naast de kamenier kwam staan.
„Wat voer je daar uit
„Ik neem er uit, wat mij toebehoort," ant«