ml 1013. Zaterdag 29 October 1904. Twee eu twintigste jaargang. ne EN J. M. C. POT, e nieuwe Drankwet in werking. :rsm item kei. t nummer bestaat uit 2 bladen. ten, II Een en ander over bemesting. OM, I. Bi rziln ko« effea ERSEKSCHE [OU )L1J1 IN 114 THOOLSGHE COURANT nAlai, jtiijl aan it talaipa ?ai otslarlttlt, laitlni, ai Dit blad verschijnt eiken Zaterdag, ijs per drie maanden, franco per post 65 cents, oor het buitenland 90 cents. Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND Ingewaoht aan bureau te T h o I e n ol vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke. UITGEVER: Tioirs. A-dvertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven wordt slechte 2 maal in rekening gebracht. Bij abonnement aanmerkelijke prijsvermindering. j, fES, rige van 186 ior hen, die bij de uitvoering belang hebben, we uit het warrelnet vau uitzonderings- INO! lergangsbepalingen, termijnen van invoering n rmijnen van uitstel, mede W wat sedert van kracht is geworden 1 van bepalingen toch in het eerste gedeelte wet opgenomen, worden voor gewijsde in ratste gedeelte op korter of langer termijn hoven lereerst dan van belang is de niet uitge- gy i en dus heden in werking getreden be cZ 5 van art. 46, tweede lid l^Bel is, behoudens het internationaal verkeer reizigers, verboden sterken drank toe te o of te verstrekken op of in een openbaar el van vervoer." O"®' ,t wil zeggen er mag Nop passagiersbooten geen sterke drank worden verkocht, de tweede plaats de bepaling van art. 44 al. 1 Iet is verboden in een voor het publiek nkelijke lokaliteit, waarvoor door Burge' :er en Wethouders een vergunning is ver' of in een localiteit, die daarmede binnens- gemeenschap heeft, arbeidsloonen uit te en, of toe te laten, dat arbeidsloonen in uiige localiteit uitbetaald worden." et andere woorden geen uitbetaling in café's arbeiders is van heden af vergund, en zoowel perkgever als de kastelein is strafbaar, die óch doet of in zijn lokaal doen laat. de derde plaats is strafbaar, volgens art. 52 lij, die bij gelegenheid van een voor hem oor zijn lastgever gehouden openbare ver ing, verhuring of verpachting den kooper gegadigde in staat stelt kosteloos sterken It te gebruiken." volgens art. 46, 1ste lid lij, die sterken drank in het klein verkoopt, akt, toedient of verstrekt in een localiteit, vergunning, tijdens het houden daarin van 'en voor het publiek door ambtenaren van rijk, provincie, gemeente of waterschap, of ipenbare verkoopingen, verhuringen of ver hogen, alsmede gedurende twee uur vóór begin en twee uren na afloop der laatstge- nde drie verrichtingen bedoeling dezer bepalingen is duidelijk de vierde plaats geldt thans art. 45. let is verboden, in een voor het publiek ankelijke localiteit, waarin vergunning •end, hazardspel toe te laten." et andere woorden elk hazardspel in café's is verboden. wet verstaat onder hazardspel, elk spel, bij de kans op winst van het toeval afhangt, wanneer de kans toeneemt bij meerdere fendheid of de grootere behendigheid van speler. Dat is duskaarten (kruisjassen), tn, biljarten, enz. om geld. ik behoort heden in werking te treden de ling van art. 45 al. 3, waarin muziekmaken café's en de aanhooriglieden daarvan in rvoor aangewezen gemeente verboden is, toestemming van den Burgemeester en Itoo elke vertooning of andere verrichtingen vermake van het publiek, crder begint de mogelijkheid dat men, óók emeenten waar te veel vergunning zijn, één nieuwe vergunning voor twee oude bekomen. Art. 5 al. 2 zegt daarvan brgeraeester eu Wethouders kunnen, zoolang H9 lun gemeente het aantal vergunningen het pstelde maximum overschrijdt, een ver ing verleenen, indien een of meer vergun- loaders bij schriftelijke, door hen onder- inde verklaring, afstand doen van twee te name verleende vergunningen, onder elding van de localiteit, waarvoor op dat «blik iedere van de vergunningen geldt." Gelijk men weet, was het tot heden onder geen beding mogelijk een nieuwe vergunning te verkrijgen in gemeenten, waar hel bepaald maxi mum bereikt of overschreden was. De overige bepalingen van de Drankwet treden eerst na heden in werking en soms na langen tijd. Vóór 1 Maart 1905 moeten alle thans van kracht zijnde vergunningen opnieuw worden aangevraagd. Vóór 1 Januari 1906 moeten verlof gevraagd worden tot den verkoop van andere dan sterke dranken in localiteiten voor het publiek toegankelijk. Voor de voornaamste andere bepalingen geldt Op 1 Juli 1905 is het verboden (art. 47 all. 1), dat personen beneden 16 jaar anders dan in gezelschap van een meerderjarige of dat personen in kennelijkeu staat van dronkenschap zich in een localiteit met vergunning bevinden. Op 1 Juli 1905 is het verboden (art. 47 all. 1), dat vrouwelijke personen gedurende de uitoefening van het be drijf dienst doen, of vanwege den houder aan wezig zijn in een lokaal met vergunning of verlof, zonder toestemming van B. en W. Op 1 Januari 1906 is het verboden (art. 50 all. 7) in een lokaliteit met vergunning, verlof of in een localiteit, die met zoodanige localiteit binnenshuis verbinding heeft, sterken drank aanwezig of in voorraad hebben. Op langer uitstel mogen onder meer bogen de volgende bepalingen Op 1 Mei 1930 vervallen de vergunningen aan vennootschappen, zedelijke lichamen ot besturen daarvan. Op 1 Mei 1910 reeds vervallen daarentegen de vergunningen in wachtkamers van spoorwegen er. stoombooten. De andere bepalingen van meerder belang wachten op Koninklijke besluiten. Lezing, gehouden door den heer L. K. VAN DIJK in de vergadering der afd. „Tholen", van de Maatschappij van Landbouw, te St. Annaland, op Woensdag 26 October 1904. 1. Wanneer een boer van vóór honderd jaar nu nog eens een kijkje kon komen nemen, zou hij zeker als ieder ander uit dien tijd een groote verandering kunnen waarnemen in het bedrijf. Doch wellicht zou hij zich nergens meer over verbazen, dan over de tegenwoordige wijze vau bemesting. Terwijl toch in zijn tijd stalmest de eenige mest stof was,worden tegenwoordig buiten deze nog een aantal stoffen gebruikt, die in zijn tijd als zoo danig onbekend waren en bijgevolg ook niet als meststof werden gebruikt. Of in vroeger dagen echter nooit eens een mineraal als mest stof werd gebruikt, valt te betwijfelenenkele geschriften, als die der [sraelieten wijzen er ons op, dat dit wel het geval moet geweest zijn. Zoo vinden wij in Lukas „Het zout is goed, maar indien het smakeloos geworden is, is het noch voor het land, noch voor den mesthoop geschikt." Uit deze uitspraak volgt, dat het zout ten tijde van Lukas ook werd gebruikt als mest. Zeker echter is het, dat eerst in onzen tijd van een regelmatig gebruik van mineralen als mest kan gesproken worden. Hoezeer dit laatste nu ook waar is, mag men toch in twijfel trekken, of in onzen tijd zelfs de juiste waarde van de mineralen als meststof wordt ingezien en of ze nog steeds niet door velen als een soort van toovermiddel worden aangezien, goed in de handen van heksen en spoken. Zeker is het, dat nog tegenwoordig velen haar met een soort van wantrouwen behandelen en haar niet be schouwen als mest, maar meer als een stof, die ze nu ja wel gebruiken, omdat het nu eenmaal in de mode is en omdat ze toch zien dat het er van groeit. Hoe dikwijls toch hoort men niet, over een akker sprekende„ik heb hem in 't najaar eens opgemest en dan gooi ik er in 't voorjaar nog zooveel kilo zout over." Of „dit veld is al 2 jaar van de mest af; ik zal het nu nog maar eens goed zouten." Uit deze uitspraken, die gemakkelijk met enkele andere zijn te vermeerderen, dunkt mij, blijkt duidelijk, dat veleD onder mest alleen verstaan stalmest, terwijl ze superphosphaat, chili, etc. meer be schouwen als ja als wat? ik weet het zelf niet maar toch zeker niet als mest. En zoo sommigen de mineralen nu wel als meststof er kennen, dan is en blijft toch voor hen de stalmest eigenlijk pas mest. De oorzaak hiervan is dunkt me niet verre te zoeken. Jaren lang heeft men reeds bemesting toegepast, maar hoogstwaarschijnlijk was het in vroeger dagen en helaas 1 bij velen tegenwoordig nog, alleen de ervaring, de ondervinding, die hierbij den weg wees. Nu is de ondervinding zeker een goede leermeesteres, maar om zijn bedrijf grondig te kunnen beoefenen, om zich van zijn doen en laten rekenschap te kunnen geven, heeft men hieraan niet genoeg, maar is een eerste ver- eisohte een stevigen grondslag van kennis te bezitten, waarop men kan bouwen. Deze nu ontbrak in de oudheid geheel en is bij velen tegenwoordig nog verre te zoeken. Men bemest het veld en men ziet dat de planten er wel bij varenen daarom doet men het; maar waaruit de mest bestaat, welke deelen voor de plant wèl, welke niet geschikt zijn, hoe de plant die stoffen opneemt, hoe zij die stoffen verwerkt tot deelen van haar lichaam, zijn voor velen nog onopgeloste vragen, of erger nog zijn voor hen geen vragen, wijl ze nog nooit over deze zaken hebben nagedacht. En waar nu alle kennis van de voeding der plant ontbreekt, daar kan het niet anders of op het gebied van bemesting moeten allerlei scheeve begrippen bestaan, wijl de voedingsleer der plant een der voornaamste grondslagen is, waarop een oordeelkundige be mesting berust. Door bovenstaande gedachten geleid, kwam het mij wenschelijk voor u eerst een en ander over de voeding der plant mede te deelen, alvorens over bemesting te spreken. Ieder levend wezen moet om te kunnen be staan eenigen arbeid verrichten, ook de plant. Lijkt u dat op het eerste hooren, vooral wat de plant betreft, wel wat vreemd, bij eenig na denken, zult ge mij dat wel willen toestemmen. De wortels voeren een vocbtstroom in de hoogte met een kracht, die een kwikkolom van 76 cM3. in de hoogte kan houdende wortels dringen met een kracht in den grond, voldoende om het hechtste plaveisel in de hoogte te heffen, de kiem van het zaad dringt den stengel met de lobben door de hardste korst, waar de mensch nauwelijks in staat is een stok een paar cM. te doen indringen. Neem dezen arbeid en nog vele anderen weg en met het leven der plant is het gedaan. Waaraan ontleent de plant het vermogen om arbeid te verrichten Aan de lichaamswarmte. Dat warmte arbeidsvermogen levert, leert ons de stoommachine. Door de warmte verandert het water in stoom en deze vormt het vermogen voor de machine, om te arbeiden. Die warmte ontstaat door verbranding. Voor verbranding is zuurstof en brandstof noodig. De zuurstof krijgt de plant uit de lucht en de brandstof ontleent zij aan haar eigen lichaam. Door verbranding gaat dus voortdurend stof verloren. Zal nu de plant kunnen blijven be staan, dan zal wat verloren is, moeten worden aangevuld en hiertoe dient het voedsel. Een plant moet ook groeien, d. i. aan de be staande deelen moeten nieuwe worden toegevoegd; deze ontstaan niet uit niets, maar worden door de plant gevormd uit het voedsel, dat zij op neemt. De plant moet vruchten gevenook deze vormt zij uit het voedsel, dat men haar toevoert. Kesumeerende vinden we dus de plant neemt voedsel op le om de verbranding te onderhouden en om de geleden verliezen door verbranding aan te vullen2e om te groeien en 3e om vruchten voort te brengen. Zal het voedsel tot dit alles kunnen dienen, dan zal het uit dezelfde stoffen moeten bestaan, als waaruit het plantenlichaam is opgebouwd. Willen we nu weten, welke stoffen als voedsel kunnen dienen, dan moeten we eerst weten, waaruit de plant bestaat. Dit komen we te weten door een scheikundige ontleding. Volgens de ontledingen van planten blijkt, dat ze uit een aantal verschillende elementen zijn opge bouwd en tevens dat, hoe verschillend ze bij verschillende planten mogen zijn, er eenige ele menten zijn, die bij alle hoogere planten voor komen n.1. waterstof, zuurstof, stikstof, zwavel, phosphor, chloor, kiezel, kalium, natrium, cal cium, magnesium eu ijzer. Door onderzoek o.a. door waterculturen, is nu gebleken, dat geen plant goed kan gedijen, wanneer niet in het voedsel aanwezig is waterstof, zuurstof, stikstof, koolstof, zwavel, phosphor, kalium, calcium, magnesium en een weinig ijzer. Waaruit neemt de plant hare voedingsstoffen op? Uit de lucht en uit den grond. Uit de lncht krijgt zij koolstof door opname van kool zuur sommige planten met name de vlinder bloemigen ook stikstofal de overige voedings stoffen trekt ze uit den bodem. De planten nemen deze stoffen niet als zoodanig op, maar in den vorm van verbindingen zoo zeide ik reeds, dat ze koolstof opnemen in den vorm vau kool zuur zwavel, phosphorus, stikstof etc. nemen ze op in den vorm van zoogenaamde zouten. Deze verbindingen worden in het plantenlichaam outleed eu verwerkt tot andere verbindingen, waarvan de voornaamste zijnzetmeel, vetten en eiwitten. Boven zeide ik reeds, dat de planten haar voedsel opnemen uit de lucht en uit den grond. Wanneer het nu waar is, dat een hoeveelheid vermindert, als er afgaat en niet bijkomt, dan zal het u ook duidelijk zijn, dat een akker, die voortdurend beteeld wordt met gewassen, langzamerhand minder voedingsstoffen zal gaan bevatten en eindelijk zelfs wat of niet meer daarvan zal bezitten. Te duidelijker zal u dit zijn wanneer ik u zeg, wat een gemiddelde oogst per H.A. ontrooft aan den akker, van: P2. 05 K2. 0 N. halmgewassen 30 50 70 Kilo. aardappelen 30 130 90 suikerbieten 35 150 100 koolzaad 50 90 100 Wat zal dus noodig zijn, willen we voortdurend goede oogsten van een akker hebben Dat we den grond vergoeden, wat door vorige oogsten er aan is onttrokken d. i. dat we hem be mesten. Bemesten is den grond van de noodige voedingsstoffen voor de plant voorzien en mest is alles wat den planten als voedings stof kan dienen en daar nu chilisalpeter, super phosphaat, kaïniet, etc. even goed kunnen dienen als voedingsstof, als stalmest dat kan, zoo. dunkt me is er geen enkele reden, om stalmest in 't bizonder dan als mest te beschouwen en de andere stoffen een anderen naam te geven. De naam doet wel niets ter zake, maar zoo licht wordt met den naam ook het wezen ver ward. Meent nu echter niet, dat ik al wat meststof heeten mag evenveel waarde toekendat zij verre, ik weet ook wel, dat al worden aard appelen, kropsla, etc. evengoed voedingsmiddelen genoemd als biefstuk, de laatste toch veel meer te beteek enen heeft dan de eerste, maar ze blijven desniettemin toch voedingsmiddelen. Wanneer we een stof beoordeelen als mest, dan is het niet de vraag waar komt die stof vandaan, uit den stal of uit de fabriek, maar dan is het noodig te weten, of deze stof ook bestanddeelen bevat, geschikt als voeding voor de plant. En al waren het nu straatsteeneu of oude vodden, zoo deze voedingsstoffen be vatten, kunnen ze ook meststoffen genoemd wordende stikstof uit den stalmest is geen andere, dan die uit Chilisalpeterde elementen als elementen zijn in alle stoffen gelijk. Denkt nu echter niet, dat ik oude vodden gelijk wil stellen met stalmesthel is toch niet alleen de vraagzitten er voedingsstoffen in, maar de meerdere of mindere hoeveelheid telt ook mee en bovendien is het niet onverschillig ju welken vorm die stoffen voorkomen. De 8tikstoI in Chilisalpeter, zwavelz. Ammoniak,

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1904 | | pagina 1