'Sblksweerbaarheid. Blad. w e e d e FEUILLETON. loonei fopoff erin g. Maart 1902. ?™'land moet weerbaar wezen, het '•l'fdsehe volk moet weteu pal te staan ^™ken indringer en, getrouw aan zijn ver- j M vijand immer bet dierbare grondge- e jtwisten. Geen vreemden overweldiger '™"t gelukken ons onder zijn juk te doen i Diüfr O ja," zei Lambiin, ik vergat nog iets. Overdreven vrees voor chloor bij het gebruik der Stassfurtsche Kalizouten. Cok \f(.| iijn. in jji 3nomt,|J Zaterdag 29 itsclie1 te '((e(geiio>iien uit de Soldatenkrant. i' een -an dt I. t op eer er ergens in onze nabijheid een d beb 'geweest of een diefstal gepleegd, komen ;usschdlioht toe om eens na te gaan of in ons ijn ttiis wel alles in orde is en zijn we spoe lt dean- anders geneigd, ons wat moeite en n uitltegetroosten, teneinde onze veiligheid d zal verzekeren, een gienj doet gedenken nanscleeft ook steeds iedere groote oorlog de ij ïVwende Staten er toe gebracht, zich weer enschap te geven of de grendels van hun ras ojj goed kunnen worden dichtgeschoven id af te vragen, of men wel in staat zou :rade indringers te weren, t Vu wonder dus, dat de krijg, die thans in 10 mika woedt, allerwegen, ook in ons land, emaj. heeft doen opgaan, die vragen of wij :hte zouden zijn onze onafhankelijkheid ing edigen, indien die mocht worden bedreigd, sicie iftrouwen in het rechtsgevoel der groote ingeb? zwaar geschokt door den aanval van ote en machtige Engeland op de beide jsc^, ikaansche republieken. En het feit, dat nveri '1'jks meer tot de ervaring komen, dat ter i! En het antwoord Het antwoord is, voor het oogenblik althans, niet bemoedigend. Alge meen wordt erkend, dat op het oogenblik Nederland niet in staat zou zijn, zich met goe den uitslag tegen een machtigen aanvaller te verdedigen. Zulk een toestand is zeker niet be nijdenswaard. Doch bestaat hij eenmaal, dan, stellig, is het beter het gevaar onder de oogen te zien, dan ons doof en blind te houden. Ge lukkig, dat onmiddellijk op dit bedroevende antwoord volgen magDie toestand kan ver beteren Het Néderlandsche volk kan een weer baar volk worden. Door eigen kracht kunnen wij in de toekomst het vaderland verdedigen." Zal het ook zoo zijn ■X- „Alle Nederlanders daartoe in staat, zijn ver plicht mede te werken tot handhaving der onaf hankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgebied." Zoo bepaalt onze grondwet en het is niet meer dan billijk. Ieder lid van het groote gezin heeft zijn aandeel bij te dragen in de verdedi ging van huis en hof. Evenwel, met deze bepaling alléén, zou men onmogelijk kunnen volstaan. Wil men in tijden van gevaar, met kans op goeden uitslag, den bedreigden haard verdedigen, dan moeten de verdedigers behoorlijk geoefend zijn en hunne wapens kunnen hanteeren. Vandaar, dat voort durend zij, die daartoe in de termen vallen, ge oefend worden in het leger onder leiding yan vrij willig dienende officieren en kader. Nu ligt het voor de hand, dat het streven moet zijn, allen, die in oorlogstijd geroepen zullen worden de wapenen te voeren, in de ge legenheid te stellen niet alleen om te leeren wat daarvoor noodig is, maar ook om hetgeen eenmaal geleerd is, nu en dan weer eens te beoefenen, om het niet te vergeten. Met an dere woorden ieder Nederlander die daartoe lichamelijk geschikt is, zou gedurende korter of langer tijd geoefend n^oeten worden, teneinde zich voor te bereiden voor het vervullen van een zijner eerste plichten. Zeker doch zulk een algemeene oefening zou ontzaglijk veel geld kosten, veel meer dan te r groote mogendheden de zoo onrecht- aangevallenen, in hun grootscben en ^ocje.geu worstelstrijd zal ter hulpe komen, /schenbeide te treden, om het recht te- eriodf gewe'^ te beschermen, doet ons meer n inzien, dat voor de volkeren de regel ooj, it wie meester wil blijven in eigen huis, et hopen op vreemde hulp, doch ver- op eigen kracht. Zoo ooit een vijand erland bedreigt, zal, naast het geloof in >r ^aardigheid van onze zaak en naast de men ^escbikbaar kan stellen, althans zoolang die 1 OOf.f 1 1 1 i naFoninr. rtr.1- - -1 1 1 r 1 j de zegenpraal van het recht, onze ei- Cm., de weerkracht van het Nederlaud- Ik onze voornaamste steun moeten zijn. le/ k. Q ]}Jj zoo P Is Nederland weerbaar als >een volk, dat in staat is zijn onaf- u („jkheid te verdedigen, verdient een plaats rnzalii der mogendheden. iderland zijn vrijheid waard dat zijn vragen, die tegenwoordig in tü™ Vormen zich aan ons opdringen, die overal "e worden en, onder den invloed der om- 'e eden, met ernst onder de oogen worden de:»,- ird is*. (Uit het D u i t s c h.) [aenif. a ber.' m seggencle, bemerkte de jonge man Lam- ^zich naast Bollet op het bankje bevond, 0 n,Jor hem, en wien hij met de hand een ïgroet toewuifde, een weinig beschermend. zHin wuifde terug uit de verte. Dat was hecht er te meer waarde aan, dat mijn 'Toedig geplaatst wordt," hernam de die zijn eigen gedachte volgde, *daar het toilet van uwe moeder eene beschrij- geven heb, nu oefening zou moeten geschieden op dezelfde wijze, als tegenwoordig het geval is. Dientengevolge kwam men er indertijd toe, om te bepalen, dat slechts een deel van de daartoe in aanmerking komende jongelieden tot den dienst zou worden opgeroepen. Dat gedeelte wordt, zooals we allen weten, bij loting aange wezen en degenen die „vrij" loten, werden dus niet door den staat geoefend, hoewel hun in oorlogstijd evenzeer de verplichting blijft opge dragen, om het Vaderland te helpen verdedigen. Alzoo zullen duizende krachtige jongemannen wel is waar tegenover den vijand worden geplaatst, doch zij zullen hun wapens niet naar eisch kun nen hanteeren en, niet gewend aan de militaire tucht, aan het doorstaan van vermoeienissen en ontberingen, zullen zij grootendeels niet bij machte zijn, de hun opgelegde plichten be hoorlijk te vervullen. Immers, men meene vooral niet, dat als de nood aan den man komt, geestdrift en toewijding, -li' ala hij over vrouwenkleeren begint .om niet De japon van een vrouw, is van de godin. Verbeeld u een draperie igrt?'5ran heldoek, zilver geborduurd, met Leid'ïudig aantal wondervogels nooit heb d. il8^en> meer wolkachtig en rijker tegelijk. t.)U vroeger gezegd hebbën, dat 't werk an<£ toovergodiiinen. Thans komt dat uit n jMKinnige streken van Thibet, maar gij iw 'ets gemerkt, Adrien. Gij zijt eerst te eZOlAcht binnengekomen. Wat drommel j. je toen Gij waart zoo bleek als de en bijna onmiddellijk zijt ge met jer verdwenen." an, dat lijkt op de inquisitie zeide man, droogjes. «Ik kan iets hebben, Jnndert, zonder verplicht te zijn, dat Meen te vertellen." go^TOfd maar niet boos! vooral niet, nu ng'®* staat °ns te verlaten Doe alsof )io:F^pezeP(l heb. Maar, dat is jammer, in j,rezigheid zullen we die prachtige feesten Mevrouw Wernier zal de deuren reiir buis sluiten." ir [ongebeden spraken luid. Onwillekeurig, im Br Paa'd voornemen, had Bollet, wien bun gesnap deed indommelen, geen woord van hun gesprek verloren. Die naam mevrouw Wernier klonk in zijn oor als een fanfare. „Wie istocb die jonge man P" vroeg bij aan Lambiin. Een viveur, zei de journalist, fluisterend, „En misschien erger dan dat." Maar zijn naam p" „Adrien W ernier, de zoon van dè schoone mevrouw Wernier, een der meest gezochte ade- lijke dames, van het wereldsch Parijs, vaste bezoekster bij de eerste voorstellingen van sen satiestukken, al te rijk, verzot op reclame, haar huis in de Champs Elysées openzettende voor alle schreeuwers, leegloopers en. Maar wat scheelt u, waarde heer Bollet was eensklaps zoo bleek geworden, dat hij scheen flauw te zullen vallen. Die naam Wernier, zoo los daarheen geworpen, bad hem angstig gemaakt, en hij beschouwde den jongen man, de oogen wijd open, alsof diens gezicht voor hem een raadsel was geweest, dat hij te vergeefs poogde op te lossen. De uitroep van Lambiin evenwel riep hem tot zichzelf terug. „Mij scheelt niets," zei hij „maar ik bid u zeg mij alles, wat gij van dien jongen man weet." Lambiin keek uitvorschend naar hem. Of schoon bij den oud-notaris nog niet lang kende, had hij toch bemerkt, dat achter zijn kalm uiterlijk een buitengewone zenuwachtigheid ver borgen was. Vroeger zou men zoo iemand den gevoelsmeusch bij uitnemendheid genoemd hebben. De eenzaamheid zelfs, waaraan hij zich gewijd had, had die vatbaarheid voor indrukken nog verscherpt, die, buiten zijn weten, zich open baarde en, in spijt van zijn pogingen om haar te verbergen, zich uitte in de trilling zijner stem en den angst van zijn blik. Van zijn kant had Lambiin slechts zeer op pervlakkig geluisterd naar het gepraat der jonge lieden. Daarenboven hij mocht Adrien Wernier niet lijden en hij verborg het niet, vaderlandsliefde en persoonlijke moed, die dan zeker niet zullen ontbreken, voldoende zullen zijn, om het te kort aan oefening aan te vullen. Krachtige drijfveeren mogen het zijn, doch waar de hand niet is geoefend en de wil niet is ge wend zich onvoorwaardelijk te schikken naar de bevelen van den meerdere, waar het lichaam niet gehard is, noch de spieren gestaald zijn, daar zullen in den krijg velen nutteloos hun leven verliezen en veel bloed zal vloeien, zonder dat het vaderland ook maar iets is gebaat. Ditt is de reden, waarom als antwoord op de vraag „Is Nederland weerbaar geen dnidelijk j a kan worden vernomen, ondanks de schatten gelds, die jaarlijks daarvoor worden geofferd, ondanks onze versterkingen, forteniiniën en inundatiën. Keeds lang heeft men gezocht naar middelen om hierin verbetering te brengen. Het is hier de plaats niet de verschillende pogingen te be spreken, die men heeft aangewend om het veel omvattende en gewichtige vraagstuk onzer lands verdediging op te lossen. De oplossing gevonden heeft men echter nog niet. Doch er zijn teekeuen, die er op wijzen, dat men in de goede richting schijnt te gaan werken, om het oorlogs- leger, dat tot dusverre bestaat uit een deel ge- oefenden en een groote massa weinig of niet geoelenden, te doen plaats maken voor een goed georganiseerde weermacht, gevormd door een zeer groot aantal krachtige en voldoende voor hun taak voorbereide mannen. Doch evenmin als men een muur kan metselen zonder steenen of paardrijden kan zonder ros, evenmin zal men van ongeharde, krachtelooze, stijve jonge mannen in den korten tijd, die ten dienste zal staan, flinke soldaten kunnen vormen. De grondslag moet bijtijds gelegd zijn. Niet de Hollaudsche jonge man, doch de Hollandsche jongen moei de eerste schrede doen op den weg, die alléén kan leiden om een Hinken kerel, een wakkeren steun der zwakken te worden. Krachtig moeten onze jonge mannen zijn en flink, met geharde spieren en gespierde knuisten, een vaste hand, een geoefend oog, met wilskracht en volhardingsvermogentaai moeten ze zijn en onvermoeid. En daarnaast, vergeten we het niet 1 doordrongen van een hoog plichtsbesef, een groot gemeenschapsgevoel, waardeering van de inderdaad groote vrijheid, die wij in ons land genieten, warme vaderlandsliefde en op rechte genegenheid voor ons Vorstenhuis, door drongen ook, innig, van het geloof, dat een volk dat niet ten ondergaan w i 1, ook niet khn worden vernietigd. Zijn zóó onze jonge mannen, leeft dat in het llart van iederen rechtgeaarden Vaderlander, dan, waar'jk, kost het geen groote moeite om in korten tijd flinke soldaten te vormen, mannen met wie de vijand deugdelijk rekening zal hebben te houden. Doch zoo i s het nog niet en, zoo al, dan zal het vele jaren nog duren vóór zulk een geest door gansch het volk gevaren is. Liefde tot de vrijheid zal ons hiertoe moeten voeren. Waardeeren wij ons vrije volksbestaau wel voldoende? Doet een langdurig tijdperk van vrede ons niet gevaar loopen in te slapen en Wat ik van hem weetWat kan men weten van een individu, dat nooit iets gedaan heeft, nooit gewerkt heeft, nooit een denkbeeld in het hoofd of een gevoel in het hart heeft gehad Ik heb u gezegd een viveur. Erger nog een dier, dat geniet en dat van geraas houdt en van vuil, een monster, ziedaarZijn karakter Dat heelt hij niet. Ik weet, dat hij brutaal is en laf, desnoods dol. Zijn vader is millionnair, een oud-suikerraffinadeur. Zijn moeder is de schoonste vrouw van Parijs geweest, en ofschoon ik haar in langen tijd niet gezien heb, geloof ik wel wat men zegt, dat zij nog bewonderens waardig is. Ziet gij, waarde heer, dat is eeu wereld apart, versteend van een slijk, waarvan de bestanddeelen zijnijdelheid, onverschillig heid en egoïsme. Adrien Wernier deugt tot niets, nu hij rijk is. Was hij arm, dan zou hij tot alles in staat zijn geweest, ziedaar mijn mee ning. Maar waarom stelt gij zooveel belang in wat ik van hem deuk Bollet redeneerde in zichzelf. Woorden kwa men hem op de lippen, die hij niet wilde uit spreken. Was het niet zeer vreemd, dat juffrouw Cardin hem was komen spreken over die me vrouw Wernier, hem was komen openbaren welke banden haar verbonden hadden aan.Wardot en dat juist op dienzelfden dag die naam weer galmde in zijn oor? Die zoon was dus de man, voor wien mevrouw Wernier op dit oogenblik tienduizend francs rente liet verkoppen* bij haar vriendin Cardin. Dat alles scheen onafhankelijk van de huidige zaak, en toch Bollet had een onoverwinnelijke begeerte met Lambiin te spre ken over de betrekkingen, die vroeger bestaan hadden tusschen mevrouw Wernier en Wardot, dat is te zeggen de eenige vrouw, die hij was er van overtuigd zich in zijn leven had gemengd. Maar reeds juffrouw Cardin had een geheim verraden, vertrouwende op zijn bescheidenheid. Hij kon, hij mocht het niet op zijn beurt ver raden, vooral niet, wanneer geen loffelijke reden er hem toe drong. beseffen wij wel, welke kostbare kleinoodiën de vrijheid, het eigen onafhankelijk bestaan, het eigen vaderland zijn? Daarom is het zoo goed eens te worden wakker geschud, zoo heilzaam eens in te keeren tot ons zelveu; daarom is het zoo noodig de Vaderlandsche geschiedenis te kennen om uit de heldendaden door onze voorvaderen bedreven en de opofferingen, die zij zich voor de vrijheid hebben getroost, kracht te putten voor de toe komst. Doch kracht niet alléén, óók geestdrift, óók liefde voor den geboortegrond en evenzeer het besef, dat het onze dure plicht is, een glorievollen naam hoog te houden. Veel, zeer veel zal er moeten veranderen. Krachtig moeten de handen geslagen worden aan den ploeg, niet nu alleen, eventjes, onder den indruk van het oogenblik, doch voort durend, gestadig arbeidend aan de gemeen schappelijke belangen. Het zal moeite kostenWe waren in zoeten sluimer, doch we zijn gestoord. Gestoord door de krijgstrompet, daarginds in Zuid-Afrika gestoken. Laat ons dankbaar zijn en met beide handen iedere gelegenheid aangrijpen om wakker te blijven, krachtiger te worden en meer onze vrijheid waardig. Zulk een gelegenheid is er reeds. Er is, ieder onzer heeft er van vernomen, een vereeniging opgericht: de Vereeniging Volksweerbaarheid, die trachten wil de weer baarheid van het Nederlandsche volk te ont wikkelen. (Slot volgt). Het is tegenwoordig onder de eenigszins ont wikkelde boeren yan vrij algemeene bekendheid, dat Kali een der noodzakelijke planten voedings stoffen is; die, als zij niet in den bodem aan wezig is, er moet worden ingebracht. Doch met die wetenschap heeft de landbouwer iets anders gekregen, eeu zekere vrees voor de chloorver bindingen, die zich in de Kalizouten bevinden. Men heeft het zoo hooren zeggen, en zonder dat men zelf er nu juist ervaring van heeft, praat men elkander op dat gebied nog al eens na. Eu zoo is het praatje in de wereld gekomen, over die vreeselijke chloorverbindingen, die zoo schadelijk zouden werken op den bodem en de gewassen en zoo kan men langzamerhand spreken over een algemeen verspreide vrees voor de chloorverbindingen der Kalizouten. Het was om de vrees eenigszins te temperen, dat ik heden dit stuk schrijf. Inderdaad is liet waar, dat er in de meeste Kalizouten chloorverbindingen zijn, in sommige zelfs een belangrijke hoeveelheid. Laalons eens nagaan' wat ër met die'chloorver bindingen gebeurt, wanneer ze in den bodem komen. De chloorverbindingen, die in de Kali- zouten voorkomen,: zijn chloorkalium, chloor- inagnesium en chloornatrium. Vooreerst moet ik opmerken, dat alle zouten van chloorzuur, dus alle drie genoemde stoffen in water oplos baar zijn en wel zeer gemakkelijk oplosbaar. Wanneer, zooals bij ons te lande, de bodem in het najaar en in het voorjaar zeer vochtig is, Ik heb u gezegd, dat bij liet begin van de in structie het vermoeden was gevallen op een ander dan op uw vriend Wardot. Dit slaat op Adrien Wernier. Al is zijn vader millionnair, hij leent waar hij krijgen kan, eu hij stond in de regis ters van Cuubert voor een schuld van veertig duizend francs. Hij was daarenboven niet de eenige. Maar het schijnt, dat zijn schuld ge waarborgd was, want al stond hij onder degenen, die zonder genade zouden vervolgd worden, men heelt geen enkel biljet gevonden met zijn hand- teekemng. tiet was voldoende voor de justitie om Wernier te verdenken, en zonder de be kentenis van Wardot. „Maar als Wardot dan toch onschuldig is!" De twee mannen keken elkander aan. Bollet sloeg de oogen neer; Lambiin was verwonderd. Maar welke de gedachte ook was, die beiden door het hoofd was geschoten, zij spraken die niet uit. Bollet zuchtte diepdaarna zeide hij „lk heb geantwoord op uw hoofdvraag. Er is geen sprake van een minnares in het leven van mijn vriend. Indien gij mij niet meer noo dig hebt, het wordt laat en ik woon ver." „Waarde heer," zei Lambiin, „ik heb ge meend goed te doen door u die inlichting te vragen. Als ik gedwaald heb, neem 't mij dan niet kwalijk; ik blijf geheel tot uwe beschikking." „Op mijn beurt," zei Bollet, „vraag ook ik u mij niets ten kwade te duiden. Misschien heb ik niet openhartig geantwoord. Ik heken het. Maar gij begrijpt: ik ben bang ik kon mij vergissen." Lambiin drukte hem de hand, „Gij zijt een edel raensch, en als gij mij noodig hebt, zult gij mij wederzien." Zij wisselden nog een krachtigen handdruk er was dankbaarheid in dien van Bollet, leven dige belangstelling in dien van Lambiin. Bollet stapte in een rijtuig en gaf zijn adres op. Lambiin bleef in het koffiehuis en mompelde „Wardot is onschuldig. Ik moet zoeken." (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1902 | | pagina 3