N°. 724.
Zaterdag 13 Mei 1899.
Zestiende jaargang.
EN
oorlog der toekomst.
Joop het ijs bekoeld.
Publicatie n.
»le
J.
C. POT,
PEUILLETQH.
BINNENLAND.
ho
IERSEKSCHE
THOOLSCHE COURANT,
iKtllai, piji'i aan ilt ialaapa aai «statnult, laailaai, ai
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 8 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND Innewaeht
het bureau te T hol en ,t u66r DONDERDAGMIDDAG bij onzen me^eZTelelse"
ir
ipa,
Inschrijving voor de Schutterij.
iurgemeesler en Weihouders der Gemeente Tholen
digen bij deze uit
alle mannelijke ingezetenen, geboren in het jaar
alle mannelijke ingezetenen, geboren in de
1865 tot en met 1874, die, ofschoon in andere
ttrt ieenten reeds ingeschreven, sedert de inschrijving
het vorig jaar in deze Gemeente zijn komen wonen
alle vreemdelingen, die sedert de laatste in-
,es 'ïjving in de termen zijn gevallen, om als inge-
nen te worden beschouwd
m, met overlegging van een extract-geboorteakte,
zij elders geboren zijn, zich ter inschrijving
de Schutterij aan te melden ter Gemeente-
etarie, tusschen den 15den en den 31sten Mei
terwijl voorts wordt medegedeeld, dat voor die
irijving meer bepaaldelijk zitting zal worden
rnden op Zaterdag, den 20 Mei 1899.
ple< 'ordende hierbij, ter voldoening aan artikel 8 van
iKon. Besluit van 21 Maart 1828 Stsbld. No. 6,
medegedeeld eenige bepalingen, vastgesteld bij
„0I Hde hoofdstuk der Schutterijwet, luidende
«i artikel 8. Die van hunnen ouderdom geen voldoend
js geven, zullep door het plaatselijk bestuur
len ingeschreven, naar deszelfs oordeel, onvennin-
de bevoegdheid van den ingeschrevene, om van
juisten ouderdom nader te doen blijken,
nikel 9. Die bevonden zullen worden zich niet
1 Juni te hebben doen inschrijven, zullen door
plaatselijk bestour ambtshalve ingeschreven
en door den schuttersraad worden verwezen
lene geldboete, terwijl zij daarenboven, zonder
bij de schutterij zullen worden ingelijfd,
het zal blijken, dat er, tijdens de verzuimde
•jjving. geen redenen tot uitsluiting of vrijstelling
lunnen aanzien bestonden,
o 1 e n, den 6 Mei 1899.
Irgemeesler en Wethouders van Tholen brengen,
'olge art. 83 der algemeene politie-verordening.
kennis van de ingezetenen dezer gemeente, dat
Vervoer van secreetuiest kan plaats hebben ge
ilde den nacht van
oensdag 17 op Donderdag 18,
inderdag 18 op Vrijdag 19,
Sjdag 19 op Zaterdag 20 Mei.
In, 13 Mei 1899.
Burgemeester en Weth. voornoemd,
M. G. VAN STAPELE.
P. J.AifAN, Secretaris
alle boekwinkels van eenige beteekenis ligt
de Duitsche vertaling van Staatsraad Johan
lloch's boek over den oorlog, het boek
'an gezegd wordt dat het Czaar Nieolaas tot
besluit van zijne „Vredeboodschap" heeft
iht. Daar het zes dikke deelen van met
mis behandelde details bevat, zoo is slechts
len betrekkelijk klein aantal menschen te
'hten, dat zij het geheel zullen doorlezen.
m is bijna tegelijkertijd, met medeweten
op l en schrijver, eene Duitsche brochure ver-
j n, die in zeventig bladzijden den hoofd-
UITGEVER:
Tholen.
ETl'
„dat kan
de lucht
Posfl
'estet
Net
lottt
de
ueld
zeide hij goedmoedig
len ook wel een beetje in
Wij krijgen verandering van weer.
sneeuw of dooi op de komst. Ik voel
mijn heupen. Een ander voelt het in
:oote teen, of op zijn ademhaling. Gij,
iberg, voelt het misschien in uw hoofd!"
't mogelijk", gaf ik hem ten antwoord:
het zegt - ja, nu geloof ik zoowaar
het al meer bij mijzelven heb opgemerkt
[Maar weet je wat?" liet ik er leuk op
„heb je bij geval niet een paar
in voor mij te leen?"
paar schaatsen?"
Ik had wel lust een beetje op het
te gaan rijden. Dat knapt mij altoos
ik wat zwaar in mijn hoofd ben. Het
inhoud van het boek ten behoeve van den al-
gemeenen lezer samenvat.
De hoofdgedachte, waarvan de Russische Staats
raad uitgaat, isdat, in de tegenwoordige om
standigheden, een eventueele oorlog tusschen
groote Europeesehe Staten een geheel ander
karakter zou hebben dan ooit te voren het
geval was.
Allereerst wijst hij er op, hoe de ontwikkeling
van het vernielingsmateriaal in de laatste kwart
eeuw belangrijker is geweest dan alle verande
ringen op dit gebied sinds de uitvinding van
het buskruit. En aangezien ditzelfde materiaal
ter beschikking van wederzijdsche vijanden zou
staan, zouden de wederkeerige verwoestingen
zoo groot zijn, dat zij zoowel overwinnaars als
overwonnenen in een veel ergere ellende zouden
storten dan in vroegere oorlogen ooit was ge
schied.
Daarbijeen toekomstige oorlog zou, in ver
gelijking met vroegere, niet slechts een aanmer
kelijk onderscheid in de getalsterkte der legers
aanwijzen, maar onder geheel veranderde om
standigheden plaats grijpen. De economische
en sociale toestand der Europeesehe natiën
heeft in de laatste dertig jaar groote wijzigiugen
ondergaan. De samenstelling der legers is een
andere geworden, daar niet alleen het staande
leger, maar ook de reserve dadelijk onder de
wapenen zou .moeten komen en aldus millioenen
menschen eensklaps aan hunne beroepsbezigheden
zouden worden ontrukt. In de economische
toestanden zou zich alom in vroeger ongekende
tuate, verwarring en belemmering opdoen, daar
het leven der volkereu thans in geheel andere
verhoudingen dan vroeger op internationaal
verkeer berust. De Europeesehe natiën zouden
b.v. binnen korten tijd in letterlijken zin hun
dagelijksch brood missen, daar zij tegenwoordig
voor den toevoer van koorn grootendeels op
overzeesche landen aangewezen zijn en de
moderne mariueoorlog onder alle omstandigheden
het verkeer ter zee zou onderbinden.
Op die economische zijde van de zaak legt
de schrijver bijzonderen nadruk, omdat hij in
ziet van hoeveel gewicht liet is, de publieke
opinie daaromtrent duidelijke voorstellingen te
bezorgen. Het resultaat zijner studiën is dat
de volkeren van Europa er met alle macht naar
trachten moeten, de verschrikkingen van een
toekomstigen oorlog te verhinderenZij moeten
een ander middel vinden om de strijdvragen te
beslechten, die vroeger door oorlog werden uit
gemaakt die voortaan echter door een oorlog
niet meer kunnen opgelost worden, omdat deze
hoe langer hoe minder tot eigenlijke overwin
ningen in vroegeren zin, maar alleen tot uit
putting der wederzijdsche oorlogvoerende mach
ten zou voeren.
Tegenover de nog altijd heerschende zucht
om den oorlog uit een zedelijk oogpunt t ever-
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
*J Der Krieg der Zukunfl. Berlin.
is eene gezonde beweging."
„Daar heb je wel gelijk aan, Kannenberg",
zeidc hij. Dat is lietEen erg gezonde
beweging! Daar kan geen turnen en geen
paardrijden bij halen."
„Niet waar?"
„Zeker 1 Alleen men moet er jong voor
zijn, en niet te dik. Voor mij is het gedaan
Mij zullen ze op het ijs niet meer snappen I
Nu, maar de schaatsen zal je hebben.
Ze zullen je wel passen óók. En met het
terugbezorgen behoef je geen haast te maken.
Gebruik ze maar gerust, zoolang het ijs nog
duurt."
„Is het overal sterk genoeg?" vroeg ik, zoo
terloops.
„O jawel", zeide hij„Op het veldijs rijden
ze overal, en op de rivier schijnt het ook nog
wel te gaan, natuurlijk als men goed oppast."
„En op het Half?"
Hij keek mij met groote oogen aan.
„Zeg eens! je wilt toch niet op het Half?
Dat breede water is niet zoo spoedig overal
dichtgevroren, ga daar dus nog niet op. Wat
zou dat ook voor gekheid wezen Laat dat
heerlijken, stelt hij de eenvoudige nuchtere
waarheden, die dezen gewoonweg als een „moord
op groote schaal" leeren beschouwen. „Deze
overtuiging moet te eer de heerschappij over
de gemoederen krijgen, naarmate de oorlog
gruwelijker wordt naarmate hij, op meer
prozaïsche, persoonlijke dapperheid te niet doende
wijze, meer ïnenschenoffers vergt, hoe grooter
de vernielingen zijn, die hij over de menschheid
brengt, en hoe geriuger het voordeel is, dat deti
overwinnaar als prijs te beurt valt. Oorlog be-
teekent tegenwoordig de vernietiging van geheele
volken; hij bedreigt kortaf hun bestaan."
En op de alledaagsche bewering: dat er altijd
oorlogen geweest zijn en dat ze er dus wej
altijd blijven zullen, geeft hij ten antwoord:
„Met zulke kortzichtige, laffe tinnegieters
argumenten moesten denkende menschen nu
ophouden zich af te gevenEr is veel verkeerds,
onzinnigs, monsterachtigs geweest, dat zich in
de hooiden onzer voorouders als aan de metischelijke
maatschappij onafscheidelijk verbonden afspiegel
de, tot het nochtans verviel en slechts eene
beschamende herinnering achterliet. Zoo golden
de inquisitie, de heksenprocessen, de pijubank,
den meesten menschen van een goede eeuw
geleden nog als noodzakelijk en „in de door
God gewilde orde der dingen passend", terwijl
wij tljjis nauwelijks kunnen begrijpen hoe men
daar ooit zoo over gedacht heeft.
„Het komt slechts daitrop aan, een gedachten-
gang omver te werpen, die op gewoonte ge
grondvest is. En dat is niet gemakkelijk. Ook
genoemde slechte gewoonten uit vroegere eeuwen
zijn niet op eens, maar eerst door volhardenden
tegenstand uit den weg geruimd. Zij, die niet
aan de mogelijkheid van oorlogafschatting kunnen
gelooven, moeten beginnen met zich te her
inneren, hoe vroeger stad tegen stad, provincie
tegen provincie oorlog voerde, en hoe wij het
nu toch al te gek zouden vinden, als Westfalen
aan de Rijnprovincie of Bretagne aan Aormandië
den oorlog ging verklaren.
„De oorlog is te vergelijken met een steiger,
die voor den bouw van een gevel noodig was,
en dien men vergeet weg te nemen, ofschoon
hij nu voor het rechte gebruik van liet gebouw
hinderlijk geworden is.
En aan wie de gewenschte scheidsrechterlijke
toekomst eene „utopie" noemen, wordt gezegd
„Het woord „utopie" is ontleend aan den
titel, dien de geniale Lord-Kanselier Thomas
Morus aan het boek gat, waarin hij zijne denk
beelden over eene Staatsinrichting op den grond
slag van vrijheid en menschelijkheid uitsprak.
Destijds, in het tijdperk der renaissance, scheen
zijn voorstelling een onvervulbaren droom. Op het
ideale eiland Utopia was geen oorlog, geen
onderdrukking, geen armoede; het volk koos
zelf zijne regenten en den hun ter zijde staanden
Raad; in gewichtige gevallen gaf de volksstem
ming den doorslag. Dat alles scheen onmogelijk,
omdat het in te krasse tegenspraak was met de
maar uit je hoofd, hoor I Eu vooral om dezen
tijd van den dag, nu het al zoo zoetjes aan
tegen den avond loopt 1"
„Och, het was maar zoo'n inval van mij",
antwoordde ik: „Kwaad zou het toch niet
kunnen, dunkt mij Het zou inij toch wel
houden, hé?"
„Nu ja", zeide hij „langs den kant moet
een vrij goede baan wezen; maar verderop is
het niet te vertrouwen. Er is te veel storm
geweest, zoodat het niet behoorlijk kon toevriezen.
Een paar waaghalzen hebben willen oversteken
maar zij zijn teruggekeerd, omdat het ijs te
voos was en overal kraakte."
Hierop zweeg ik stil. Hij echter haalde een
paar Hollanders voor den dag, die van een goed
maaksel en redelijk wel in orde waren alleen
maar een beetje roestig. Ik dankte hem, Dam
afscheid en ging er van door.
Ik wist wat ik wildedwars over het
Haff naar Ellermünde. Als mij dit gelukte,
dan kon ik daarginds zijn vóór het donker en
voor de Stettiner post. Indien ik een rijtuig
nam, zou ik minstens viermaal langer noodig
hebben en ongetwijfeld zou ik dan achter
werkelijkheid, onder de regeering van Hendrik
VIII, die naar de luim van het oogenblik zijne
vrouwen op het schavot zond en zich in 1525
op dezelfde wijze van "den Kanselier Morus zelf
ontdeed. En toch Is alles wat hij in zijn
Utopia schilderde, een droom gebleven? Het
algemeen kiesrecht bestaat in Frankrijk en
Duitschlandde aanneming van wetten bij volks
stemming bestaat feitelijk in Zwitserland. Ook
Morus' eigen vaderland is het ideaal der utopie
een stuk nader gekomen.
Niet Hendrik den achtsten, maar zijn kanse
lier behoorde de toekomst. Wie de afschaffing
van dén oorlog een utopie, een onzinnigen droom
noemen, vergeten de groote, boven alles belang
rijke lessen der geschiedenis."
Berlijnsche brieven. N. v. d. D.
Het onderzoek der verlofgangers van de militie te
land zal dit jaar plaats hebben "\v„
te Tholen op Vrijdag 9 Juni, des namiddags R
uur, voor de verlofgangers uit de gemeenten in het
eiland Tholen en St. Philipsland
te Kapelle op Maandag 26 Juni, des voormiddags
9 uren, voor de verlofgangers uit de gemeenten
Ierseke, Kapelle, Krabbendijke, Kruiningen, itilland-
Bath, Schore, Waarde en Wemeldinge.
't Is toch vreemd Jarenlang is, zonder ernstige
tegenspraak uit te lokken, het nut van herhaliugs-
onderwijs bepleit, en nu eindelijk een minister den
moed heeft, de invoering er van voor te stellen,
zetten velen er hun horens tegen op en worden
allerlei bezwaren geopperd. Dat er bezwaren zijn,
vooral ten platten lande, waar veel leerlingen ver
buiten de kom der gemeente wonen, is niet te ont
kennen maar voor dezen kan immers een uitzon
dering gemaakt worden De minister heeft zich
inschikkelijk genoeg getoond om ook hier tegemoet
koming aan werkelijke bezwaren te verwachten.
Van katholieke zijde is een vrij algemeen petition
nement tegen de aanhangige leerplichtwet uitgelokt.
Zou dit, natuurlijk in tegenovergestelden zin, niet
door de voorstanders kunnen nagovolgd worden?
De tijd er voor is er nog wel.
Ds. De Koe te Den Helder heeft bij een
predikatie o a. het volgende gezegd
„Doet wat met uw natuur 't moest overeenkomt,
wat er noodzakelijk uit voortvloeit. Mooi is 'teen
mensch te zien, die met hart en ziel leeft in 't werk,
dat hij doet, die zich in den arbeid, dien hij ver
richt, in zijn element gevoelt als een visch in 't water.
Afkeer daarentegen krijgt men van menschen, die
maar half bij hun werk zijn.
Mooi uit dit oogpunt is de visscherman, die zoo
leeft in zijn bedrijf, dat hij er heelemaal naar ge
bouwd is zijn kleeding, zijn scherp oog, zijn rustige
durf, zijn ferme hand, zijn spreken van 't element
waar hij op t'huis behoort alles teekent den
visscherman, die niet anders zou kunnen zijn, dan
dat. Een jammerlijk figuur maakt daartegenover
de marineman, die wel iederen dag in zijn dienstjas
loopt, maar aldoor moppert over zijn positie. De
eerste is iemand in wien een karakter uitkomt, de
laatste is een karakterlooze verschijning. De 7e dags-
gewaagd, gewonnen
liet net visschen. Dus
en maar flink er op los f
Al zeg ik het zelf ik sla een goede
schaats, althans een vlugge. In het hardrijden
was ik als knaap een bovenst baasje.
Daar ging het er dan overheen eerst over
de rivier, en daarna over de overstroomde
velden; en ofschoon ik het in lang niet gedaan
had, ik was het nog niet verleerd.
Het ijs was spiegelglad en zoo helder, dat
men eiken grashalm er onder kon zien. Er
reden vrij wat menschen, ook visschers en
varenslui. Dezen had ik gemakkelijk naar
den toestand van het ijs op het Haff kunnen
vragen. Doch ik deed dit niet. Ik was
namelijk bang, dat zij mij waarschuwen en de
zaak uit het hoofd praten zouden. Dat wilde
ik niet. Ik wilde liefst maar niets zien en
niets hooren en reed er dus flink op los.
De lucht was mooi, zoo stil als in een kamer
de hemel heelemaal blauwalleen in het zuid
westen wilde hij mij niet bevallendaar zag het
er leelijk grauw en dik uit. Maar gekheid
dacht ikbij zulk een windstilte komt dat niet
opzetten ten minste niet in de eerste twee