Zaterdag 5 Mkart 1898.
Vijftiende jaargang.
EN
H
Rijwielbelasting.
DE VLUCHTBERGEN
J.
H!i
M. C. POT,
AFDEELING THOLEN.
Zij die zich van heden af op dit h[ad
afiöfrnèefeTr, ontvangefn "dTTfft nf AprTT
a.8. te verschijnen nummers GRATIS.
Pnblicatiën.
en
TETJIIalaETOB.
'°iej in Schouwen, de Beveianden en
Tholen,
Zijne plaats was dan ook aan he noorden
IERSEKSCHE
THOOLSCHE COURANT,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per S maanden, franco per post 65 cants.
cents.
worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND Ingewacht aan
DONDERDAGMIDDAG bij on?en medewerker te lerteke,
UITGEVER:
Tholis.
Advertentiën: van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
maal in rekening gebracht.
III
EE
VERGADERING van Heeren Leden op Dinsdag den 8 Maart 1898, des avonds 6 uur,
ten huize van den heer C. BAL te THOLEN.
TE BEHANDELEN:
Rekening Afdeeling.
Rekening Landbouwbelang.
Aftreding Bestuursleden.
Benoeming Afgevaardigden.
Plaatsvervaugers.
Bespreking Tentoonstelling.
Benoeming Commissiën en verder alle zaken die
op de Tentoonstelling betrekking hebben.
De Secretarie,
J. DE WIT ANDR1ESSEN
De Burgemeester der gemeente Tholen brengi bij
recjl dere ter kennis van Ingezetenen, dat by hem ont-
og vangen en aan den Ontvanger der Directe Belastingen
ter invordering is verzonden, het Kohier van de
belasting op bedrijfs- en andere inkomsten No. 3en 4
voor het dienstjaar 1897/8, met uitnoodiging aan een
iegelyk wien zulks aangaat, om na bekoraene ken
nisgeving tan zijn aanslag, ten spoedigste het door
hem verschuldigde te kwyten, met herinnering tevens,
dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan,
binnen drie maanden na heden behooren te worden
ingediend.
Tholen, den 1 Maart 1898.
Be Burgemeester voornoemd
M. G. VAN STAPELE.
Sedert de invoeriug van de wet op de per-
soueele belasting, bestaat er in Nederland eene
belasting op de rijwielen, op het papier
maar in wezenlijkheid snort en stormt dit modern
vervoermiddel nu al meer dan twee jaren vrij
en onbelast door de straten en over de wegen
van Nederland. Dit is niet de schuld van wet
gever noen administratie, want sedert de aan
neming dooi de Tweede Kamer, op 19 November
1895 met 64 tegen 32 stemmen, van het amen
dement van de heeren Rutgers van Rozenburg,
de Savornin Lohman, Halïmans, Eerf en Hartogh,
waarhij de rijwielen onder de grondslagen der
nieuwe personeele belasting werden opgenomen,
zijn er reeds drie voorstellen bij de Kamer ingediend
om die belasting te regelen. Eerst beproefden
de voorstellers van dit aangenomen amendement
zelf het, maar hun voorstel viel niet in den smaak
van Kamer noch Minister, zoodat men zich ver
genoegde met in de wet te schrijven, dat deze
zesde grondslag later zou geregeld worden. Op
11 September 1896 werd een wetsontwerp van
den Minister Sprenger van Eyk ingediend, wairbij
eene zelfstandige rijwielbelasting werd voorgesield,
losgemaakt van het personeel en met verwijdering
uit de wet van de daarin bij amendement ge
brachte bepaling. En den laatsten Januari 1898
werd aan de Staten Generaal een wetsontwerp
ingezonden tot uitvoering van de in de wet op
het personeel gedane toezegging, tot regeling
namelijk van de belasting op de rijwielen a's
zesde grondslag van de personeele belasting.
Omtrent het bedrag van de voorgestelde heffinj
loopen deze drie voorstellen niet ver uiteen. Ds
amendeurs wilden f 3 per enkel, f 5 per dubbd
rijwiel heffen en de belasting tot op de helt,
verminderen, wanneer er twee jaren lang vool
hetzelfde wiel was betaald.
De Minister Sprenger van Eyk stelde f 3 voor
het volle jaar, f 1,50 voor het halve jaar voor,
met vele vrijstellingen en ontheffingen, die trou
wens ook in het eerste voorstel voorkwamen.
De Minister Bierson eindelijk is de goedkoopste)
van de drie, daar hij, evenzeer met ontheffingen;
9) door Dr. J. C. DE MAN.
(Uitgegeven door het Zeeuwsch Genoot
schap der wetenschappen.)
De berg, die tbans aan Jacobus Nieuwen-
huijze behoort, werd in 1834 geschat op 13 M.
hoogte. Hij ligt aan den rand van de Poel en
van de nabij gelegen heerlijkheid van Baarsdorp,
hetgeen zeer kenschetsend is. De watergang
ligt er nog dicht bij en zijne juiste plaats is
vlak aan den ouden weg, die naar Baarsdorp
loopt en naar het midden van het land.
De berg en de kerk verwijzen u naar de
oudheid, doch het omgevende land heeft alle
oudheid verloren. Daarom te meer is het
prijzenswaardig, dat men toch uit onverschillig
heid en uit geldzucht, die oude gedenkstukken
(tiet overal tracht te slechten. Moge 's-Heer
vrijstellingen en verminderingen, afhankelij k van
de huurwaarde, niet meer dan f 2 per enkel,
f4 per dubbel rijwiel vraagt. Veel verschil in
de opbrengst zon er dus tusschen de drie voor
stellen niet bestaan; uit een fiscaal oogpunt is
er daarom geen reden, om aan het eene boven
het andere de voorkeur te geven. Meer dan een
honderdduizend gulden is daaruit niet te ver
wachten veeleer minder een voordeel,
dat 'jvij der schatkist, die van de personeele
belasting van den heer Sprenger van Eyk al
zoovefel teleurstelling ondervonden heeft, niet
misgunnen, en ook uit het oogpunt van billijkheid
is er tegen eene rijwielbelastmg niets te zeggen.
H< t onderling verschil tusschen de drie voor-
stelle a ligt voornamelijk hierin, dat de vaders
van het amendement van 19 November 1895,
schoo n zij jiunne belasting entten op de perso
neele belasting, daaraan toch een min of meer
zakel jk karakter gaven. Zij belastten het rijwiel
zelf, zonder te vragen wie er gebruik van maakte,
en V /aren daardoor genoodzaakt lastige en hin-
derlij'Ke bepalingen van controle voor te schrijven,
om ,e voorkomen dat er rijwielen in ons land
zoud t>n tirculeeren, die niet aan de eischen van
den h;.'ly, hadden voldaan. Dit maakte het voorstel,
9- -Arf ian-z,Jii ünn öf aleer geïmproviseerd khraïüër
bovendien eenige onvolledigheid dankte, voor
menigeen onaannemelijk en leidde aldus tot de
zonderlinge wetsbepaling, dat eene belastingwet,
zes grondslagen van heffing vaststellende, er slechts
vijf van dadelijk regelde, om de regeling van
den zesden uit te stellen.
Het voorstel van den heer Sprenger van Eyk,
tot het onderzoek waarvan in de afdeeliugen der
Kamer de tijd ontbrak, stelde daarentegen het
personeel karakter van de heffing op den voorgrond,
hoewel het haar tegelijk uit de grondslagen van
het personeel verwijderde. Het kwam neder op
een vergunningsrecht voor wielrijden, bestaande
in eene door den ontvanger tegen betaling van
het recht uitgereikte kaart. Elk op den open
baren weg wielrijdend persoon moest in het bezit
van zoodanige kaart zijn, terwijl naar het be
reden voorwerp niet werd gevraagd, zelfs niet
of het enkel of dubbel was. In het voorstel van
de vijf Kamerleden was dus het rijwiel het be
lastingobject, in dat van den Minister Sprenger
van Eyk was dat de gebruiker, de wielrijder.
Dit laatste is ook het uitgangspunt van het
voorstel-Pierson. Het vraagt naar het rijwiel,
ook alleen voor zoover het enkel of dubbel is,
maar met den persoon, die het gebruikt of in
zijn dienst door een ander doet gebruiken, heeft
de administratie, hoofdzakelijk te maken. Daarom
wordt de nieuwheid of halfsleetschheid van het
voorwerp niet in aanmerking genomen, zooals de
vijf leden wilden dat geschieden zou, maar de
economische toestand van den gebruiker. Juist
door deze heffing als grondslag in het kader
van de personeele belasting te handhaven is de
Minister in de gelegenheid, behalve de verleende
ontheffingen en vrijstellingen, ook nog de draag
kracht van den belastingschuldige in aanmerking
te nemen, En dit geschiedt door de heffing
evenredig te verminderen met het oog op de
verminderingen, bij het personeel voor de belasting
op de huurwaarde vastgesteld. Ziedaar een
voordeel van de handhaving dezer belasting, als
een der grondslagen van het personeel, dat tegen
de nadeelen dezer bijvoeging, welke de heer
Sprenger van Eyk in de toelichting tot zijn
voorstel breed heeft uitgemeten, ten voile
opweegt. Trouwens de knappe koppen, die
het amendement van 1895 voorstelden, zagen,
evenmin als de meerderheid die het aannam,
tegen deze opneming onder die grondslagen
bezwaar.
Uit een praotisch oogpunt is dan ook alles
voor het voorstel-Pierson te zeggen. Wanneer
men geen principieel tegenstander van het
belasten van het rijwiel is, en de zoodanigen
zullen niet in grooten getale in de Tweede
Kamer, noch daarbuiten gevonden worden, zal
men erkennen dat de laatstelijk gekozen weg
.'.'g -ngeoiagoUG
verkiezen is. Zoowel het stelsel der amendeurs
als dat van den Minister Sprenger van Eyk
zondigde door bemoeielijking van het verkeer,
In beide kwam de bepaling voor, dat de wiel
rijder op den eersten aanroep van de betrokken
ambtenaren moest stoppen en afstijgen, in het
eerste geval ter overtuiging dat het rijwiel
voorzien was van het wettelijk merkteeken der
betaling, in het tweede ter vertooning van de
kaart door den berijder. Eene bepaling even
hinderlijk voor den gebruiker van het versneld
verplaatsingsmiddel ten nutte van het bedrijf
als voor den beoefenaar van den sport en voor
bet groote publiek. Het systeem van den Mi
nister Pierson daarentegen vereischt geen speci
ale controlede wet op het personeel bevat
bepalingen, die zeer goed ook de belasting naar
den grondslag rijwiel kunnen bebeerschen. Met
andere woorden, alleen bet verzuim van aangifte,
is een strafbaar feit, dat zonder formaliteiten
te controleereu is en met boete wordt gestraft.
Hierbij zijn geen ambtenaars-bemoeiingen noodig,
die het verkeer stremmen en allicht oploopen
verwekken, welke in de stedeu lastig en onaan
genaam zijn. Al had het voorstel van den
Minister Pierson geen andere verdiensten dan
deze laatste, dan zouden wij het boven de stelsels
der twee oudere voorstellen verkiezen ook de
daarin nedergelegde legaliteit, het handhaven van
de wet van 16 April 1896, zooals ze is aan
genomen, moet het voor de Staten-Generaal
aannemelijk maken. Z. Crt.
Arendskerke nog lang den heuvel sparen, diep
heer Arend ook heeft gespaard.
Voor feestviering wordt hij nooit gebruikt;
wel een bewijs dat hij nooit een otferberg
geweest is. Niemand schuwt hem als iets,
geheimzinnigs beduidend. Ware een zoo vlak
bij het dorp gelegen berg een offerberg of eer
duivelsberg geweest, men zou het wel nie.
veigeteu zijn.
's-Heer Hendrikskinderen.
Bij verkorting Schreinskiuderen, verloor zijl
kasteel „te Werve," zoo door den eigenaar
genoemd naar een dergelijke bezitting in Hollaid,
reeds in 1798, maar de kerk is nog ingebnik
doch de vliedberg, reeds op Hattinga's kliine
kaart vergeten, bestaat niet meer. De weg dat
is de oude dijk, scheidt hem van het don.
9.
Hij is in 1875, onder toezicht van dei heer
J. A. Bevier de Bouw afgegraven dor den
Goeschen arbeider Plompe, die er niets bijfonders
in vond; kadastraal lag bij in de sect: onder
no. 145, 149, 150, 146 en 149bi. Men
noemde hem den Poelberg.
van de Poel en van verre kon men hem zien.
Toen ik hem 9 September 1891 bezocht,
wees mij een landman zijn vroegere plaats aan
in de wei met het witte hek of de Bergwei, dooh
gansch duidelijk werd het mij niet. Hij lag op
eenigen, maar geringen afstand van het dorp,
aan een binnenweg, die naar Goes gaat, thans
omringd van goede weilanden maar zonder
bouwland. De Bergweide heeft den breeden
watergang nog naast zich, die zeker nog de
oude afwatering is en oudtijds het binnenwater
naar zee voerde. Het scheen mij, dat de berg
lag aan een bocht van dien watergang; vlak bij
den heuvel vormde de weg een driesprong,
zooals ik ook vaak in Walcheren opmerkte; en
van die drie wegen liep een vlak op den berg
uit. Duidelijk lag rondom de weide eene sloot
maar van een oud voetpad of eene groote hoeve
was niets te bespeuren. Hij lag dus zeer een
zaam doch eeuwen geleden, lag hij aan den weg
naar Goes. Men kon hein alzoo van den
aanvang te water bereiken of langs den kleiweg,
die zeker zeer slecht was. In 1834 was hij
nog 7,25 M, hoog en had de eigenschap van
reéds van verre zichtbaar te zijn, vermoedelijk
omdat de Poel vlak land is.
Baarsdorp
Wij keeren naar 's-Heer Arendskerke terug
en wandelen dan oostelijk langs den voormaligen
Schenge-oever, over den Grooten dijk, die ons
scheidt van de Pieter en Daniels polders. De
kronkelende weg, zeker vroeger een van beteekenis,
brengt ons naar het 10 minuten van den dijk
afgelegene Baarsdorp, welks naam ons aan Baar
land herinnert en misschien van een Barend
afstamt. De kleine kerk, waarvan de photo
bewaard wordt bij hel Zeeuwsch Genootschap,
is eerst afgebroken in 1880; ofschoon klein is
zij toch oud geworden, want het is zeker, dat
zij dagteekende van 1332 of 1334. Thans
staan in die hoofdplaats der heerlijkheid slechts
eenige weinige huizen; het dorp heeft den naam,
maar naar ik denk ten onrechte, een groot dorp
te zijn geweest, doch beroemd is het in den
tijd der graven wel geweest en die roem schijnt
of door kaarten of door leesboeken in den
vreemden zoo bestendig te zijn gebleven, dat,
naar men te Baarsdorp verhaalt, de Engelsohen,
toen zij in 1809 in Znid-Beveland waren geland,
eerst optrokken naar Baarsdorp, in de verwachting