hetwelk voorzeker nog langen tijd bij allen in aan gename herinnering zal blijven. In de bijeenkomst, December op initiatief van de h.h. de wit Andriesen en Wagtho gehouden, waar ongeveer een hondertal ingezetenen tegenwoordig waren, werd de feest commissie samengesteld uit de heeren: Iz. van Gorsel, Eere-voorzittter. Wagtho, voorzitter. de Wit-Andriessen, secretaris-penning meester. Geluk, van Keulen, de Lange, van Steenbergen, en Sakko, leden. Alle beroepen, bedrijven, enz. in Tholen zijn dus in deze commissie vertegenwoordigd. Voorts namen de hh. Dalebout, Guliker, den Ouden en Ph. Sakko op zich, de lijsten om bijdragen binnen de kom der gemeente en de hh. Wagtho en Wagenmaker die daarbuiten te presenteeren. DE VERSIERING. Commissie de hh. Avé, Blaas, van Dijk, Gelderblom, de Lange, Liudhout, Naerebout, van Sorge en Tuijtjens. Aan het looonhuis van den Burgemeester is boven de voordeur een portiek aangebracht met de wapens van Zeeland en Tholen, gedrapeerd met vlaggen, guirlandes en bloemen; de balus trade is met groen en planten versierd, terwijl boven en langs de ramen van beide verdiepingen evenzoo guirlandes met bloemen en vlaggen smaakvol zijn bevestigd. Voor de pui van het Raadhuis en aan weers zijden van den versierden ingang staan kleine masthoornen, de onder- en bovenramen van den antieken gevel zijn gedrapeerd en met guirlan des behangen, terwijl de nissen met frisch groen prijken, waartusschen de wapens van Tholen en Schakerloo keurig uitkomen. In de vierschaar zijn prachtige planten en gewassen aangebracht, terwijl zich in de hoeken van de raadzaal, aan weerszijden van de ramen piramides van groen en bloemen verheffen en bouquetteu van levende bloemen de tafel versieren. liet hekwerk van de Oudelandsche poort is mede geheel gegroend; daarboven staat de steden- maagd van Tholen afgebeeld, een lauwerkrans in de hand hand houdende en een sjerp over den schouder geslagen, waarop den Burgemeester het „welkom" wordt toegeroepen. Aan weerszijden daarvan zijn de attributen vau landbouw, handel, visscherij, nijverheid-kunsten en wetenschappen zeer verdienstelijk in olieverf geschilderd door de heeren Avé en van Dijk. i)e barrière is in een allee van sparregroen herschapen. Een en auder maakt, zoowel van de stad- als van de landzijde gezien, eén verrassend effect.' Een woord van lof voor de smaakvolle ver siering van het geheel mag den ontwerpers niet onthouden worden. Ook aan de woningen van verscheidene inge zetenen zijn versieringen aangebracht. DE OPTOCHT. CommissieDezelfde als voor de versiering, benevens de hh. Avé en van Dijk. Commandant van de eerewacht te paard, be staande uit 34 ruiters, de hr. Wagtho, oiuler-coramandanten de hh. van AsenJ. Wagemaker, vaandrig de hr. van der Maas, heraut de hr. Blaas. Commandant van de eerewacht te voet, in schutters-uniform, 27 man, de hr. Jae. Blaas, Pz. De optocht is samengesteld als volgt Eene afdeeling van de eerewacht te paard, .voorafgegaan door een heraut en een vaandeldrager. Het fanfaregezelschap „Concordia". Tholen's zangkoor. Twee rijtuigen met leden van de feest commissie. Rijtuig met den Burgemeester en den eere-voorzittcr der feestcommisie. Rijtuig met de leden van den gemeen- teraad. en echter was mij ook thans niets buitengewoons wedervaren; de geneesheeren konden alles ver klaren, zonder mij evenwel te kunnen helpen; ik was verhit, en de dronk koud water had mijne verlamming veroorzaakt. Slechts ééne hoop koesterde ik in mijn ongelukkigen toestand. De dokter had gezegd: „Uw dochter kan genezen, wanneer hare ziel door eene hevige, ont zettende smart uit den doodslaapeu wordt gewekt". Welke smart kan die van een kind evenaren, wanneer het zijne moeder ziet zooals ik hier op deze legerstede lig uitgestrekt Helaas! Erica bezocht mij, koud en bedaard, gelijk altijd; geen zweem van medelijden of deelneming kwam over hare marmeren gelaatstrekken; zij ging heen zooals zij gekomen was. Hare borst is zonder gevoel, haar hart blijft koud en nogthans heb ik juist daarom haar nog te meer lief, wijl zij den vloek mijner zonden moet dragen. „Na deze gebeurtenis werd ik wars van het woelige leven in een groote stad; ik gaf mijn zaken in handen van een bekwaam notaris, en koos deze stille landplaats om mijn kommervol leven voort te slepen, en te eindigen. „Vele jaren zijn sed^t voorbij gegaap ik Rijtuig met den gemeente-secretaris en den gemeente-ontvanger. Een hondertal jongens met vlaggen. Eerewacht te voet, in uniform. 10. Wagen waarop de drukpers, 11. Ambachtswagen. 12. Visscherij-wagen. 13. Laudbouwwagen. 14. Scheepsbouwwagen. 15. Ooestercultuurwagen- 16. Marine. 17. Eene afdeeling eerewacht te paard. En nu de feestviering. Met blijdschap werd door heel Tholen de prachtige morgenstond begroet. Het weer was uit stekend; het beloofde een heerlijke winterdag te worden. Daarvan toch hing het slagen der feest viering geheel af. Reeds bij het krieken van den dag wapperden de vlaggen van de openbare en particuliere gebouwen; de haven leverde mede een mooi gezicht op met haar vaartuigen, die allen de vlag hoog in top hadden. Om half elf had aan de grens tusschen Tholen en Poortvliet de ontmoeting plaats tusschen den burgemeester en de feestcommissie, autoriteiten en de eerewacht te paard. De heer Wagtho, voorzitter, ak ZEdachtb. toe in de volgende bewoordingen; „Toen de mare door Tholen klonk, dat II. de Koningin-Weduwe, Regentes van het koninkrijk, had benoemd tot onzen Burge meester, toen, dat heeft ondervonden, Mijnbeer van Stapele, haastte arm en rijk, oud en jong zich, om met die koninklijke onderscheiding geluk te wenschen. Met die gelukwenschen alleen waren Tholens burgers niet tevreden; op een andere wijze, meer in overeenstemming met hun gevoel, wil men overtuigen en doen zien wat men yoor overheeft. Ter Uwer eere zal Tholen in feestdosch zijn! Ais vertegenwoordiger van de feestvierende Tholenaars heet ik welkom op Tholens bodem, druk ik, namens hen, den wensch uit, datjhet en de Uwen voorspoedig moge gaan en/ dat aan deze feestviering niets dan aangename [her inneringen voor en de wen mogen verbonden zijn." Lang leve de BurgemeesteÜ Hierop antwoordde de burgemeester: Mijnheer de Voorzitter van de Feestcommissie! Ik zeg mijn innigen dank voor de hoogst vereerende wijze, waarop Gij mij namens dabur- gerij van Tholen hebt toegesproken bij de griizen van het Thoolsche grondgebied, maar niet minder voor de wijze waarop Gij mij eene feestelijke ontvangst bereidt, waar ik weldra gereed zal staan, om do betrekking van Burgemeester der Qeiu.oii- te Tholen in Uw midden te aanvaarden. In vereeniging met Uwen Secretaris, Mijnheer Andriessen, naamt Gij het initiatief om de Inge zetenen van hunne belangstelling te doen blijken en als resultaat daarvan zie ik hier tot mijn innig genoegen, maar niet minder tot mijn groote eer, de leden van den Gemeenteraad met huunen Secretaris en Ontvanger, de leden van Uwe feest commissie en eene aanzienlijke eerewacht te paard om luister aan dezen voor mij zoo hoogst gewich- tigen dag bij te zetten. Mijnheer de Voorzitter, ontvang met Uwen Secretaris, den heer Andriessen en Uwe feestcom missie mijn warmen dank voor al wat Gij voor mij gedaan hebt eu wees verzekerd dat ik uooit zal vergeten de feestelijke opening van dezen dag en dat ik ook nimmer zal vergeten de woorden door mij te dezer plaatse toegesprtkeu. Leve de Voorzitter, leve de Secretaris, leve de Eeestcomraissie, maar bovenal leve Tholen Bij aankomst aan de Oudelandsche barrière speelde „Concordia" het Wien Neerl. bloed en zong Tholens zangkoor het oude Wilhelmus. Daarna zette de optocht zich in beweging. Alles ging in de grootste orde, niettegenstaande zich een talrijke menigte langs de straten be woog. De beide eerewachten manoevreerden uit stekend, bij afwisseling speelde „Concordia'' een vroolijke tnarsch en liet het zangkoor zich hoeren. verliet mijne legerstede, die mijne wereld was geworden; en eenmaal mijn sterfled zal zijn, niet meer, en toch zou ik bijna kunnen zeggen dat ik mij in dien droevigen toestand gelukkiger gevoel, dan toen ik, in den bloei der jeugd, door een eider gevierd werd. Mijn geest is echter van het eene uiterste tot hot andere vervallen; gelijk ik eenmaal mijn ongeloof paal noch perk stelde, zoo grenst mijn geloof thans aan het bijgeloovige. Een vallende waterdroppel heeft voor mij eene voorspellende beteekunis, een straal der zon, de opkomst der maan, zijn voor mij waarschuwende stemmen der toekomst. Geen meusch heeft het mij ingefluisterd, geen droom het mij ingegeven, en niettemin koester ik de stellige overtuiging, dat het sterfuur van mijn neef ook het mijne zal zijn, en dat ik slechts genezen kan wanneer hij gezond wordt. Te vergeefs tracht ik dit denkbeeld van mij af te werpentelkens komt het met te meer kracht terug." Hier werd de stem der lijderes lang zamer, en nam eene onbeschrijfelijk weemoedige uitdrukking aan. „Heden was de dokter aan mijne legerstede, en deelde mij mede dat, zonder ee« bijzondere verandering, binnen weinige dagen Op de versierde ambachtswagen, door twee paarden getrokken, waren verscheidene ambachten, beroepen of bedrijven vertegenwoordigd, welke tijdens den optocht werden uitgeoefend. Zoo maakte o.a. de omroeper den volke aan de hoeken der straten verschillende zaken bekend, die meermalen den lachlust van het publiek opwekten. Bovendien werden in een vers van 18 coupletten, door allen gezamenlijk de ambachten enz. bezongen en kreeg menigeen „een veeg uit de pan." Op de Markt, bij het defileeren zongen allen op de wijze van „Wien Neerl. bloed den Burgemeester een heilwensch toe. De drukpers werkte en ook van daar werd een tweetal toepasselijke liederen gretig door het volk aangenomenop deze wagen bevond zich, ter opluistering een heusche Thoolsche maagd in volledige Thoolsche kleederdracht, die de leidsels in de hand hieldvisscherij, oestercul tuur, landbouw en scheepsbouw oefenden mede hunne bedrijven lustig uit en de marine-matrozen, in een sloep gezeten, roeiden of ze water onder zich hadden. Aan het raadhuis stapte de burgemeester af, gevolgd door den gemeenteraad en autoriteiten; weldra was de raadzaal, waar ook de familie van ZEdachtb. tegenwoordig was, gevuld, en opende de voorzitter, de heer van Gorsel, de zitting. Zijn voorstel om de notulen der vorige vergadering aan te houden, werd met alg. st. aangenomen, waarna tot de behandeling der ingekomen stukken werd overgegaan. De secretaris las daarop voor een schrijven van den Com. Koningin inhoudende mededeeliug dat bij Kon. besluit van 28 Nov. 1896 tot burgemeester van Tholen is benoemd van Stapele, en verzoek den gemeente raad hiermede in kennis te stellen. Vervolgens het proces-verbaal van eedsaflegging op 17 Dec. Beide stukken werden voor kenuisg. aangenomen. Daarna hield de voorz., zich tot den burge meester wendende, de volgende toespraak Mijnheer de Burgemeester „Toen het bericht aan den avond van den len December zich door Tholen verspreidde, dat de Koninklijke onderscheiding was te beurt ge vallen, van benoemd te zijn tot Burgemeester dezer Gemeente, is voorzeker op ondubbelzin nige wijze de ingenomenheid gebleken, waarmede die tijding door de ingezetenen onzer Gemeente is begroet. Onmiddellijk togen tal van rappe handen, financieel gesteund door gaven van de gansche burgerij, aan het werk,, om nadat Gij den bij art. 65 der Gemeentewet voorgeschreven eed in handen van den Heer Commissaris der Koning in zoudt hebben afgelegd, feestelijk in de Ge meente te ontvangen. En ofschoon het barre jaargetijde, zooals van zelf' spreekt, zich minder tot versieren leent', zoo zal toch, Tholen door kruisende, zijn gebleken, dat wat men vermocht is daargesteld. Men heeft feestelijk geleid naar het huis der Gemeente, de plaats, waar Gij een groot deel van den werkkring zult vinden, welke Gij thans op het punt staat te aanvaarden. Een hartelijk welkom roep ik op deze plaats namens de gansche burgerij toe; moge onder Uwe krachtige leiding Tholen in welvaart en bloei toenemen en het jaren gegeven zijn onze goede Gemeente te besturen. Een nieuw geschiedboek wordt voor onze Gemeente opengeslagen, het oude sloot zich op 30 September laatstleden. Gij gaat een man opvolgen, die de Gemeente Tholen ruim 43 jaren met forsche hand heeft bestuurd, een man van wien ieder rechtgeaard Tholenaar zal getuigen dat hij was rechtvaardig en dat hij, zoolang zijne krachten zulks hebben toegelaten, de belangen van Tholen met open oog en hart heeft behar tigd. Ik gevoelde behoefte in deze plechtige ure, deze hulde te brengen aan Cornells Jacobus de Vulder van Noorden. Zult Gij, Mijnheer de Burgemeester, evenals uw voorganger, slagen in de zware taak op de schouders gelegd? Voorzeker hebt Gij dan in de eerste plaats noodig den steun der Burgerij. Dien oumisbaren steun roep ik bij deze voor in, en ik twijfel er niet aan of onze goede Tholenaren zullen dien niet onthouden. Vrij de broze, levensdraad van mijn ongelukkigen neef zal zijn afgesueden. Zijn uur en het mijne naken met rassche schreden. De engel des doods waart reeds om ons beider sponde." Hare eigene gemoedsstemming belette de zieke, den vreesetijkeu indruk gade te slaan, dien het slot harer bekentenis op de lieftallige Anna had te weeg gebracht. Het was het jeudige meisje als ware haar eigen doodvonnis uitge sproken; een onuitsprekelijk weemoedig en smart vol gevoel overstelpte haar. Zij kon geeue troostwoorden vinden voor de lijderes, geeue bemoediging voor zich zelve. Eerst in dit oogen- blik besefte zij wat deze jongeling voor haar geworden was. Voorbij was thans hare hoop, vernietigd haar eenig droombeeldZij wilde naar hare kamer gaan, maar haar hart leidde hare schreden naar het vertrek van den ster venden jongeling. Willem zat met de hand onder het hoofd, voor het raam en staarde, in gedachten en droomerijen verdiept, op de schoone welige landouwen, die voor zijn oog lagen uitgespreid. Hij ontving Anna met blij gelaat: niet de minste ongerust heid was ia zijne blikken te lezen, maar zijne heidlicvend zijn ze in hooge mate, doch echte vaderlanders, getrouw aan het dierbare Huis van Oranje en gehoorzaam aan de wetten des Rijks! Dien steun zeg ik toe namens de Vertegen woordigers der Burgerij, aan deze groene tafel gezeten. Langer met den korter met den ander werktet Gij reeds jaren saam, om de be langen van Tholen te behartigen en Gij weet, dat wij bij verschil van raeening, steeds elkan ders overtuiging eerbiedigden. Dien steun zeg ik ook persoonlijk toe als Lid van het Dagelijksch Bestuur. Sedert 1891 werkten wij als Wethouders saam en leerden elkaar ook in die betrekking steeds meer en meer kennen en waardeeren. Dien steun ten slotte zeg ik ook toe namens onzen Gemeente Secretaris en Ontvanger, bene vens alle ambtenaren in dienst der Gemeente, zij hoog of laag geplaatst. Eene groote, moeilijke doch schoone taak ligt voor Mijnheer de Burgemeester, en Uw ver leden spreekt ons borg, dat Gij die met nauw gezetheid, getrouwheid, ijver en zonder aanzien des persoons zult vervullen. Moge de krachten daartoe worden geshonken en moge, wauneer ook voor de tijd van scheiden daar zal zijn, met gouden stift in Tholens geschiedboek en worden aangeteekend: Marinus Gerard van Stapele, was voor Tholen een Burgervader. Mijnheer de Burgemeester, met deze woorden verklaar ik voor geïnstalleerd, heb de eer met de teekenen Uwer waardigheid te sieren en verzoek den voor bestemden zetel in te nemen. Hierop antwoordde de burgemeester Edelachtbare lieer Wethouder dezer Gemeente. Wat zou mijn eerste woord in deze plechtige ure anders kunnen zijn, dan een woord van hartelijke dankbetuigingen voor de wijze waarop Gij mij aan deze plaats hebt ontvangen en welkom geheeten, maar bovenal voor de schoone en har telijke woorden, die Gij tot mij hebt gericht en die ik op dezen oogenblik onmogelijk in staat beu naar eisch te kunnen beantwoorden. Edelachtbare Heeren Leden van den Gemeenteraad. Wat het hoogst op het hart ligt mag het liefst en het luidst worden uitsproken en hoog klopt mij het hart als ik aanzie en daarbij bedenk, dat er onder zijn achtbare mannen, die dezelfde betrekking hebben begeerd, die ik in Uw midden ga aanvaarden. laat ik in mijn eigen belang en dat van anderen mogen toeroepen het woord van een groot man der grijze oudheid, mag ik het toeroepen als op gebogen knieën „Vergetende hetgeen achter mij is, strek ik mij uit naar hetgeen voor mij is. En vóór ons ligt een schoon arbeidsveld, véér ons ligt de Gemeente Tholen met hare vele en velerlei belangen, die san onze behartiging zijn toevertrouwd. Van den eersten oogenblik mijner benoeming af, heb ik van hen de meest hartelijke bewijzen van sympathie ondervonden en dat heeft mij getroost en bemoedigd en geeft mij thans de vrijheid te vragen: „Och, helpt mij op den moeielijken weg, dien ik tegenga. Steunt mij in de moeielijke betrekking, die ik op mij heb genomen. Dien steun vraag ik in de eerste plaats van Edelachtbare Heer, hooggeachte Wethouder dezer Gemeente, vriend van mij en de mijnen. Jaren dienden wij te samen de Gemeente als lid van den raad als lid van het Dagelijksch bestuur en waar onze opiniën, zoo als gij daar straks terecht hebt opgemerkt, ooit mochten verschillen, nooit, neen nooit, niet waar, hebben daaronder geleden onze oude vriendschap, onze oude liefde en onze wederzijdsche waardeering, maar bovenal heeft daaronder nooit geieden, Gode zij datik, het heilig belang der Gemeente. Dien steun vraag ik ook van Edelachtbare leden van den Gemeenteraad, dien steun vraag ik ook van geachte en ijverige secretaris dezer Gemeente, dien steun vraag ik van allen, in welke betrekking ook tot de gemeente geplaatst. Ik beveel mij aan in Uw aller achting, wangen hadden weder dien zachten, geteekenden blos, welke ons onwillekeurig tot den teringlijder aautrekt en hem vaak doet beschouven als een wezen van hoogere bestemming. Hij vertelde Anna zijn zonderlinge droomeu, en hoe daardoor zijn verlangen naar vreemde oorden nog meer in zijn boezem was ontwaakt. Het jeugdige meisje kon hare tranen niet weerhoudenhelaas dat vurige verlangen was immers de voorbode van zijn' naderenden dood? Hij legde Anna's droefheid verkeerd uithij dacht dat zij schreide om eigen leed, niet om dat eens vreemden, om het zijne. Om haar op te beuren wees hij haar op de rijke landerijen met hare golvende koornaren en goudgele bloemen, en ver, in het verschiet op den dijk met zijne hooge olmen, welk natuurtooneel, bestraald door de laatste tinten der ondergaande zon, een heerlijk panorama aanbood. Zie, hoe schoon en verheven, hoe genotvol moet het leven op gindscheu terp zijnjnoe ge makkelijk zou mijne zwakke borst daar adem halen, en niettemin houdt men mij hier als een gevangene tusschen vier muren opgesloten." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1896 | | pagina 2