Wijziying van het paciitcontract. N°. 510. Zaterdag 6 April 1895. Twaalfde jaargang. EN TE HOOG OPGEVOED. De Ramp ie Strijenham. HOOGE VLOEDEN. J. K C. POT, FEUILLETON. Public a tiën. 3) lERSEKSCHE THOOLSCHE COURANT, weetMafl, pvijd aai ie belanpi Tan oesterteelt, landboiT, enz. Dit blad verschijnt eiken Zaterdag. Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents. Voor het buitenland 90 cents. Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan het bureau te T hol en of v66r DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke. UITGEVER: Tholïn. Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts 2 maal in rekening gebracht. De Burgemeester van de Gemeenle Tholen, geeft kennis dat de lijsten der kiesbevoegden in die ge meente, voor de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van de Provinciale Staten, alsmede voor de leden van den Gemeenteraad, op heden zijn gesloten, dat dezelve aan het huis der gemeente zijn aangeplakt en verder voor een ieder op de Secretarie der gemeente ter inzage zijn nedetgelegd. Tholen, den 2 April 1895. De Burgemeester voornoemd, C. J. DK V. VAN NOOKDEN. De zaken, die men in onze dagen gewijzigd wenscht, zijn legio, en niet zelden zijn de ge vallen, waarin men op de oude paden wil terug- keeren, omdat gebleken is, dat men op de nieuwe wegen ook weder bezwaren ontmoet. Wij zouden daaruit niet gaarne afleiden, dat 'eiftfu v'uörtaau maar van hervormingen moet afzien, omdat het nieuwe toch niet beter is dan het oude. Eer zouden wij er op willen wijzen, dat men bij het zoeken van den nieuwen weg niet genoegzaam alle omstandigheden in aan merking heeft genomen en dat men, wanneer men tot de oude stelsels terugkeert, zonder meer, ook de oude bezwaren weer zal zien herleven. Zoo is bet met het pachtcontract. Sedert lang heeft men er voor gestreden, dat men land of hofsteden zou kunnen pachten voor eeue vaste som 's jaars en voor niet te korten pacht tijd. Men bedoelde daarmede den pachter alléén te doen genieten van de vruchten van zijnen arbeid, daar betaling in een deel der vrucht in natura, geacht werd den pachter meer voor deel te geven naarmate de pachler meer zijn best deed, terwijl ook wat de laatste ter ver betering van het land deed, ten bate kwam van den eigenaar. Nu stuit men echter op andere bezwaren, bijv. dat de pachter bij achter uitgaande prijzen een pacht moet blijven betalen, die zijn land hem niet meer kan opbrengen en ook, dat hij op het einde van zijn pachttermijn den grond uitbouwt, dat is, zoo min mogelijk aan den grond weergeeft van wat hij er uithaalt. Verschillende voorstellen, die gedaan zijn om hierin verbetering te brengen, stuitten telkens Uit het Duilsck. De vrouw verliet op dit oogenblik de woon kamer; de smid vertelde nu deu geneesheer zijn huisselijk ongeluk, waarin zijn zoon een zoo groote rol speelde Het deed hem goed, den ouden wroeter, dat hij zijn hart eens lucht kon geven. „Zij denken dat ik niets zie!'' zeide de zieke schamper, „dat ik niet zie, hoe wij met groote stappen achteruit gaan; dat de winsten kleiner, onbeduidend zelfs, dat de schulden gedurig grooter worden. Ja,'tis waar, dokter, het verdriet vermoordt mij, waut het gaat niet meer zoo als in mijn tijd." „Ik beklaag u, vader Delden! maar gij zijt de eenige niet, die u in dergelijken toestand bevindt, llooger, altijd hooger daf is de ziekte van onzen tijd. Algemeen misnoegen heerscht in iederen stand, en men denkt, altijd door den uiterlijken schijn verblind, dat het geluk b.j op nieuwe bezwaren. Ons wil het voorkomen, dat dit steeds het geval zal zijn, zoolang men voorbij ziet, dat de pachtwaarde van een stuk land afhankelijk is van tweeërlei voorwaarden, die onafhankelijk van elkander wisselen en eene oplossing in tegenovergesteldeu zin vorderen. Elk stuk grond heeft eene wisselende waarde uit algemeene oorzaken, dat is, die onafhankelijk van de vraag of de grond op zich zelf verbeterd is, bepaald wordt door de algemeene landbouw- toestanden, laat ons kortheidshalve zeggen, door de prijzen der laudbouw-voortbrengselen, in ver band met vraag en aanbod. Het spreekt van zelf, dat een stuk grond van gelijke deugde lijkheid en gelijke ligging in tijden, dat de prijzen hoog zijn en dat er veel vraag naar land is, hooger pachien zal opbrengen, dan wanneer de prijzen dalen eff het aanbod van land de vraag overtreft. Daarentegen zal elk stuk land, onafhankelijk van die algemeene voorwaarden, meer of minder waarde hebben naar gelang van zijn eigen bij zonderen toestand. Dij dalende prijzen brengt het beste stuk toch meer op dau het slechtste, en bij stijgende prijzen het slechtste toch minder dan het beste. Nu zijn die algemeene en die bijzondere toe standen van elkander onafhankelijk, maar de wijze waarop de invloed van beiden zich op den loop der prijzen doet gelden, is ook tegenstrijdig. De verandering door algemeene omstandigheden openbaart zich voor allen gelijkelijk door de werking van vraag en aanbod. Naarmate die algemeene toestanden de pachtwaarde verhoogen of verlagen, openbaart zich dat dadelijk in de geboden prijzen. Had men daarmede alléén rekening te houden, dan zou men de zaak op zeer eenvoudige wijze kur.nen regelen, dan zou den korte pachtterinijnen wenscheliik zijn, omdat de ondervinding leert, dat de bedoelde wisse lingen zich soms zeer spoedig kunnen voordoen. Men zon derhalve om iemand, die een nieuwe hofstee betrekt, niet dadelijk op een schopstoel te zetten kunnen bepalen, dat een nieuwe huur zou worden aangegaan voor zeker, niet te groot getal jaren en dat de bewoner eener hof stee, elk volgend jaar de voorkeur heeft tegen de pacht, die bij openbare verpachting kan be dongen worden. Daarmee is echter niet voorzien in het geval, dat de eigen waarde van den grond vermeerdert of vermindert, hetzij in het eerste geval doordat de pachter meer doet dan voor het onderhoud van het land in denzelfden slaat noodig is, in het laatste geval doordat hij den grond uitmer gelt. Voor de bepaling der verhouding tusschen pachter en verpachter, helpt hier de regel van vraag en aanbod niet, want de pachter zou daardoor meer moeten betalen naarmate hij meer zijn best doet. Die zaken zijn echter van geheel bijzonderen aard. Zij zijn niet op eenigerlei voldoende wijze in een algemeen pachtcontract te regelen, maar zouden, naar onze meening, het onderwerp eener afzonderlijke overeenkomst tusschen pachter en eigenaar moeten uitmaken. Geschiedt dit, dan kan men, naar onze meening, de vaste pacht, als wij het zoo noemen mogen, zeer geschikt op de eerste aangegeven wijze regelen dan zal men o. i. zoo goed mogelijk de groitste bezwaren, aan den tegenwoordigen tuestaidr'^erbondeu, hebben weggenomen. zijnen buurman en niet bij zich woont. De hand werksman werpt het schootsvel weg en draaft naar de beurs; de landbouwerszoon verlaat ploeg en spa en dwaalt in de stad rond, om, in eenen stand, dien hij eervoller denkt dan dien zijns vaders, de fortuin te bemachtigen. Ik heb er niets tegen, dat men zijn maatschappelijken toestand verbetert, maar men bouwt niet in het moeras, zonder eerst, door een hecht paalwerk, een vasten grondslag gelegd te hebben." „Zoo denk ik er ook overzeide de zieke. „Gij kadt gelijk toen gij uwen éénigen zoon in uw eigen ambacht wildet opleiden. Uw naam boezemde vertrouwen in en gaf hem reeds een goede clientelle. De jongen is geleerd, zoo als onze tijd dit vereischt; zijne kennis had hij zooveel mogelijk op zijne nijverheid toegepast en deze laatste verbeterd en uitgebreid; gij hadt onge twijfeld den voorspoed in uw huis zien heerschen, en het zou u niet gehinderd hebben, al ware dat alles hier wat meer gemoderniseerd geworden." De man knikte droevig; zoo had hij zich dikwijls de toekomst, doch niet zoo volledig, gedroomd. „Nu hebt gij uw zoon in de hoogte willen heffen en uwe geldmiddelen laten a niet toe, Nadat in de beide voorafgaande dagen de dam in de doorbraak nog belangrijk was verhoogd en versterkt, is Maandag de afsluiting met goed ge volg ondernomen. 's Morgens bij den aanvang van het werk werd nog eenigen tegenspoed ondervondeneen zinkstuk, bestemd voor het lage gedeelte van den dam, brak door de sterke overstorting van het uit den polder stroomende getij door, en ging voor het werk verloren. Ondertusschen werden de werkzaamheden, be staande in het vooruitbrengen van den aardedara van uit beide bouten of nollen, voortgezet, en toen men daarmede zoover gevorderd was, dat slechts een 8 h. 9 M. wijde tusschenruimte overbleef, werd in de opening een ander gereed liggend zinkstuk gebracht, waarover de dam, na ook het laatste overstortende water was afgesloten, ge makkelijk werd doorgetrokken, 's Avonds had de afsluitingsdam eene hoogte van 0,40 h 0,45 M. boven hoogwater, terwijl het getij alstoen slechts vloeide tot 0,05 M. -f- H.W. De dam, die geheel met schorgrond is bewerkt, verkreeg eene gemiddelde hoogte boven den hem zoo hoog te houden als hij zich geplaatst heeft; want die maatschappelijke toestand heeft duizende behoeften, welke gij en uws gelijken kunnen ontberen. De verdiensten op een koopmans kantoor zijn gering, omdat vele Duitschers, enkel om zich in den handel te bekwamen, kosteloos op onze kantoren arbeiden. Niettemin maakt uw zoon zich meer en meer slaaf van de weelde, van de gemakkelijkheid lekkernijen, enz., en wie zal ten slotte die weelde betalen? Gij, arme man 1" Delden weende. „Doch het is niet aan u, dat ik dit zeggen moest," hervatte de docter, pijnlijk aangedaan over de tranen des grijsaards; „gij hebt het hart op de rechte plaats en verdiendet dat het einde van uw zoon gelukkiger ware dan het begin. Hoevele huisgezinnen heb ik al ontmoet, in dergelijk geval 1 Het is alsof ieder burger wil meewerken tot den ondergang der samenleving, en het getal der ledigloopende eerzuchtige para sieten wil vergrooten, die, als zij niet meer weten van wat hout pijlen te maken, het getal onrust stokers gaan vermeerderen en samenzweeren tegen Kerk en Staat: politieke plannengieters, vooraf versterkten grondslag van 1,10 a 1,20 M., bij eene kruinsbreedte van 2,50 M. en bij be- loopen van ruim 1 op 1. lluim 200 arbeiders, waaronder vele vletters, waren den ganschen dag aan de afsluiting werkzaam. In de laatste dagen houdt men zich uitsluitend bezig met het verhoogen en verzwaren van den afsluitdara, waarvoor de grond hoofdzakelijk aan den droog gevallen polder wordt ontleend. IX. Na het Stadhuis volgt bij onze beschouwing de Kerk, waarin weinig is veranderd. Op hare vloeriugen ontwaart men weder meer schoon gebeitelde grafsteenen, dan vroeger, onder welke die van den Vicaris Kanunnik Johan Witsen, en die van den vierden Deken Cornellt Yoms iu rijkheid van bewerking uitmunten. Maar niet uitsluitend deze, ook andere graven, waaronder die van veel vroegeren tijd, trekken nog steeds de aandacht bij het kerkbezoek, 't Zijn hoofd zakelijk die in 't Priesterkoor, ouder welke de verheven tombe van Guy den Grooien Bastaard van Blois, met haar acht schilden, en de sierlijk ge beitelde steen van Guy van Blois, Anlhoniszoon die ons doen stilstaan en toeroepen, dat men hier met de rustplaatsen van waarlijk voormalige aardsche grooten te maken heeft. Vooral op die verheven tombe, onder die zware schilden, tuurt „de devote" eu tevens arme kerkganger nog altijd met welgevallen. Reeds bij het in komen in 't Koor maakt hij er eiken vreemde ling opmerkzaam op, dat onder dat gesteente ook het gebeente rust van de deugdzame Clara van Bolland, de weldoenster bij uitnemendheid, terwijl hij meteen weet te verhalen, dat, toen zij bij zekere gelegen heid wegens al te groote milddadigheid door haar gemaal was beschuldigd, evenals bij de ll.Eli.abeth, hare aalmoezen iu geurige rozen zijn veranderd. (1) Zij was, aldus gaat hij voort, om haar wel dadigheidszin bij rijk en arm bekend. Geene instelling in de stad, welke niet op de eeue of andere wijze, tijdens haar leven, was bedacht, of van baar weldaden genoten had. Haar leven was een aaneenschakeling van goede werken, nu eens teil behoeve der armeu, dan weder ten behoeve der Kerk. En niet alleen tijdens haar leven, ook na haar verscheiden, heeft zij ge- visschers in troebel water." De oude man sprak met zekere heftigheid; maar in den toon zijner stem lag eene diepe overtuiging, en voorwaar er is waarheid in zijne afschildering van den hedendaagschen toestand. Hij wilde echter een weinig zalf op de toegebrachte wonde leggen en hervatte op zachter toon, ter wijl hij de vereelte hand des werkmans vriend schappelijk drukte „Ik spreek niet van uw zoon. God geve dat hij in het aangevangen dobbelspel een hoog nummer werpe, immer het hart van een burgerjongen behoude, en u, brave man, het leven niet bitterder make, dan het nu reeds is." „Dat zal onze Willem nooit doen!" viel de moeder, welke juist binnentrad en de laatste woorden gehoord had, een weinig bits in. „Ik hoop het," zeide de doctermaar in zijn hart twijfelde hij er aan. De man had te veel ondervinding, om er niet aan te twijfelen. Het werd winter. De sneeuw, welke zich buiten uitspreidde, maakte, in de oogen van Delden, de voortdurende rust in de smidse nog akeliger. Het scheen hem iederen morgen toe, als hij de sneeuw tegen deur en venster, als het

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1895 | | pagina 1