N<\ 505. Zaterdag 2 Maart 1895. Twaalfde jaargang. EN plundering en brandschatting nan Thulen HÜOGE VLOEDEN. J. H. C. POT, De Ramp te Strijenham. FEUILLETQH. Dit blad verschijnt eiken Zaterdag. Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents. Voor het buitenland 90 cents. UITGEVER: Advertentiënvan I tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts 2 maal in rekening gebracht. Publication, INRICHTINGEN die Gecaar, Schade of Hinder kunnen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Tholen maken bekend, dat ter Gemeente-Secretarie ter inzage ligt, een verzoek met bijlagen ran P. A. van Beek, wonende te Nieuw-Vosmeer, om vergunning tot het oprichten eener kuiperjj, kadastraal bekend Sectie F, No. 306. Op Maandag, den 11 Maart 1895, des namiddags te 12'/j uren, zal ten gemeentehuize gelegenheid be staan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriltelijk toe te lichten. Zoowel de verzoekers als zij, die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen vóór het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Gemeente kennis nemen van de ter zake ingekomen stukken. Afgek. en aang. te Tholen, den 26 Febr. 1895. Burgemeester en Wethouders voornoemd C. J. DB V. VAN NOORDEN, M. G. VAN STAPELE, Wethouder. De Burgemeester der Gemeente Tholen, brengt bij deze ter kennis van de Ingezetenen, dat bij hem ont vangen en aan den Ontvanger der Directe Belastingen ter invordering is verzonden, het Kohier voor de be lasting op het personeel (3e kwartaal) voor het dienst jaar 1894/5, met uitnoodiging aan een iegelgk wien zulks aangaat, om na bekomene kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschut- j digde te kwjjten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend. Tholen, den 26 Februari 1895. Be Burgemeester voornoemd C. J. DE V. VAN NOORDEN. Bij de „Commissie van Ondersteuning" te Poortvliet zijn sinds de vorige opgaven nog in gekomen de volgende giftenVan den heer S. F. uit Bergen f5; van de comm. |uit Dreischor f21,45; van den heer P. K. v. D. te Wilhel- minadorp f5; van de comm. te Axel f218.10; ran den heer N. N. te Scherpenisse f 2.50; van mevr. v. K. te Arnhem f4.70; van den pred. Z. A. G. f10; van de comm. te St. Philipsland f 63, te zamen f 330,50. Ook deze giften zijn de Commissie zeer welkom, daar in de laatste drie weken de schade aan de Striensche gebouwtjes verbazend is toegenomen. Hoewel de Commissie over een aanzienlijk bedrag beschikt, toch vreezen sommigen, zoowel in als buiten de Commissie, dat het bedrag nauwelijks voldoende zal zijn. Donderdag is men van wege de Commissie begonnen twee schuren af te breken, die op 't punt staan in te storten. Op die wijze hoopt men althans planken, binten en paunen te redden. Donderdag 28 Februari, is van wege het Waterschap De Vrije Polders onder Tholen met goed gevolg weder een begin gemaakt met de voortzetting der verhooging van den Oliphants- dijk. Als men daarmede alsnog een vijftal dagen onafgebroken kan voortgaan, kan dit werk, met uitzondering van de daarvoor noodige voorzienin gen, voltooid zijn. Ook de aannemer van de verhooging en ver zwaring van den Zuiddijk trachtte alstoen zijne uitvoering weder voort te zetten. Tengevolge van den bevroren toestand van den dijk, was hij evenwel genoodzaakt de uitvoering alsnog uit te stellen tot Maandag a.s. Wat de afsluitingswerken betreft, daaraan werd sinds de staking door de vorst niets ver richt. Alleen werd het materiaal van den ge- sloopten oesterput naar de doorbraak vervoerd. De uitvoering tot een rechtstreeksche afsluiting van de doorbraak, in den winter van zoo velerlei afhankelijk, kan eerst dan met kracht worden voortgezet, als de omstandigheden daar voor geene hinderpalen meer opleveren. door de Fransclien in 1712. IV. Sint Philipsland, waarvan ter nauwernood de herbedijkingswerken van het vorige jaar waren voltooid, dook ook ditmaal onder de baren. Het eiland werd op nieuw zoo zeer beschadigd, dat men het varen liet. Ook de polders van Sint Annaland, van Sint Maartensdijk en van Tholen vloeiden ouder, doch vielen, zij het ook met groote moeite en kosten, spoedig droeg. Ook deze vloed veroorzaakte alzoo groote ellende; vele menschen en eene menigte van vee, kwamen daardoor om. Ontzaglijk was de 5) Wij vinden aangeteekend dat men behalve f400.voor Nieuw-Vosmeer bestemd, aan 64 huisgezinnen alhier ruim f 3000.heeft uitge deeld. Waarom niet meer, daar men toch f 10000 ontvangen had Het zal ons zoo aanstonds blijken. Waren allen tevreden, achtte zich niemand verongelijkt, ontstond er gten gemor? Wie dat vermoeden kou, zou weinig menschenkennis ver raden. Er hebben meerderen o. a. Juffrouw Dorcas Duurcanteene aanverwante van den bovenvermelden Baljuw, eu D. van Macherent (een van de predikanten der stad) zich over de bedeeling ongunstig uitgelaten. Wij achlen het de moeilijkheid van het werk, en het gevaarlijke van ontevredenheid op te wekken, in aanmerking genomen, niet onverdiend, dat zij beiden van wege de regeering gSecreuselyk gijn gerepre mandeerd." Wij vermeldden boven dat slechts een klein deel van de collecte voor de arme ingezetenen is gebezigd. De reilen daarvan is voor ons volstrekt geen geheim. Men had niet alleen voor de achter geblevenen, men had ook voor de gevangenen zorg te dragen. Eu wij willen met een verslag hierover de geschiedenis van den droevigen loop der overrompeling eindigen. Was de Fransche legermacht uit Namens veste gekomen, zij keerde ook daarheen terug en den gevangen Tholenaars werd aldaar verblijf aange wezen. Den 31 Augustus zijn zij voor een deel op wagens aldaar binnengebracht. Zoo wij ons van hunnen toestand eenig denkbeeld willen vormen, beginnen wij met de herinnering dat zij geen krijgsgevangenen, maar gijzelaars waren, ostagiers zooals men ze noemde. Het onderscheid is zeer belangrijk, dit mogen wij in het geheel niet uit het oog verliezen. Voor gijzelaars zorgt de vijand niet zooals voor krijgsgevangenen, integendeel de eersten blijven ten laste van hunne betrekkin gen. De Tholenaars bleven te Namen ten laste van hunne vaderstadvan hier moesten de kosten j van huisvesting, voeding, geheele verpleging in schade aan huizen, erven en goederen teweeg gebracht. Onoverzienbare beemden, vruchtbare akkers, waarop de landman zijne hoop gevestigd had, waren andermaal een prooi der baren ge worden. Ja, deze beide stormvloeden hadden eene zoo algemeeue verarming onder de grondeigenaren veroorzaakt, dat dit Gewest niet in staat was, om den Keizer, zoodanige beden in te willigen, als deze te dien tijde verzocht. Gaven wij nu een overzicht van de rampen door deze zoo kort op elkander gevolgde storm vloeden veroorzaakt, 't is ook van belang te ver nemen, hoe de schrijvers uit die dagen over deze geweldige natuurverschijnselen, inzonderheid over dat van 5 November 1530, hebben gedacht. Zie hier wat onder anderen Paulus Jovivs, Bisschop van Corao, deswege heeft opgeteekeud „Met den aenhef des zelfden jaers, in welcke deze dingen nae het uytblusscheu des oorlogs toorts, te Florence, zyn afgehandelt, is in de Landen, in de uyterste gewesten van Nederlant, tegOnover het Vlaeiusche strand, door een sehie- lycke en ongewoone opzwelliughe des oceaens, een zwaeren slagk over den hais gekomen, door welcke volckrycke, en noch effen te vooren be roemde steeden te gronde zyn gegaen; der voege, dat die ellendige ramp by naest een ontelbaer tal stervelingen, die het hulpmiddel van te vluchten benoomen was, omquam. Want de oceaen door eene schrikkelycke aerdbewegiug ontroert, zwol derwyze, dat de ouwelings geleyde en door een gedurighe neerstigheyt en wagt van de Bylanders, vast dagelijkx herstelde dykaagen, die de vloed der ongestuyme zeebaaren breydeldeu, door zyn aenprikkelende en hevige aenval, wierden door boort, zoodat zyne baaren over de zeeweyren steygereude, de binnenste landen overstroomden. Beesfen van alle slag, die te vergeefs eene berg- plaets opspeurden aon de drooge stranden, zonken schielyck wech, en stierven, zoo van vermoeyd- heyt in 't zwemmen behaelt, als van honger, in wier plaets verschenen zeemonsters, en hoopen vissen, onfeylbaer door schrik ende de opstou- wende vloeden voortgedreven. (1) Deze ramp spoed was reede voor drie dagen voorspelt door de zware reegens en afgryselycke donders uyt de blixemende wolken, alsmede uyt de menig- één woord, duurzaam voorzien worden. Zij werden allen gehuisvest bij eenen logementhouder, bij zekeren Nicolaas Chenée. Daar hadden naar het schijnt de heeren Duurcant, van Vrijberghe, v. d. Heijde eu Kolderman met elkander een afzonderlijk vertrek, terwijl de overigen gezamen lijk in een lokaal bij elkander werden geplaatst, waaraan men waarschijnlijk met wat Fransche bluf den naam van zaal gaf. Zij werden allen bewaakt door eene wacht met een officier aan het hoofd. De laatste was gewoon met de boven genoemde Heeren het middagmaal te gebruiken. Op zich zelf beschouwd was hun lot niet ondra gelijk, en vinden wij de niet onaardige bijzonders beid bewaard, dat men uit deze plaats aan de gemalin van den Bevelhebber van Namen, de Gravin de Sallant, een geschenk van thee en suiker gezonden heeft; wij mogen vermoeden dat het den gevangenen geen kwaad heeft ge daan. Maar met dat al, wie gevoelt niet hoe deerniswaardig de toestand was dier ongelukkigen, ontrukt aan hunne dierbare betrekkingen, be- anstigd over de toekomst, tot werkeloosheid veroordeeld, gedurig hoop vattende, en gedurig teiegrgesteld, met hunne gedachten bij gade en vuldige aerdbeweegingen, en de onderlinge stryd der verscheydene draeywinden, die twee achter eenvolgende dagen duyrde, en de herten der menschen met zoo grauwzaem eene schrik over- stulpte, dat zy, als zy hunne huysen voelden schudden, en de onwyekbaare zeebaaren zagen naderen, waenden dat het gewigte des weerelds was ontdaen, en alles weeder tot den ouden Bayaert keerde. (2) Deez bittere ellendigheyt trof meest de eylanden van den Kennemaar en Batavier, die wy thans bij de naem van Zeelandt en Hollandt kennen. Want behalven die steeden, die door de kragt des opzwellenden zee's veeier ellen lengte het hoofd onder water trokken, zyn meede die beroemde steeden Alendebucha, Harles en Exclusae, zoodanig door de stroomen over vallen en ingeslokt, dat ter nauwernood de spitsen der heylige torens en xereken zichtbaar bleven, om de gedagtenisse van die afschouwelycke en menigwerf te vreezen rampen te ververssen. (3) Den vyfdcu dach in slagtmaent bragt het eynde aau dat Aivel, nadat op den tweeden derzelïden maent met een heldere Jucht, o wonderdie aeustonds op een rouwe wyze, door de schielycke slagregenen, en de stryd der tegen elkander aaubonzende dwarlwiuden, in een onweer ver wisselde, deez heillooze storm was voorgevallen, met zulk eene verwonderinge der menschen, dat zij voor vast stelden, van den aanbeginne des werelds, uytgezondert die welke de letteren van Mopzes verheerlyckeu, geen zwaerder eenige lande was weder „vaeren." (4) En Oudenhoven zegt: Anno 1530 op den 5 November is de zee soo hoogh gevloeyt door eenen Noordwesten ende swaren stormwindt, dat bynae alle de dyeken inbraken in Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt ende de omliggende landen. Te Antwerpen quam eenen watervloedt met eenen stereken windt over de dyeken ende de schutten in Vlaenderen, alsoo dat het altemaal vol waters liep, ende by de twee mylen alle de Beemden onderliepen, daer veel beesten ende volcks op was, hetwelck al verdronck, alsoo dat bijnae het gansche landt van Vlaendereu in 't water stondt. Van Antwerpen tot Bergen op den Zoom toe, aen de Scheldt, zyn alle dorpen, 't samen met de menschen, beesten ende al wat daer in was, verdroncken, kroost, bewaakt door menschen wier taal zij niet verstonden en die weinig deernis met hen ge voelden. Waarlijk wij kunnen ons gemakkelijk voorstellen, dat sombere gemoedsstemming wel haast bij velen lichaamskrankte teweegbracht. Dat er werkelijk velen ziek werden blijkt uit eene rekening van f840.ten behoeve van Namen's hospitaal, en als zij krank lagen, hoe dubbel beklagenswaardig was dan hun lot. Wij gelooven gaarne dat zij er uitstekend behandeld werden, dat hunne verpleging niets te wenschen overliet, maar zij misten de zorg die alleen eene trouwe gade of teeder geliefde verwanten kunnen schenken. Q| wij zeggen niet te veel, als wij beweren dat er daar bange klachten van veege lippen der kranken en stervenden zijn geslaakt. Er komt in officieele stukken een post voor van f 504,— voor begrafeniskosten, briefport enz., zonderlinge combinatie inderdaad Laat die kleine onkosten f50.laat ze f100. bedragen hebben, dan blijft er Dog altijd f 400. over voor het begraven van lijken. Wat geeft dat cijfer stof tot nadenken, wat ernst bevat het, wat is er welsprekendheid in, die de krachtigste woorden niet evenaren kunnen 1 IERSEKSGHE THOOLSGHE COURANT fröllafl, mb aai le lelaapi ra eesterteelt, lanfltai, m. Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan het bureau te T h o I e n of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te ierseke. T H O L ÏK (1) In Mei 1820 verebden te Sint Annaland na ecnige beroering der zee, 38 zoogenaamde Noordkapers, een kleiner aoort walvisschen, waaronder vele van 7,50 M. lang. (2) Zie bladzijde 211 van dit werk. (3) Waarschijnlijk Aardenburg, Hulst en Sluis. (4?) Simon Abbes Gabbema in noot. Bladz. 236.

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1895 | | pagina 1