THkllil pijfl aai ie klaipa moesterleelt, laiiiieaf, enz. FEESTEN. ;p N°. 431. Zaterdag 30 September 1893. Elfde jaargang. EN J. M. C. POT, el n :e FEUILLETQH. AARHEID SPREKEN. BINNENLAND. Van onze berichtgevers. IERSEKSCHE Thoolsche Courant, Dit blad verschijnt eiken Zaterdag, rijs per 3 maanden, franco per post 65 cents, oor het buitenland 90 cents. Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan hureautelh o I o n of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke. UITGEVER: ÏHOLEN. Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts 2 maal in rekening gebracht. boog kan niet altijd gespannen zijn. Een die altijd opgewonden is, verliest, hoe tig ook ten slotte haar veerkracht. :t anders is het met den mensch. "We niet altijd werken. Lichaam en geest n op hun tijd rust. Zelfs de gewone rust laaps, hoewel zij telken nacht terugkeert, t voldoende, om den moed er in te houden, 'ij eiken morgen op nieuw ons werk moesten tten om het des avonds weer neer te leggen, iet vooruitzicht om den volgenden dag op te beginnen enz*, als zoo alle dagen aan Ier gelijk waren, zouden wij weldra staan slappe handen en trage knieën als oude ifde menschen. We zouden de een wat ;r dan de ander, maar eindelijk allen, het vertoonen van de overspannen boog, van rlamde veer. irom is ons één rustdag gegeven op de Heerlijke gave. Daardoor blijft de mensch h. Wee dengene, die hem versmaadt, die wil zijn dan de Schepper. Dwaas zou hij lie te kort zon willen dekken door zijn g op te offeren. Uitputting zou zijn loon m wat hij meende te winuen, zou hij dubbel :en. nu schijnt het, dat ook de gewone g niet genoeg is, om aan het lichaam, en aan den geest zijn gewone veerkracht te en. We laten daar, hoe de rustdag ge- jk gebruikt wordt en of velen niet een rompen opvatting van den Zondag hebben, wij houden het voor uitgemaakt, dat hij |q iet genoeg is. We hebben niet alleen le aan o/^spanning maar ook aan «rVspan- Het vreemde woord recreatie drukt eigen de weldadige werking van uitspanning iet is eene herschepping, een op nieuw worden, eene verjonging. Uitspanning 3ns op nieuw den lust, de veerkracht der OR K lom moeten wij nu en dan eens een dag die niet op de andere,, zelfs niet op de rustdagen gelijkt, een dag waarop wij nders doen dan gewoonlijk, waarop wij, Naar het Duitsch. •rich Morris woonde in huis bij zijn onge- en oom Erits Morris en diens eveneens uwde zuster Marie Morris. Aangaande ffee menschen dient de lezer te weten, dat zich door niets bijzonders onderscheidden ine menigte andere personen tusschen de 60 jaar. Zij waren zeer goedhartig en dijk jegens ieder, die hun niets in den weg m deed wat zij verlangden. In het legen- telde geval waren zij juist andersom. Hun n huisgenoot wist dit sinds lang bij inding. den avond van zijn gesprek met Blewith lij beiden bij zijne thuiskomst niet meer ïuiskamer. Zij waren reeds naar bed ge- tok Heinrich begaf zich terstond naar zijn niertje en sliep weldra in, zonder in zijne onze beslommeringen van ons afschuddende niet alleen rusten, maar ons ook verheugen en ver lustigen. Dat geeft ons nieuwen levensmoed en maakt onzen geest geschikt tot het vormen van nieuwe, frisscbe gedachten. Zulk een dag is geen verloren tijd, integendeel hij geeft winst. Het zou een verkeerde economie ziju alle feest dagen af te schaffen. Maar om ons te verblijden en te verlustigen moet er een reden zijn. Welnu, die is er al licht, en die redenen zijn velerlei. Verjaardagen van personen of gebeurtenissen, of wel het slagen van de eene of andere onderneming, het bereiken van een zeker doel, of een buitenge woon geluk geveu ons aanleiding om in het openbaar of in den huiselijken kring onze vreugde te uiten. Het ware evenwel te wensclien, dat er wat meer aandacht geschonken werd aan de wijze waarop en de aanleiding waarom feest gevierd wordt. Ook door hetgeen wij doen? Het ware te wensclien, dat daaraan wat meer de aandacht gewijd werd. Er zijn maar weinig openbare feesten (ue huiselijke laten wij onbesproken) waarop den feestvierenden ook wat te doen ge geven wordt. Men kan niet den heelen dag een zelfde gebeurtenis, hoe gewichtig ook, over peinzen en bespreken, men kan niet den heelen dag wandelen en eten en drinken. Er moet afwisseling zijn, men moet ook wat te doen hebben. Dat geeft een gewenschte afleiding voor uitspattingen, dat geeft de beste gelegen heid tot uitspanning. Als de daad ontbreekt, ontaardt de uitspanning gewoonlijk in uitspat ting. Een waar feest moet gelegenheid geven tot spel, waarbij men zijn krachten inspant en zijn krachten meet, geen hazardspel natuurlijk, maar toch een spel, waarbij iets te winnen is, waarbij het bloed nog op eene andere wijze in beweging komt dan door het gebruik van sterken drank, waarbij men een weldadigen prikkel krijgt, om de krachtigste, de vlugste de han digste te zijn. Als wij onze algemeene feestdagen uit dit oogpunt beschouwen, dan ontbreekt er veel, dan ontbreekt er alles aan. Zou dit ook de reden zijn, dat al die feesten voor een gedeelte van het volk in bacchanaliën, in ware drinkpartijen droomen een oogenblik gekweld te worden door de gedachte aan de vreeselijke dingen, die hem te wachten stonden. Den volgenden morgen kwam hij reeds vroeg tijdig in de ontbijtkamer, waar hij zijne tante bezig vond aan het theezetten, terwijl zijn oom reeds in de couranten-lectuur verdiept was. „Goeden morgen, tanteGoeden morgen oom Hoe gaat het u „Eriach en gezond, Heinrich. Gij ook?" „Uitmuntend, dank u," wilde hij antwoorden. Doch daar hij op dat oogenblik een beetje hoofd pijn voelde, meende hij aan zijne gelofte te moeten trouw blijven en zeide daarom volkomen naar waarheid„Niet heelemaal goed ik heb wat hoofdpijn." „Och wat, op uw leeftijd hoofdpijn?" zeide oom Erits. „Wat zijn die tegenwoordige jongelui toch anders dan in mijn tijdToen ik zoo oud was als gij nu, voelde ik nauwelijks dat ik een hoofd had, behalve alleen wanneer ik mijn kam gebruikte. En zelfs nu nog kijk mij maar eens goed aan zie ik er niet nog altijd even en flink uit?" Ja zeker, oom," zweefde reeds op Heinrich's ontaard zijn? We willen toegeven, dat onze godsdienstige feesten zich niet leenen tot het houden van volksspelen, maar daarom zouden de" tweede feestdagen bij Kerstmis enz. eenvou dig afgeschaft moeten worden. Zij zijn tot niets nut. Eén feestdag is genoeg. Die tweede dag wordt of niet gebruikt als feestdag of misbruikt. Maar onze andere feesten Halt! Welke zijn dat? We hebben er geen, de kermis uitgezonderd. Echte vaderlandsche feesten, hebben wij helaas! niet. Geen enkel onzer feesten heeft een be paald Nederlandsch karakter. Wie den len April 1872 beleefd heeft, den 300en verjaardag van de inneming van den Briel, kan getuige geweest zijn van een waar nationaal feest. Toen was er geestdrift, toen werd er ook iets gedaan. Als wij voorop stellen, dat er op een feestdag een aanleiding moet zijn om feest te vieren, dan heeft de kermis niet de minste reden van bestaan. Haar oorspronkelijk godsdienstige be- teekenis is geheel vergeten. Men viert haar in iedere plaats op een bepaalden dag, maar men kon ze even goed op een anderen datum stellen. Beteekenis heeft de kermis niet. Maar dat is ook niet noodig om zich te ontspannen. Men kan ook een feestdag scheppen, men kan de uitspanning aanbiedenen als uitspanning nu eenmaal noodzakelijk is, dan kan men de kermis dulden, mits zij dan werkelijk uitspanning geve. Maar dat doet zij voor 't grootste gedeelte alleen voor kinderen. Dien geeft zij althans iets te zien en te genieten, wat zij niet alle dagen zien kunnen of nog maar zelden gezien hebben. Voor de kinderen zou het ons spijten, dat de kermis afgschaft werd, voor menschen biedt zij in den regel al heel weinig bijzonders aan. Maar zoolang wij geen nationalen feestdag hebben, kan zij wel blijven bestaan, mits dat men zoeke naar middelen om de uitspattingen, legen te gaan, en dat kan behalve door algemsene zede lijke en verstandelijke verheffing van het volk, die langzaam werkt, geschieden op de boven gezegde wijze: door het volk iets te doen te geven. De kermis wordt wel eens verdedigd met te zeggen: och, de mindere man heeft ook nooit eeus wat. Ons dunkt, die bewering heeft vrij wel zijn kracht verloren. Als men door wat verstaat, de gelegenheid om zich te bedrinken, lippen; doch op hetzelfde oogenblik dacht hij weer aan zijne gelofte en antwoordde „Neen, ik kan niet vinden, dat uw uitzicht volkomen gezond is." „Wat zegt gij daar?" „Ik zeg, dat gij er niet volkomen gezond uitziet." „Hoe bedoelt gij dat? Waarom zie ik niet volkomen gezond? Ik zou wel willen weten wat mij dan scheelde „Gij zijt te gezet, te volbloedig, enen „Eu heb aauleg voor een beroerte, wilt gij zeggen „Ja, oom, zoo iets bedoelde ik." „Bij Sint-Joris, dat is te erg!" riep de oude man, verschrikt en verstoord. „Maar, Heinrich, hoe komt gij op de gedachte om uw oom zoo aan het schrikken te maken?" vroeg zijne tante, die eveneens hevig ontsteld was. „Oom heeft mij gevraagd, en ik heb alleen de waarheid geantwoord," zeide de jonkman, op bescheiden toon. „O ja," zeide oom Erits, „ik geloof, dat hij het liefst zou zien dat ik dood was „Neen, oom, dat is zoo niet. Wanneer gij kwaamt te sterven, zou ik u oprecht betreuren." dan vergeet men, dat die gelegenheid bij iederen feestdag wordt aangegrepen; bedoelt men met wat de gelegeuheid om eens iets bijzonders te zien of bij te wonen, dan vergeet men, dat die gelegenheid, nu het reizen zoo goedkoop is, voor iedereen openstaat, die een groot gedeelte van zijn zuur verdiende penningen afzondert om kermis of hoogtijd te vieren. Maar bedoelt men met wat de gelegenheid om zich wezenlijk te vermaken, om zich te verlustigen in verpoozende bezigheid, in wedijver die de krachten staalt en den levenslust verjongt, ja, dan heeft men gelijk. Als alles waar is, wat van de oude Grieken verhaald wordt, dan kan men ook in dit opzicht bij hen ter schole gaan. De Eerste Kamer heeft de wet op de faillisse menten aangenomen en is aan de bedrijfsbelas ting begonnen. J3ij de behandeling van het adres van antwoord op de troonrede in de Tweede Kamer heeft de Minister van Einanciën meegedeeld, dat de wet op de personeele belasting voor 9/io klaar is. Aan opheffing der tollen viel niet te denken, daar de Minister geen equivalent voor de opbreDgst had. De „Staatscourant" bevat de goedgekeurde statuten der Yereeniging tot bewaking der Yerseksche oesterbank, te Yerseke. Zij heeft tot doel het bewaken der perceelen, op de Yerseksche oesterbank, die door de leden der vereeniging in pacht of in gebruik zijn ge nomen. De verkiezing voor een lid der Provinciale staten in het district Middelburg, ter voor ziening in de vacature, ontstaan door het over lijden van den heer mr. N. J. C. Snouck Ilurgronje, is bepaald op Dinsdag 17 October. IERSEKE. Mejuffr. Kievit heeft fiere betrek king verlaten. De schoolkinderen vereerden haar een geschenk en het hoofd der school drukte zijn leedwezen uit over haar heengaan. Inderdaad verliest de school in haar eene uit stekende onderwijzeres, wier plaats niet zoo ge makkelijk op dezelfde wijze zal vervuld worden. „Jawel, maar gij zoudt u toch op hetzelfde oogenblik verheugen op de vette erfenis die gij van mij verwacht.... Is liet niet zoo?" „Ik wensch in volle oprechtheid beste oom, dat gij nog heel veel jaren zelf het genot van uw vermogen moogt hebben. Maar daar gij dat vermogen toch niet in uw graf kunt medeneinen, zoo zou ik er mij wel over verheugen, wanneer gij er toe besluit het aan mij na te laten, te meer daar ik wel geloof genoeg verstand te bezitten om daarvan een behoorlijk gebruik te maken." „Groote goedheid!" riep de oude man ver ontwaardigd uit, terwijl hij van zijne zitplaats opsprong en eenige malen de kamer op en neer liep. „Nu maakt hij het elk oogenblitr erger en stapelt de eene beleediging op de andere Antwoord mij: wat moet dat alles beteekeneu?" vroeg hij plotseling, terwijl hij, bevend van inwendigen toorn, recht tegenover zijn neef bleef staan. „Niets anders dan dat ik alleen de volle waarheid zeg, zonder mij te laten weerhouden door mogelijke nadeelige gevolgen," luidde flein- rieh's antwoord. «O, gij ontaarde, ondankbare, sclinaratelooze..."

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1893 | | pagina 1