m m
yan oesterteelt, MMon,
I®. 420.
Zaterdag 15 Juli 1893.
Elfde jaargang.
EN
J. ,M. C. POT,
Publicatie n.
WAT IN GOED?
BINNENLAND.
FEUILLETON.
LANG GEWACHT.
IERSEKS
Thoolsche
ourant,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag,
rijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
'oor het buitenland 90 cents.
Inqezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan
bureau te T h o I e n of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
UITGEVER:
T H O L E N.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
;emeester en Wethouders van Tholen brengen,
.Ige art. 83 der algemeene politie-verordening,
nni9 van de ingezetenen dezer gemeente, dat het
van secrectmest kan plaats hebben gedurende
acht van
nderdag 20 op Vrijdag 21
jdag 21 op Zaterdag 22 en
andag 24 op Dinsdag 25 Juli.
n, den 15 Juli 1893.
S C E T T E R IJ.
•gemcester en Wethouders der gemeente Tholen,
-ca aan de belanghebbenden bekend, dat de com-
uit het gemeentebestuur, belaft met het onder-
nopens de al of niet gegrondheid der redenen
tot vrijstelling of uitsluiting van den dienst der
erij zijn ingebracht, hare eerste gewone jaar-
ïe zitting zal beginnen op Vrijdag den 21 Juli
;omende, tot onderzoek van hen aan wie, of der
waarom in het vooigaande jaar voorwaarde-
vrijstel Jing is verleend.
IJH irdende de belanghebbende personen ten over-
e uitgenoodigd, de schriftelijke bewijzen tot
hunner redenen van vrijstelling, bij de wet
°P derd, alsnog, voor zoo verre zulks niet alreeds
ichied, twee dagen te voren ter secretarie alhier
te leggen.
rwyl eindelijk den geconcerneerde personen wordt
ilijk gemaakt, dat zij zich stiptelijk op de door
s| ornoemde commissie daartoe bepaalde tijdstippen
dezelve zullen hebben te sisteeren, als zullende
ien welke zulks mochten verzuimen, gehouden
sn geene redenen tot vrijstelling te hebben, en,
zoo verre zij dienstplichtige nommers getrokken
»n, niet vallen in de termen van art. 3,
c, en m, en art. 4 der wet, bij de schutterij
m ingelijfd, tot zij in een volgend jaar hunne
nes, op voorschreven voet, zullen hebben doen
daan te Tholen, den 15 Juli 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C J. DE V. VAN NOORDEN.
M. G. VAN STAPELE, Wethouder.
Misérables" en „93" gelezen heeft, zal zich uit
beide werken een man herinneren, die in de ver
vulling van ziju ambtsplicht geen middelweg
kent, die zijn hart, waar dit aandoeningen ver
raadt, welke hem van zijn plicht dreigen af te
trekken, het zwijgen oplegt, en die, waar tei^
slotte de omstandigheden hem te machtig zijn
en de mensen toch de overwinning behaalt, deze
zwakheid als een zoo groote tekortkoming be
schouwt, dat langer leven hem ondragelijk is en
hij zich vrijwillig in den dood begeeft.
Zulk een man is in vele opzichten het tegen
beeld van wien men „al te goed" noemt.
De roem van goed te zijn is zeer begeerlijk,
de eernaam van „de goede" staat hooger dan die
van „de groote", en menigeen zal zich nog de
aandoening herinneren, die onze grijze hofprediker
bij zijne hoorders te voorschijn riep, toen hij bij
het graf van een onzer prinsen dezen tot Hendrik
„den Goeden" verhief. Inderdaad het is een groote
verdienste goed te zijn, en het i3 een aangename
gedachte, dat iedereen liet wezen kan. Groot te
zijn is aan slechts weinigen gegeven, goed kan
iedereen worden en toch vermeldt de geschiede
nis zeldzamer den eeretitel van „den goeden" dan
dien van den „grooten". Zooveel te schooner
als die naam aan onze nagedachtenis verbon
den blijft
Maar wat is goedJezus zeide eens: „Wien
noemt gij mij goed? Niemand is goed, dan één,
nam. God." Van hoe diepe beteekenis deze woor
den zijn mogen, zij geven geen antwoord op onze
vraag, maar zij leeren ons althans voorzichtig te
zijn met het woord goed. Het is niet met weinige
woorden te zeggen, wat goed i*. In den regel zal
men het in bepaalde gevallen wel eens zijn, maar
dit neemt niet weg, dat niet ieder, die goed heet,
het daarom ook is. Men zou kunnen zeggen wie
veel deugden bezit, is goed, en hoe meer deugden
hoe meer goed. Maar wij moeten niet alleen
rekening houden met de hoeveelheid der deugden,
Niets is grooter dan 't goede.
Multatuli.
weemaal voert Victor Hugo in zijn werken
ideaal-ambtenaar ten tooneele. Wie „Les
n A
^Viiging wordt eigenzinnigheid. Zoo wordt menige
goede eigenschap, die oorspronkelijk een deugd
was, door overdrijving een ondeugd. Al te goed
wordt dus bepaald kwaad, verkeerd.
Toch is het dit niet, wat men gewoonlijk onder
al te goed verstaat. De te groote goedheid, die
men meestal bedoelt, ontspruit uit een gansch
andere gesteldheid van de ziel. Er zijn menscheu,
(rie gaarne andere menschen genoegen doen, ge-
frkkig maken, die geen leed kunnen zien, en
Zooveel mogelijk alle oorzaak van verdriet trachten
te voorkomen of te verwijderen. Zoo zal een
zachtaardig vader niet gaarne zijn kind straffen,
een hulpvaardig raonsch onwaardigen bijstaan,
een toegevend meester groote tekortkomingen
zijner ondergeschikten door de vingers zien. Dit
alles wijst in den regel op een goed hart, wat
niet weg neemt, dat het zoo licht al te goed moet
heeten, en dus feitelijk verkeerd wordt. Ieder
nensch heeft plichten te vervullen en zoodra zijn
SfIJsheid de goedheid zijns harten niet bestuurt,
of als hij den moed of de kracht mist om het
verkeerde te berispen of te straffen, dan wordt
z?'n goedheid verderfelijk. Hoe prijselijk het op
zichzelf is anderen leed te besparen, het is een
bekende waarheid, dat tijdelijk verdriet, bijv. dat
van straf, oneindig grooter onheil kan afweren.
Komt bij de aangeboren goedhartigheid nog een
ijdele zucht naar lof, wil men tot allen prijs den
vnaam dragen van goed te zijn, dan wordt de te
'groote goedheid stelselmatig en treedt zijn ge
vaarlijkste phase in.
En zoo wandelen op hef ondermaansche niet
weinigen rond, die algemeen voor goed gehouden
worden, maar het inderdaad niet zijn. Wees
voorzichtig met dezulken, die iedereen goed noemt,
te meer omdat strenge plichtsbetrachting lichter
blaam dan lof inoogst. Wie zijn plicht wil doen,
vooral als hij daarbij over minderen tc bevelen
heeft, moet streng, soms zelfs hard, zijn, en
maar weinigen, die er de dupe van zijn, waar
uit aangeboren goedhartigheid of uit minder
vergeeflijke beweegredenen voortkomt.
Bovendien streeft hij naar het onbereikbare
hoe zult gij te gelijk de boozen en de goeden te
vriend houden? En hierin ligt zijn strafhij maakt
zich ten slotte zoowel de boozen, die van zijn
overmaat van goedheid genoten hebben, als de
wijzen en goeden tot vijand.
maar ook met de hoeveelheid van iedere deugddeeren dat. Deze hebben liever met eeu zooge-
afzonderlijk. Te veel deugden kan men niet be
zitten, wel te veel van een zekere deugd. Ook
bij de deugd is er overmaat, en iedere deugd
wordt bij overdrijving eeu ondeugd. Wie al te
zuinig is wordt gierig, wie al te raildis verkwistend,
al te dapper heet roekeloos, te groote vastheid
van wil heet halstarrigheid, een al te vaste over-
naarad goed mensch te doen, want zij weten bij
ondervinding „al te goed is een ieders gek." Al
te goede menschen zijn de onbruikbaarste in de
-.maatschappij, zij bederven alles, zij deugen tot
niets. „Wee u, als iedereen u goed noemt." Wie
het iedereen naar den zin wil maker», komt nood
Naar het Engelsch.
?eg, broertje, zou Erank vandaag weer terug-
>,I en?"
rdi Dat is buiten twijfel, Dick. Maar wel blijft
een onopgeloste quaestie of onze Ida hem
zal willen beloonen voor de voortdurende
itie, die hij haar bewijst."
Jack," zeide oom Dick ernstig, en legde
hand op zijn broeders arm, „wij zijn al oud,
8-/aar, en wij hebben niet lang meer te leven.
9.( »en evenmin als gij bevreesd om testerven,
zoudt gij niet denken dat wij met meer
stheid onze oogen zouden sluiten, wanneer
over de toekomst van onze lieveling verzekerd
P En aan wien zouden wij haar beter toever-
Iwen dan aan Erank Hij heeft een braaf
Iegelijk karakter, en zij nu, dat weten
immers! Indien wij de zekerheid hebben,
dat zij gelukkig getrouwd is, dan kunnen wij
met ons beiden rustig het oogenblik afwachten,
waarop wij zullen worden opgeroepen."
„Dick, ge zijt nog altijd dezelfde oude senti-
menteele
Maar hij voleindigde den zin niet, daar hij
toevallig zijn zakdoek moest gebruiken. Gelukkig
keek oom Dick juist naar den anderen kanf, en
kon dus niet zien hoe zijn niet-sentimenteele
broeder toch even de oogen afveegde.
Op dit oogenblik zagen de broeders een vreemde
gast die in druk gesprek was met den hotel
houder, Eegan.
De vreemdeling was iemand met een zwaren
baard en een donker uiterlijk, blijkbaar iemand
die veel gereisd had door weer en wind. Zijne
handen waren breed en ruw als van een hand
werksman, zijne kleeding was tamelijk zonderling,
en zijne geheele bagage bestond uit een klein
valiesje, dat hij in de hand droeg. Altemaal om
standigheden, die hem niet in aanmerking deden
komen voor kamers op de eerste verdieping.
„Deukt gij, dat ik het niet kan betalen?"
herhaalde de vreemdeling.
„Dat zoudt gij mij ook vooraf moeten bewij-
Door tusschenkomst van den commissaris der
Koningin en van de burgemeesters zijn de ge-
neesheeren in de provincie Zeeland vanwege den
inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht
uitgenoodigd, dezen laatste onmiddellijk kennis
te geven van hel waarnemen van een cholera
geval, ook wanneer het van twijfelachtigen aard
mocht zijn.
Iu de Dinsdag gehouden zitting der Provin
ciale Staten van Zeeland is Jhr. Mr. W. Sïx
als lid der Eerste Kamer voor dit gewest gevallen.
Waren alle liberale leden op hun post ge
weest, hetgeen zij tegenover hunne kiezers ver
plicht zijn, vooral nu het zulk een gewichtige
beslissing gold, dan voorzeker zouden we dit
geacht en verdienstelijk lid voor de Eerste Kamer
behouden hebben.
Wel moeten de heeren Bolle, de Sraidt, van
der Lek de Clerck, van Deinse en van Uije
Pieterse overwegende redenen gehad hebben
voor hun wegblijven, 't Is waar, raeu had den
voorz. verzocht, deze verkiezing uit te stellen,
met het oog op eventueele latere komst van
enkele leden; maar, wetende dat de tegenpartij
nooit slaapt, hadden die heeren voor ditmaal
wel eens den vorigen avond te Middelburg kun
nen komen en de heer van Uije Pieterse, die
zonder kenuisgeving wegbleef, had van Vlissingen
reisgelegenheid genoeg, om tijdig ter vergadering
te kunnen zijn.
Dat de tegenpartij van deze gelegenheid ge
bruik maakte om haar slag te slaan, dit mag men
haar niet als een verwijt aanmerkenmaar dat zij
het oj) minder loyale wijze deed, te meer daar
den heer Huvers in een vorige vergadering een
dergelijk verzoek om uitstel van behandeling
werd ingewilligd, dit doet ons denken aan: het
zakelijk te kort in zijn plicht, onverschillig of het doel heiligt de middelen.
zen," antwoordde Eegan scherp. „Ik versta miju
wereld, en ik weet wel wat ik tc doen en te
laten heb."
„Dan zal ik u zeggen wie ik ben," vervolgde
de ander, en liet deze aankondiging vergezeld
gaan van een krachtigen vloek. „Ik heet Austin
Middleton, en ik heb een inkomen van vijfduizend
pond in het jaar. Zijt gij nu tevreden?"
Oom Jack schrikte hevig toen hij dezen naam
hoorde en kneep zijn broeder in den arm. Tege
lijkertijd keerde de vreemdeling zich even oin,
en zij konden nu de opmerking maken dat er nog
een andere reden moest zijn, waarom Eegan weinig
lust gevoelde hem iu zijn hotel op te nemen. De
man had blijkbaar te veel gedronken, en hoewel
hij nog zeer goed wist wat hij zeide, was het
duidelijk dat hij ver van nuchter was.
„Dat kan iederceu wel zeggen," autwoordde
Eegan koel, alsof hij vau dat inkomen van vijf
duizend pond geen woord geloofde.
Oom "ick achtte zich nu verplicht tusschen-
beiden.te komen en zeide:
„Wanneer deze heer Austiu Middleton is, de
hrocder van Mr. Middleton, dan kan ik u ver-
c-4. eren dat hij eeu vermogend man is, over wiens
betaling gij niet ongerust behoeft te zijn."
„Ik zou wel de vraag willen stellen," mom
pelde oom Jack, „of het niet beter zou zijn indien
wij ons niet met de zaken van anderen bemoeiden."
Austin Middleton had zich omgekeerd en bekeek
de twee oude heeren van het hoofd tot de voeten.
„Gij schijnt mijne familie go*d te kennen,"
zeide hij tot ooin Dick. „Maar dan heb ik nog
even een paar woorden met u te spreken. Ik
weet dat Middleton dezer dagen hier zal komen met
zijn jacht. Dat is de reden waarom ik naar Spral-
termouth ben gegaan want ik moet hem spreken."
„Komt Middleton hier?" riep oom Dick
verschrikt.
„Ja. Er is immers aanslaande week een zeil
wedstrijd, of zoo iets?"
„Arine Ida! Dan moeten wij zorgen dat zij
vddr dien tijd wegkomt," fluisterde oom Dick
zijn broeder in het oor.
Intusschen had de hotelhouder de zaak nog
cen^ goed overlegd en vond het nu heter toe
te geven. Hij verklaarde dus, dat hij de bedoelde
groote kamers in gereedheid zou laten brengen,
en ging onmiddellijk naar zijn eigen bureau
terug, om niet in verdere woordenwisseling met