LENTE. Ji 403. Zaterdag 1 April. 1893. M. C. POT, Publicatiën. iip| FEUILLETON. BINNENLAND. .ANG GEWACHT. Dit blad verschijnt eiken Zaterdag, per 3 maanden, franco per post 65 cents. het buitenland 90 cents, inaezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan bureau te Tholen ol vóór DONOERDAGMIDPAG bij onzen medewerker te lerseke. UITGEVER: Tholen. Advertentiën: van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt sleohts 2 maal in rekening gebracht. •^dit nummer behoort een bijvoegsel. gemeester en Wethouders van Tholen brengen, Ige art. 83 der algemeene politie-verordening, nnis van de ingezetenen dezer gemeente, dat het ir van secreetraest kan plaats hebben gedurende ftébt van Zensdag 5 op Donderdag 6, iderdag 6 op Vrijdag 7 en |^g 7 op Zaterdag den 8 April, klit, den 1 April 1893. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. J. DE V. VAN NOORDEN. M. G. VAN STAPELE, Wethouder. imeester en Wethouders van Tholen ter kennis, dat het primitief kohier van fdelijken omslag in deze gemeente voor 1893, •itt gedurende vijf maandenop de secretarie leente, voor een ieder ter lezing is nedergelegd. op, Wfn, den 1 April 1893. t ei* Burgemeester en Wethouders van Tholen, m C. J. DE V. VAN NOORDEN. J M. G. VAN STAPELE, Wethouder. 3 votg ost gaai] 5UU' ïhte ld, bodt ngenj <1 op, light kort geleden vertoonde ons de natuur beeld des doods. De vruchtbare akkers [verstijfd, het malsche gras door een wit in sneeuw vervangen, die de aarde als lijkwa bedekte. Thans is dat wit door »roen vervangen, voorzeker op sommige bijna nog niet te merken, maar toch |enoeg zichtbaar om overtuigd te zijn dat haar intocht gehouden heeft en daardoor pet herleven, liefelijk is haar aanblik en welk een gezegenden invloed oefent zij 's menschen gemoed. De lente die haar iutocht houdt, lokt menig bewonderaar der natuur naar buiten. De zoele zachte lentelucht, de heldere zonnestralen, het uitbottende groen, de lieve viooltjes die half in het gras verscholen, haar welriekende geur ver spreiden, alles getuigt van herleven! De lente geeft aan alles iets bekoorlijks, iets wat aan kracht, moed en leven herinnert. Wie kan bij zooveel schoons en bekoorlijks, bij al wat ons de natuur te genieten geeft, nog koud en onverschillig blijven? Door haar wordt weder gezonde levenskracht in 't hart gewekt, dat zich ruimer en warmer gevoelt. De koude in den winter, zoo vaak vergezeld van storm en wind, noopt ons meermalen om t'huis te blijven, en verstoken van de buiten lucht worden we onwillekeurig ter neer gedrukt en onze gedachten zijn vaak zeer somber, maar de lente stemt ons weer tot droomen en dwee pen, bezielt ons weer met verhevener denkbeelden. Langzamerhand keeren leven en arbeid op de velden terug. De landmau is reeds vroeg op om den molligeD grond te bebouwen en het zaad aan den wel bereiden akker toe te vertrouwen. Heerlijk beeld voor allen die met kinderen gezegend zijn. Mocht bij hen het besef levendig worden om de teedere harten van hunne kinderen te vormen opdat zij eens voor het goede toegankelijk mogen zijn. Gelukkige ouders die den wilden distel van eigenwil en eigenliefde weten uit te roeien en de ontwakende driften, als zoovele vreemde loten, die den stam van «le beste sappen be- rooven, weet te besnoeien. De aanvallige teedere kindsheid is de tijd waarin het boompje gebogeu moet worden, zal het eens recht opschieten, want is het u eenmaal ontgroeid, dan is alle moeite, iedere poging om er een anderen vorm aan te geven, te vergeefs. Ook in dit opzicht zijn de eerste indrukken beslissend. O, jeugdige aanminnige lente, wat zijt gij weldadig! Gij stort opnieuw levenslust en levens kracht in den mensch, gij schenkt den zieke nogf tottej hoop, den zwakke kracht en den levensmoede verzoent gij weder met het leven. Als verjongd staat gij voor ons en gelijkt eene bruid, gereed om zich met groen en bloemen te tooien, om rijk en arm, oud en jong, alles wat gij met uw adem aanraakt, te doen herleven gij voert den est op en bezielt ons met heilige gevoelens. Het is eene schoone gedachte geweest van de eerste Christenheid, om het Paaschfeest in de lente te vieren. De lente toch herinnert ons aan opstanding, wedergeboorte, herleving. Moge deze herinnering ons ten zegen zijn. Laten we kwade gewoonten, onedele gevoelens, ontevredenheid, die ons zoo vaak ontsieren, trachten af te leggen. Laten we wat minder aan ons zelve en wat meer aan anderen denken, want er zijn zoo veel menschen voor wie de lente niets is dan 'n holle klank, menschen die door smart of zorg ter neer gebogen, moedeloos in de loekomst staren, zonder hoop. O, indien we dezulken ontmoeten, laten we hen niet on verschillig voorbijgaan, maar trachten hen te helpen en te troosten, opdat hun geloof aan en vertrouwen op de toekomst weder herleven moge, en indien we eenzamen kennen die zulke da«*en in treurige herinnering doorleven, laten we niet verzuimen hen nu en dan een bewijs van vriendelijk aandenken op 't eenzame pad te leggen, opdat zij weten, dat ook voor hen deel nemende harten kloppen. Predikt niet elk jaar het Paaschfeest waaraan zoo droeve herinnerin gen voorafgaan, en het voorjaar dat zoo vaak, met al de guurheid van den winter beladen, tot ons komt, ons de leer dat de mensch het hoofd niet moet laten hangen, maar met nieuwe lust op de toekomst moet vertrouwen De schoone indrukken die wij in onze jeugd ontvingen, de frissciie lenteknopjes, toen in ons gemoed gelegd, die zoo vatbaar zijn om tot bloemen van liefde, vriendschap en waarheid te ontluiken, laten we trachten ze aan te kweeken, opdat ze nog tot bloei komen. Dat de natuur ons ook in dezen ten voorbeeld moge zijn. Zij wekke ons op en geve nieuwe kracht tot den strijd des levens, nieuw vertrouwen op de waar heid en den vooruitgang en op de heerlijke roeping van den mensch. De kommies 2e kl. bij 's Rijks directe belas tingen, enz. P. M. A. van den Brandt, is van Walsoorden naar St. Maartensdijk verplaatst. Den 26en Maart werd het 20 jaar, dat de oorlog aan den Sultan van Atjeh werd verklaard. Die oorlogsverklaring is dikwijls als een grief aan de liberale partij toegerekend, doch de regee ring had daar wel degelijk goede redenen voor. De Atjehneezen hebben zich steeds als en trou weloos volk gekenmerkt en ook de laatste jaren voor den oorlog zich voortdurend aan schending van het verdrag van 30 Maart 1857 schuldig Naar Tiet Engelsch. .leton'9 bevel aan den stuurman om naar n van Kingstown terug te keeren, bleek onuitvoerbaar te zijn. De golven slinger- ;t scheepje rechts en links en stroomden it dek, terwijl een rukwind het voorzeil den scheurde, en het vaartuig zoo sterk ooroverhellen dat het water door de ge- orten naar binnen drong. .ritte een kreet van schrik en drong zich tegen Middleton aan. Zij begon nu eens- )ok in te zien dat er gevaar kon zijn. ort te voren scheen de zon zoo vroolijk, lucht zoo helder en waren de zachtgroene met hunne donzige schuimkoppen zoo om te aanschouwen, dat Ida geen ik er aan gedacht had dat haar eenig kon dreigen. Maar nu gevoelde zij dat diezelfde prachtige zee verraderlijk en moorddadig kon zijn, en zij sidderde bij de gedachte aan het lot dat haar misschien te wachten stond. „Wees maar niet angstig, het zal nog wel gaan," zeide hij geruststellend en alsof hijzelf niet aan gevaar geloofde. Doch inderdaad was hij lang niet rustig gestemd, te meer daar de laatste stormvlaag ook het kompashuisje had wegge slingerd. Hij had dus geen middel om zijn koers te bepalen en kon zich alleen door den wind laten meesleepen, al verder en verder van de kust af. „Zijn wij in gevaar?" vroeg zij, en hare groote bruine oogen keken hem strak in het gezicht, doch stonden niet angstig- „Neen dat is te zeggen, op het oogen- blik niet," antwoordde hij. „Zijt gij bang?" „Waarom zou ik bang zijn, als gij zegt dat er geen gevaar is?" „Gij vertrouwt mij dus? Goddank dat ik dat mag hooren," riep hij uit en drukte haar de hand. Zij was eenigszins verwonderd over den em- stigen toon waarop hij sprak. Het was immers niet meer dan natuurlijk dat zij vertrouwen stelde in zulk een vriendelijk en voorkomend mensch, die tevens een vriend was van Prank? Het jacht werd telkens op hevige wijze door den stormwind heen en weer geschud. Nu eens werd het door de golven hoog opgenomen, dan weder zonk het plotseling in de diepte, terwijl een stortzee het geheele vaartuig doornat maakte. Niettegenstaande Middleton's verzekering dat er geen onmiddellijk gevaar was, was het toch duidelijk genoeg te zien aan de angstige gezichten van de bemanning en aan den ontredderden toe stand van het jacht, dat al was misschien het allerdreigendste gevaar voor een oogenblik ge weken, hun pleiziertochtje toch gansch anders liep dan zij zich bij het inschepen had voorgesteld. Ida bleef echter te midden van dit alles even moedig en hoopvol. Zij stelde een onbepaald ver trouwen in de deugdelijkheid van de Sandpiper en zijne bemanning, en bovenal in Middleton. Hij zag er zoo indrukwekkend uit in zijn grof zeemanshuis, terwijl zijne haren door den wind werden heen en weer bewogen, want zijn pet was al lang afgewaaid. Zooals hij daar stond, gaf de opgewondenheid van het oogenblik aan zijne gelaatstrekken zekere levendigheid, die in gewone tijden daarop werd gemist, en was het duidelijk zichtbaar dat al de manschappen door zijne Bovendien rust op ons gouvernement als op- perheerscher van den Oost-Indischcn Archipel de plicht, de veiligheid in die wateren te waar borgen en het kon dus de voortdurende zee- rooverijen der Atjehneezen niet ongestraft aanzien. Alle aanmaningen bij den Sultan om dien zeeroof te straffen en te beletten bleven vruchte loos, zij stuitte af op den onwil en de volslagen onverschilligheid van de bestuurders van Atjeh en op hun machteloosheid om in de onderhoo- righeden van hun rijk de rust te handhaven. De Nederlandsche Regeering kon dien hoon niet langer ongestraft laten vn moest ook tegen over de andere Oost-Indisché rijken zijn prestige bewaren. Daarom volgde na herhaalde waarschuwingen, die met toerusting tot den oorlog beantwoord werden, de oorlogsverklaring van onze zijde. Die oorlog heeft ons reeds 250 millioen en duizenden soldaten gekost, zonder dat wij nog veel gevorderd zijn en zonder dat het einde nog te voorzien is. Doch dit neemt niet weg, dat houding werden aangevuurd om hun uiterste best te doen en trouw hun plicht te volbrengen. En inderdaad was het noodig dat iedereen op zijn post was. Daarom was het voor Ida een pijnlijke gedachte dat zij niemand kon helpen of zelve iets doen om het gevaar te keeren. Zij keek droevig neer op hare fijne handjes en wist niets anders te doen dan zich zoo dicht mogelijk tegen de verschansing aan te dringen om staande te blijven. Elk oogenblik kwam Middleton even bij haar om haar met een paar woorden of met een glim lach wat op te beuren. Hij verzocht haar dringend om toch naar de kajuit te gaan, maar zeker niet dringend genoeg, want aan een stellig bevel zou zij ongetwijfeld hebben gehoor gegeven. Nu echter zeide zij „Laat mij liever hier blijven. Ik zou het niet kunnen uithouden, alleen in die donkere kajuit, niets te zien en niets te hooren. Laat mij blijven waar gij zijt, dan gevoel ik mij veel rustiger." Hij glimlachte, omdat hij zich door deze ver zekering gevleid voelde. Natuurlijk bedacht Ida in de verste verte niet welke uitlegging hij voor zichzelven aan hare woorden gaf.

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1893 | | pagina 1