,rdi
N°. 39.3.
Zaterdag 21 Januari.
1893.
Ie;
IFL!
•oi
1-
EN
J. ÏÏI. C. POT,
Publicatie n.
FEUILLETON.
ïne vrouw aan boord.
Halfgeleerde».
arij
i.
lenjfl
1
sta;
•u cc
de;;f
olie.
dé
sona
pet
iuniV
va Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
2<?sl Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan
u Fhet bureau te Tholen of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
UITGEVER:
Tholen.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechte
2 maal in rekening gebracht.
IERZIENING DER KIEZERSLIJSTEN.
rrpe Voorzitter van den Raad der gemeente Tholen
Uiilezien art. 7 der wet van 4 Juli 1850 (Staatsblad
37), regelende het kiesrecht, zooals dit artikel
evrijzigd bij de additioneele artikelen der Grondwet;
t ojloodigt de mannelijke inwoners dezer gemeente
jht ora, zoo zij in eene andere gemeente over het
lie stverloopen dienstjaar zijn aangeslagen:
5n f\ de PERSONEELE BELASTING (dienstjaar
il/92.i naar eene hoogere huurwaarde, dan die
'ds'k® volgens art. 1 letter a en b der wet van 24
ko?rii 1843 (Staatsblad No. 15) aanspraak geeft op
iDgmindering tot lls of 3 'gedeelten der belasting
r de drie eerste grondslagen bf
de GRONDBELASTING (dienstjaar 1892) in
l?' '3 andere gemeente of in meer gemeenten te zamen
r een bedrag van ten minste tien gulden, (hoofd-
1 en Rijks-opcenlen);
lrvan door overlegging der voor voldaan geteekende
I plagbiljetten vóór 15 Februari a.s. ter secretarie
gemeente te doen blijken.
)e man wordt in de grondbelasting geacht te
tien den aanslag zijner vrouwde vader dien
er minderjarige kinderen, wegens de goederen,
iirvan hij het vruchtgenot heeft.
0IjTerder worden de mannelijke inwoners dezer
'leente, die mede-eigenaren zijn in onverdeelde onroe-
ichtde goederen, doch wier namen niet bij den aanslag in
ind, kohier der grondbelasting zijn vermeld, uiige-
bodigd om, wanneer hun aandeel in dien aanslag
jn<7f minste tien gulden bedraagt, daarvan vóór 15
l1(jDJjpari a.s. aangifte te doen ter secretarie dezer
leente, onder overlegging van het aanslagbiljet of
authentiek afschrift daarvan, eene opgaaf van het
rag van het aandeel in den aanslag en dc be
ien betrekkelijk het gemeenschappelijk bezit.J
overgelegde bewijsstukken worden na de vast-
Rottl Ing der kiezerslijsten aan belanghebbenden terug-
-en fcven.
?ot gelijke aangifte vóór 15 Februari a.s., worden
_;enoodigd de mannelijke inwoners dezer gemeente,
op grond van art. 1 lett. C. der gewijzigde kies-
Afll aanspraak meenen te kunnen maken om op de
fttelterslijsten te worden geplaatst. Volgens voormeld
q 1 lett. C. zijn kiesbevoegd 0. a. de meerderjarige
•tuielijke ingezetenen, tevens Nederlanders, die,
Uit het Buitsch
VAN
HEINRICH BaCKER.
„Wacht eens, Ralf, je zult nog wat beleven;
cht maar, tot morgen het teslament voorge-
0j»pn wordt we zullen er alle twee bij zijn;
hebben er ons bij uitgenood igd misschien
je verbaasd staan kijken eu een zeker iemand
Je was er toch bij, toen de „oude" de halve
en de juffrouw aan dien schelm van een
.,-$en beloofd heeft! Niet waar? Ja! Ho
J)t|ra°rgen zullen je oogen wel opengaan!"
e praat, alsof je wat wist!"
k weet, wat ik weet! Ik kende toch onzen
te goed en zijne gezindheid ook; hij heeft
enigtnaal toevertrouwd, wat hij op 't hart
Ik zeg je, ga morgen vroeg naar de
hetzij hoofden van gezinnen of alleen wonende per
sonen zijnde, van den inwonenden eigenaar of eersten
huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte
van een woonhuis, waarvan de huurwaarde voor de
Personeele Belasting ten minste op het dubbele gesteld
is van het laagste in de gemeente voor den vollen
aanslag vereischte bedrag, gedurende negen maanden,
voorafgaande aan den 15den Februari a.s. en alzoo
van den 15den Mei des vorigen jnars af, een en
hetzelfde gedeelte in huur hebben gehad en bewoond,
waarvoor geen afzonderlijke aanslag in de personeele
belastiug geschiedt, maar waarvan de jaarlijksche
huurwaarde, ongestoffeerd, in verhouding tot do be
lastbare huurwaarde van het woonhuis of afgezonderd
gedeelte van het woonhuis geschat, een bedrag be
reikt, hooger dan dat hetwelk aanspraak geeft op
vermindering tot '/s of gedeelten der belasting
naar de drie eerste grondslagen.
De bovenbedoelde aangiften moeten geschieden
volgens de modellen, waarvan ter secretarie dezer
gemeente kosteloos exemplaren verkrijgbaar zijn.
Tholen, den 21 Januari 1893.
De Voorzitter van den Gemeenteraad voornoemd,
C. J. DE V. VAN NOORDEN.
Ongelukkig zijn de menschen, die zich aan
gewend hebben te leven boven hun stand, maar
grooter nog is de ellende dergenen, die onder
wijs genoten hebben boven hun vermogens.
Wij vinden aanleiding tot die opmerking in
den aandrang, die bij het afdeelingsonderzoek
van Hoofdstuk V der Staatsbegrooting gebezigd
werd, om de voorwaarden gemakkelijker te maken
voor de kostelooze toelating van leerlingen op
de Rijks Hoogere Burgerscholen. Uit den eisch,
dat de aspiranten door aanleg moeten uitmunten,
leidde men af, dat die toelating als eene gunst
werd beschouwd. Terwijl sommigen het gewone
toelatings-examen voldoende achtten, wilden
anderen „dat er plaats moet zijn of gemaakt
worden voor allen, die het onderwijs wenschten
te volgen."
Nu zouden wij ons met dat stelsel best kunnen
juffrouw
„Wie weet, of zij wel van mij houdt."
„Geloof je, dat zij van mij houdt? Meen je,
dat ze tusschenbeide gekomen zou zijn, als die
schelm van een Petersen zijn pistool op mij ge
richt had? 'tMocht wat! Ga er morgen vroeg
heen, zeg ik je!"
„Wel, ik zou het werkelijk willen beproeven."
„Ja, ja, doe het maar
„Maar als
„Geen maar en geen als, je gaatNiet waar
„Ja, ik ga."
En Ralf ging. In zijne beste kleeding, met
een ruikertje frissche bloemen, zoo mooi als zijn
noordsch klimaat ze voortbracht, in de hand,
klopte hij aan Fina's kamer, die hem blozend
tot binnentreden uitnoodigde. Tot hiertoe had
zijn moed hem niet begeven, maar nu hij tegen
over het blozende meisje stond, kon hij slechts
enkele onverstaanbare woorden stamelen.
Hij ging in den ouderwetschen leuningstoel
zitten, dien Fina hem aanbood, maar durfde
nauwelijks op fe zien. Fina's verlegenheid was
niet minder dan de zijne, want zij meende het
doel van zijn bezoek heden te raden. Dat hij
vereenigen als het ten nutte strekte der belang
hebbende personen. Maar wij zijn het integendeel
geheel eens met het antwoord, dat in de af-
deelingen op deze. opmerking is gemaakt: „dat
het van zelf sprak, de kostelooze toelating van
leerlingen op de Hoogere Burgerscholen van
hun aanleg afhankelijk te maken. Die kostelooze
toelating welke in het stelsel der eerstbe
doelde leden ook bij het Hooger Onderwijs moest
gelden diende uitzondering te blijven, aller
eerst in het belang der leerlingen zelf, die bij
gebreke aan bijzonderen aanleg, slechts het ge
leerde proletariaat zouden versterken. Lager
Onderwijs behoort een ieder te genieten, maar
van Middelbaar- en Hooger Onderwijs kan dit
niet gezegd worden.
Nu zij vóór alle dingen en ter voorkoming
van alle misverstand opgemerkt, dat ook naar
onze meening onder de onbemiddelde jongelieden
er zeer velen aangetroffen kunnen worden, die
bij behoorlijke opleiding den hoogstcn graad van
ontwikkeling kunnen bereiken, én dat wij er sterk
voor zijn, hun de gelegenheid tot het bekomen
dier opleiding zoo gemakkelijk mogelijk te maken.
En omgekeerddat onder degenen, wien de
middeleu tot het bekomen eener volledige op
leiding niet ontbreken, er zeer velen zijn, die de
gaven misten om daarvan behoorlijk partij te
trekken. En nu is het niet alleen voor de onbe
middelden, maar ook voor de zeer bemiddelen
verkeerd, onderwijs te ontvangen boven hetgeen
zij verwerken kunnen.
Zie, daar is ook in de wereld der geleerden,
evenals in de wereld dergenen, die kundigheden
meer van practischen aard hebben opgedaan,
plaats voor alle bekwamen, voor allen, die kennen,
wat ze geleerd hebben.
Maar He wereld is vol van menschen, die
wel veel geleerd hebben, dat iswien men ge
tracht heeft veel te leeren, maar die van dat
alles niets of zeer weinig in zich opgenomen
hebben. Zij zijn, zooals ons volk het in zijn
teekeuachtige spreekwoordentaal uitdrukt, te
groot voor een servet en te klein voor een tafel-
haar liefhad, wist zij reeds lang; zou hij zich
heden verklaren Fina herkreeg het eerst hare
onbevangenheid. Zij ging naar den grooten glazen
kast, die in een' hoek der kamer stond en schonk
een glas in van den ouden wijn, dien haar vader
steeds voor bijzondere gelegenheden bi waarde,
en bood het haren gast aan.
„Drink eens, Ralf en vertel mij eens, hoe
het je gaat."
Ralfs gelaat werd beurtelings bleek en rood
bij zijn' voornaam had ze hem nog nooit genoemd.
Hij nam het aangeboden glas, bracht het met
bevende hand aan de lippen en ledigde het in
een teug.
„Geef maar hier, ik zal je nog eens inschenken."
„Ach, juffrouw Fina, ik dank je wel, ik zou
ten slotte te veel gebruiken."
„Te veel, Ralf. Je zult toch wel meer dan
één glas wijn verdragen kunnen?"
„O, ja wel, juffrouw, maar ik ben hier ge
komen, om
„Nu, brave Ralf?"
Ralf was als geëlektriseerd, hoezeer hij zijn
best deed, er kwam geen woord over zijne lippen.
In zenuwachtige haast draaide en plukte hij aan
laken. Er is in hun geest van het geleerde te
veel blijven hangen van wat hun ingeprent is,
om zich in den bescheiden kring, waarin ze te
huis zouden behooren, gelukkig te gevoelen, te
weinig echter ora op hun plaats te zijn daar,
waar behoorlijk ontwikkelden van gelijke op
leiding zich bevinden.
Wij hebben hier vooral het oog op eene eigen
aardige richting bij den kleinen neringdoenden
en nijveren stand. De zoon van een ambachtsman,
die wat meer geleerd heeft op de lagere school,
dan zijn vader, en door het ontwikkelend onder
wijs van onzen tijd wat vlugger van geest is en
ook meerdere kennis aan den dag legt, wordt
aldra door zijne omgeving te goed geacht voor
den werkkring zijns vaders. Te goed! Lieve
hemel, alsof niet een goed ambachtsman een
veel gelukkiger lot liadde dan de duizenden
dergenen, die „hooger op" gegaan zijn. Waarin
bestaat dat „hooger" op gaan. Ze leeren iets
meer dan het gewoon lager onderwijs hun geeft,
zij vermeerderen dan het legio dergenen, die
„als mijnheer" op hun kantoor gaan, op be
trekkingen azen van f400, f500, f600 en in
dien stand en in die omgeving fatsoenlijke ar
moede lijden, de ergste, die er bestaat, omdat
zij met een schijntje van knapheid moet zijn
omgeven. Men kan niet wonen, waar men wil,
niet gekleed gaan, zooals men wil, men moet,
voor zijn fatsoen, aan deze en gene dingen deel
nemen, lid zijn hier, lid zijn daar, en blijft met
dat al een „mijnheer," die met spottend mede
lijden of met minachtende beleefdheid bejegend
wordt, en zich diep ongelukkig gevoelt, omdat
hij hooger eischen heeft leeren stellen aan het
leven en minder middelen bezit om in zijn be
hoeften te voorzien, dan de ambachtsman, die
bekwaam en in zijn omgeving op zijn plaats is.
E11 het is geen weelde, dat hij, die een hand-
wprk leeren zal, wat vlug van geest is en eenige
kundigheden heeft opgedaan. Integendeel: dat
komt hem uitmuntend te stade en is voor hem
een middel om in zijn vak vooruit te komen.
He zoon van een timmerman, die meer geleerd
het ruikertje in zij 11 hand, en Fina zag zich
gedwongen, hem wederom te hulp te komen.
„Je hebt daar mooie bloemen; ik wist niet,
dat je een vriend van bloemen was."
„Ja ja dat ben ik, juffrouw Fina.
Maar, als u gaarne bloemen hebt, dan zou ik u
verzoeken willen, deze van mij aan te nemen."
Zij nam het ruikertje aan, bedankte hem heel
vriendelijk en weder stokte het gesprek. Einde
lijk schepte Ralf moed.
„Juffrouw Atterson, ik ben gekomen, om u
iets te verzoeken."
„Het is u bij voorbaat toegestaan, mijnheer
Suren. Maar waarom zoo deftig? Ge hebt u een'
trouwen vriend van mij getoond, ik heb daarom
de vrijheid genomen, u bij uw voornaam aan te
sprekendoet U dat ook
„Dank u, dank u zeer voor dat woord, juf
frouw-Fina. Maar met het vooruit toestaan
als u er later maar geen spijt van hebt.
„Neen, beste Ralf, u kunt van mij verlangen
wat u wilt; als ik het geven kan, bezit u het reeds."
„Juffr 'uw Fina, u hebt een stuurman noodig"
„Ralf!"
„Versta mij goed, juffrouw Fina! IJ hebt een