1F De ontdekking van Amerika «INNEN LAND. Van onze berichtgevers. 1492—1892. Gelijk de meesten onzer lezers weten zullen, viert Amerika dit jaar zijn vierde eeuwfeest. Evenals alles, wat zich in Amerika door groot- sche opvattingen en kolossale verhoudingen ken merkt, zal ook de herinnering aan de eerste grondvestiging van zijn bestaan, zal ook de viering van dat eeuwfeest reusachtig, echt Amerikaansch zijn. Wie onzer kent niet den naam van Christofo- rus Columbus, of, zooals hij zich zelf noemde en teckcnde: Christobal Colon, den ontdekker der nieuwe wereld Wie herinnert zich daarbij niet de welbekende sage van „Columbus en het ei? Reeds op de schoolbanken braent het verhaal van den koenen zeevaarder Columbus menigen knaap in vervoering, die met aandacht luisterde naar de wetenswaardige levensgeschiedenis van dien vermaarden wereld-omzeiler. Op de eer van zijne geboorteplaats hebben wel tien stedeu van Italië aanspraak gemaakt, niettegenstaande Columbus zelf in zijn testament tweemalen getuigt: dat hij in Genua geboren is. Volgens een ouden stamboom, moet hij de zoon van een edelman, Domenico Colombo (gest. 1457), volgens Genueensche tijdgenooten en Anno listen, die van een wolwever gi weest zijn. Over zijn geboortejaar is veel gestreden; aller waarschijnlijkst moet echter het jaar 1446 als zoodanig worden aangemerkt. Volgens gedane nasporingen schijnt hij aanvankelijk het handwerk van zijn vader, de wol weverij uitgeoefend en tusschenbeide ook kleine zeereizen ondernomen Ie hebben. Daar hij reeds op zijn 14e jaar ter zee ging, is het niet aan te nemen, dat hij de Hooge- school te Pavia zou bezocht hebben, gelijk sommigen dit willen. Zijne eerste reizen voerden hem naar de Levant en Engeland. Van Engeland ging hij naar Por tugal, mankte in 1482 een reis naar Guinea (St. George del Mina) huwde, in Lissabon de dochter van een Italiaansch edelman, die eveneens als zeeman had uitgemunt, en trok met haar naar het eiland Porto Santo, op het landgoed van haren vader, waar hij diens op het zeewezen betrekking hebbende kaarten en nagelaten ge schriften leerde kennen, en uit deze de eerste duistere berichten van eilanden en landen in de westelijke zee ontving. Hier vernam hij van eenige zeelieden, die meermalen de zeeën aan gene zijde van Madera en de Azoren bevaren hadden, vele bijzonderheden over de nabijheid der westelijke kusten. Een gesneden stuk hout, stammen van vreemdsoortige dennen, kolossaal bamboes, twee lijken van een onbekend menschenras waren van het Westen komen aandrijven. Dit alles ver sterkte liet al-oude gevoelen van Aristoteles, Seneca en Plinius, die eenmaal beweerden, dat men van Cadix uit, binnen weinige dagen naar Indië kon reizen, alsmede de berichten van Marco Polo en Mandeville, welke de van Ptolemaeus als de oostelijkste aangegeven streken verre over schreden hadden. Op die wijze rijpte in Columbus het denk beeld aan de mogelijkheid om een anderen weg, dan die om de zuidhoek van Afrika naar Japan en China, de fabelachtige landen van het Oosten op te sporen, eene gedachte, die wel is waar anderen voor hem, inzonderheid de Italiaan Torxanelli gekoesterd en uilgesproken hadden. Waarschijnlijk trad Columbus in het jaar 1483 het eerst met zijn plan voor den dag. Hij wendde zieh tot den ondernemenden Koning Johau II van Portugal, wien hij in eene audiëntie zijn plan ontwikkelde. De Koning vroeg daarover het gevoelen eener geleerde commissie, welke echter het geheele project voor een ij del spel der ver- beeldiug verklaarde. Slechts de Duitscher Mar tin us Behaim, die zich destijds te Lissabon be vond, viel den ontwerper bij. Toen kort daarop de vrouw vau Columbus stierf, verliet hij in 1484 Portugal voor altijd, en begaf zich naar Spanje, stramme beenen te wagen in de wisselvallige bochten van het springtouw. Al laat de ondeugd zich op haar zeventien jaren heel wat voorstaan en al zal zij soms het huis houden op Aanslag waarnemen met de bedaarde gratie eener oudste dame, zij is tóch nog zoo kinderlijk en speelsch, zoo gansch en al natuur, dat zij Hannes meehelpt peren plukken en daarbij den lust niet weerstaan kan om evenals hij in den boom te klimmen. Een van hare bijzondere liefhebberijen is, le snuffelen in het kamertje, waar de boeken en papieren van den burgemeester geborgen worden, en er bestaat veel reden tot de onderstelling, dat eene verzameling romans uit den tijd, toen de burgemeester als student meer dacht aan pret- maken en lichte lecteur, dan aan de studie der antiquiteiten, tot die snuflëlzucht aanleiding gaf. Op zekeren regenachtigen dag is zij stil naar boven gegaan, terwijl de burgemeester ouder gewoonte zijn middagtukje pakt, en heeft zij zich opgesloten in liet boekenkamertje. Sinds een uur heeft zij ingespannen gelezen in oen liefdeshistorie, cu die ten einde gebracht, waar hij aanvankelijk geen gunstig onthaal vond. Eerst nadat hij den 2U Jan. 1486 eene audiën tie bij Koningin Isabella verkregen had, en in het Koninklijk gevolg was opgenomen geworden, werd zijn plan bij de Universiteit te Salamanca aan een onderzoek onderworpen. Daar was er slechts cén, die zich met het stout ontwerp kon vercenigen, en Columbus werd tot een gunstiger tijdstip, na het einde van den oorlog tegen Granada, afgescheept. In 1491 besloot hij eindelijk het land te verlaten, waar hij sedert 7 jaar, zooveel moeite en verdiet ondervonden had, om Frankrijk op te zoeken. Op zijn weg naar Huelva, waar hij zich in schepen wilde, kwam hij met zijn zoon Diëgo aan de hand tot het klooster La Rabida, aan de zee, waar hij van hartzeer gekweld en door honger uitgeput, voor zich en zijn zoontje brood en water vroeg. De monnik Juan Perez de Marchena, biechtvader der Koningin, in vereeni- giug met Dr. Garcia Ileinander, die hem een gunstig gehoor verleenden, bewerkten bij de Koningin, dat hij drie schepen zou verkrijgen en aan liet Hof teruggeroepen werd. Met de ver overing van Granada in 1492 viel nu ook de laatste Moorsche stad en de weg scheen nu voor Columbus gebaand. Maar nieuwe moeilijkheden ontstonden door de ongemeen hooge eischen, welke hij voor het geval van het slagen voor zich en zijne nakomelingen bedong, nl. verheffing in den adelstand; de waardigheid van een Atlantischen admiraal, met het genot van alle voorrechten der Admiranteu van Castilië; macht en titel van een vice-kouing in de ontdekte landen, met het recht voor alle ambten der te benoemen hooge ambtenaren, drie candidaten voor te dragen; de tienden der kroon, inkomsten uit de ontdekkingeneindelijk desverkiezende */8 aandeel aan het, der Kioon toekomende handels-monopolie. Toen men hierop niet wilde ingaan, nam Columbus het besluit, om over Cordova naar Frankrijk te gaan, waar men hem naar hij beweerde schitterende beloften en toezeggingen gedaan had. Maar door den kardinaal Mendoza en den schatmeester Sant Angel overreed, zond de Konin gin hem een ijlbode na, die hem nog vóór Santa Fé inhaalde. De capitulatie met de Kroon, werd den 17n April onderteekend en reeds 23 Mei bevond Columbus zich in Palos. Hier werden binnen 10 dagen, twee caravellen uitgerust; een derde klein vaartuig moest gehuurd worden. Den 3n Aug. 1492 zeilde Columbus van Palos af. Het grootste der drie schepen, de Santa Maria, 't welk met een verdek voorzien was, werd het Admiraalschip, de beide andere, Pinta en Ninja, hadden slechts aan het voor- en achterdeel ver hoogde verdekken, en stonden onder bevel van de gebroeders Pinzou. Columbus nam zijn loop in Z.-W. richting naar de Canarische eilanden, om westwaarts over Antilia en Zipanga naar lndië te zeilen. Eene beschadiging van het roer der Pinta, hield hem 4 weken in de haven van Gomera op, en eerst 6 Sept. kon de vaart soort- gezet worden. Den 7 October, toen verschillende teekenen op de nabijheid van land wezen, beval hij in eene iets Zuid-Westelijke richting koers te zetten. Op 11 Oet. 's avonds lü uur zag Colum bus in de verte telkens een licht te voorschijn komen en weer verdwijnen, en omstreeks 2 uur 's nachts gaf een kanonschot van de Pinta het afgesproken teeken van outdekt land, 't welk van een matroos het eerst gezien was. Toen de zou den 12n October 1492 uit de kimmen op rees, stond Columbus vlak voor de nieuwe wereld. Hij nam van het eiland, 't welk hij San Salva- dore noemde, in naam der Spaansche regeering plechtig bezit, en liet zich hierop als admiraal en vice-kouing den eed van trouw en gehoor zaamheid afleggen. De bruine eilanders drongen zich angstvallig rondom de vreemde mannen. Columbus deelde geschenken onder hen uit, en spoedig opende zich een winstgevende ruilhandel, aangezien men hier en daar gouden neus-sieraden bemerkte. Op de vraag vanwaar dit goud kwam, met eene outknooping, die tot haar hoog ge spannen verwachting en niet geringe voldoening in orde kwam door een dolkstoot in de borst van den hoofdman, toegebracht door den broeder eener geschaakte Corsikaausche. Op eens vindt zij, het tijdschrift verder doorblarende, een brief. Volgens den poststempel moet die brief al meer dan dertig jaren oud zijn, en het adres bewijst dit ook, want dat luidt nog aan haar oom als student. De opengescheurde enveloppe, het geheim zinnige van de vondst en eene onbedwingbare nieuwsgierigheid, alles spant samen om het kleine gemoedsbezwaar, dat zij tegen de inzage van het blijkbaar vergeten geschrift voelt, te overstemmen. Met zekere agitatie neemt zij het papier uit het couvert, dat onder het open vouwen al dade lijk blijkt beschreven te zijn door eene vrouwen hand. Het is dat fijne, onregelmatige, lichte handschrift, 't welk zoo duidelijk zijn oorsprong verraadt. Met ingehouden adem leest zij den brief, die, geheel haar wezen verraadt het, meer dan enkel haar nieuwsgierigheid houdt geboeid. Als zij den brief gelezen heeft, keert ze het wezen de Indianen naar het Zuid-Oosten, waar een onnoemelijk rijke Koning woonde. Op de verdere vaart naar dit goudland, ontdekte Colum bus behalve meerdere kleine eilanden, Cuba en Haïti, welk laatste hij, daar de dieren- en planten wereld lévendig aan Zuid-Spanje herinnerde, Hispaniola noemde. Zijne reis van Lissabon naar Barcelona was een ware triomftocht en evenzoo schitterend de ontvangst, die hem dddr wachtte en geen wonder dan ook, want den man, die eenmaal bijna voor krankzinnig verklaard werd, bewees men nu een schier afgodische eer, nu het gebieken was, dat hij juist door zijne wijsheid en zijn helder ver stand den eernaam van ontdekker van de nieuwe wereld verworven had. Dinsdag 11. werd de zitting der Staten-Generaal op de gewone wijze geopend. De troonrede, door II. M. de Koningin-Regentes bij die gelegenheid uitgesproken, was zoo kort, als vooral degenen, die de waarde van dit staatsstuk niet hoog aan slaan, wenschen kunnen. Nieuws bevatte zij zeer weinig, gelijk te wachten was, omdat het werk program van het ministerie tamelijk bekend is. Verscheidene wetten worden aangekondigd en in het vooruitzicht gesteld, bijv. een nieuwe kieswet, eene beroeps- en bedrijfs- en eene verbeterde grondbelasting, eene wet tot organisatie der land macht en versterking van het materieel der zee macht, en voorts wetten, niet bij name genoemd, tot uitvoering der grondwet en tot verbetering van 's lands weerbaarheid en der maatschappelijke toestanden. Voor Indië komen aan de orde: het leger, de financiën, de koffiecultuur, onderwijs en mijnwezen. Het ontbreken van eene wet op den leerplicht zal velen tegen en nog meerderen opvallen, doch misschien is zij ingesloten bij „verbetering der maatschappelijke toestanden." De Dinsdag in de Troonrede aangekondigde nieuwe kieswet is reeds ingediend. Zij regelt niet de verkiezing voor den gemeenteraad. Deze wordt aan de gemeentebesturen overgelaten. De wet is drievoudig, nam. le tot regeling der kiesbevoegdheid voor de Eerste en Tw. Kamer en de Prov. Staten, 2e tot regeling der uitoefening van het kiesrecht en 3e tot regeling van de benoe ming en aftreding van de leden der Eerste en Tweede Kamer. Zie hier enkele bepalingen uit deze wetten: De grondwet eischt van de kiezers eenige ken- teekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand. De geschiktheid bestaat in behoorlijk schrijven en lezeu, welke blijken moet uit een eigenhandig geschreven verzoek om op de kiezerslijst geplaatst te worden. De welstand moet blijken uit het vermogen om in zijn eigen onderhoud en dat van zijn gezin te voorzien. Uitgesloten zijn dus allen, die be deeld worden. Verder die hun belasting niet be taald hebben, die het beheer over hun goed hebben verloren, enz. Het aantal kiezers wordt geschat op 800.000 of 74 percent der meerderjarige mannelijke Nederlanders. Bij de uitoefening van het kiesrecht wordt liet couloirstelsel ingevoerd (het woord couloir be- teekent o.a. zift.) De kiezers kunnen nam. bij den Burgem. opgaven van candidaten inleveren, mits die door minstens 50 kiezers onderteekend zijn en de verklaring bevatten, dat de candidaat zich beschikbaar stelt. Deze caudidaatstellingen worden openbaar gemaakt en de candidaten op de lijst doorgenummerd. Hunne namen worden op de stembriefjes afgedrukt, zoodat de kiezer de mannen zijner keuze kan aanduiden. De stemming heeft plaats op het stembureau van 8 tot 5 uur, de opening der stembus dadelijk nadut het proces verbaal is opgemaakt. De kiesdistricten ondergaan weinig wijziging, behalve deze ééne belangrijke, dat de 5 groote steden gesplitst worden. papier nog eens om in de kleine vingers, leest hier en daar enkele regels opnieuw, tuurt scherp naar de plaats waar het schrift zoo goed als on leesbaar is geworden, bekijkt het adres en den poststempel nog eens, schudt het belangwekkende kopje en zegt halfluid, alsof ze op een naam peinst„M. B In gedachten verzonken zit zij zoo nog een oogen- blik terwijl er om het vast gesloten mondje meer ernst is op te merken dan gewoonlijk, tot zij opspringt, naar de enveloppe grijpt en den brief nadenkend dichtvouwt. Vervolgens bergt zij hem langzaam in het papier, waarin hij zoovele jaren is besloten geweest. Nu legt zij hem weer zorgvuldig in het boek waarin zij hem gevonden heeft en, terwijl ze op een stoel klimt om het oude boekdeel op zijn plaats te schuiven, mompelt ze „arme, lieve oom V' Dien middag ging de vroolijke wildzang in eene gansch andere stemming het boekenkamertje uit, dan zij er was binnengetreden. Wordt vervolgd). Naar wij vernemen is door de Anti- kiesvereeniging voor Tholen en St. Philipsla candidaat gesteld voor lid der Prov. State heer G. Bolier, aannemer te Scherpenisse. Men schrijft ons uit lerseke: Ik wensch de aandacht te vestigen op zaak, die dezer dagen, meer nog dan a rau belang is. Er zijn bakkers in deze gemeente, dit brood bereiden met water uit welputten. deze wellen in zuiveren grond gegraven, daarin geen water kan verwacht worden, da de grond opwelt, dan behoort het in Zeelar tot de zeldzaamheden, dat dit goed drii is, doch in de meeste gevallen is het we ondrinkbaar, en dus ongeschikt voor de bei van brood. Maar nu gebeurt het bovendien meen da* bakkers in de nabijheid van hunne v hetzij van zichzelven, hetzij van hunne varkenshokken, mestputten of vuile stin slooten hebben. Een gedeelte van de ur ander stinkend water, dat met het heme in den grond dringt, zal toch zeker zijn i vinden in de wellen, en zoo zal liet wate die wellen geput, ongetwijfeld met onreine bezwangerd zijn, waarbij zich zeer licht stoffen kunnen bevinden. Het behoeft wel geen betoog, dat voorn welwater ten eenen male ondienstig is t< bereiden van brood. Want al bestaat de lijkheid, dat levende organismen, zooals ba microben en hoe die microscopische wez verder mogen heelen, door de warmte vai oven gedood worden, ja, al ware dit zelfs schijnlijk, zoo verbiedt toch de voorzichtii vooral in tijden van epidemieën, met smets bezwangerd water te gebruiken voor de bert van een spijs, die dagelijks door alle men in betrekkelijk groote hoeveelheid gem wordt; om van verdere onreinheden maa te spreken. POSTERIJEN. Met ingang van 1 Oct. a.s. wordt de der posten aldus geregeld Vertrek van lerseke: vin. 6 u. (6 u. 20 m.), nm. 1 u. 35 (1 m.) en 4 u. 15 m. (4 u. 35 m.) Aankomst te lerseke: vm. 8 u. 10 m. (8 u. 30 m.), nam. 2 u. (3 u. 15 m.) en 5 u. 45 m. (6 u. 5 ra.) N.B. De getallen tusschen haakjes du den gewonen of Amsterdamscken tijd aai andere den Green wich- of spoortijd. Deze wijziging zal dit voordeel hebben een groot gedeelte van de correspondentie, d met de middagpost komt, met 1 Oct. reed morgens arriveert. De bode wacht dan, na de uit de richting VlissingenRoosendaal on1 gen te hebben, de komst af van den trein t tegenovergestelde richting, die de correspond afgeeft, welke anders te Roosendaal verschei uren bleef liggen. IERSEKE. Heden (Donderdag) woedde c Biezelinge een hevigen brand, die hier zeer zichtbaar was. Er moet eene gansche boerenhi afgebrand zijn en eenige stapels graan. De bi zou ontstaan zijn door het broeien van hoo 1 OESTERS. De handel in aangeslagen pannen is tot ht i nog hoogst onbeduidend, hetwelk daaraan eb toegeschreven worden, dat nog blijken moet, o in Augustus nagekomen aanslag levensvatl: heid bezit. Enkele kleine partijen zijn uit hand afgedaan; bij publieke veiling werd verh Vrijdag een partijtje verhandeld tegen f21 plus 10 °/0. De afname van leverbare oesters is ook gering: de handel wordt belemmerd door hitte en de cholera. De prijzen zijn hoog: tot 110 gld. voor le soort; 2e soort wordt verhandeld. In zaaioesters nog steeds weinig vertier. moedelijk wacht men de verpachting van October af, die eerst op 19 Sept. was aai kondigd. Dit uitstel kwam velen ongelegen werd vooral door de zaad kweekers zeer betrei De planting van Fransch zaaigoed op banken bij Herkingen heeft ook dit jaar w slecbte resultaten opgeleverd. STAVENISSE. In de heden alhier gehoui vergadering van de leden der Liberale Kiest eeniging te Stavenisse is met algemeene stemi geproclameerd tot candidaat voor Lid der I vinciale Staten (vacature wijlen Mr. T. A. WagJ de heer Jhr. Mr. E. A. O. DE CASEMBRCK thans Subst.-Griffier te Middelburg. Na afdoen van eenige huishoudelijke zaken werd den Lei de mededeeling gedaan, dat de vereeniging a genomen is als afdeling van de „Liberale Un te Amsterdam. Met het schoolverzuim alhier is het jaar vreeselijk gesteld. Nog geen enkel jaar het zoo erg, als het nu is. Had men vroe altijd veel verzuim alleen in de hoogste klass

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1892 | | pagina 2